Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdStefanie de Veer Laatst gewijzigd meer dan 5 jaar geleden
1
Op wie vertrouw je in moeilijke tijden?
2
1900 v. Chr. Abraham 1000 v. Chr. David 930 v. Chr
1900 v. Chr. Abraham 1000 v. Chr. David 930 v. Chr. Splitsing Noord- en Zuid-Israël (Juda) 722 v. Chr. Ondergang Noord-Israël 586 v. Chr. Ballingschap Zuid-Israël (Juda) 734 v.Chr. - Achaz 701 v.Chr. - Hizkia
3
Achaz 734 voor Chr.
4
28 Achaz was twintig jaar oud toen hij koning werd
28 Achaz was twintig jaar oud toen hij koning werd. Zestien jaar regeerde hij in Jeruzalem. Hij deed niet wat goed is in de ogen van de HEER, zoals zijn voorvader David, maar volgde het voorbeeld van de koningen van Israël. Hij ging zelfs zo ver dat hij godenbeelden maakte voor de Baäls. Ook ontstak hij offers in het Hinnomdal en verbrandde hij zijn zonen als offer volgens het gruwelijke gebruik van de volken die de HEER voor de Israëlieten had verdreven. Hij bracht offers en brandde wierook op de offerplaatsen, op de heuvels en onder elke bladerrijke boom (2 Kronieken 28:1-4)
5
In de tijd dat Achaz, de zoon van Jotam, de zoon van Uzzia, regeerde over Juda, trok koning Resin van Aram samen met koning Pekach van Israël, de zoon van Remaljahu, op naar Jeruzalem. Hij belegerde de stad, maar slaagde er niet in haar in te nemen. Toen het koningshuis van David het bericht kreeg dat Aram en Efraïm de krachten gebundeld hadden, sloeg de koning en zijn volk de schrik om het hart, en zij beefden als bomen in de storm. (Jesaja 7:1-2)
6
Achaz 734 voor Chr.
7
3Toen zei de HEER tegen Jesaja: ‘Ga samen met je zoon Sear-Jasub op weg om Achaz te ontmoeten, op de straat van het bleekveld, waar de watertoevoer in het bovenste waterbekken uitkomt. 4Zeg tegen hem: “Houd het hoofd koel, laat u geen schrik aanjagen door die twee smeulende stukken hout, Resin van Aram en de zoon van Remaljahu, hoe hoog hun woede ook oplaait. (...) Maar dit zegt God, de HEER: Het zal niet gebeuren, het zal niet zo gaan. (...) Alleen als jullie vertrouwen hebben, houden jullie stand. (Jesaja 7:3-4, 7, 9)
8
De HEER liet verder tegen Achaz zeggen: 11‘Vraag om een teken van de HEER, uw God, hetzij uit de diepte van het dodenrijk hetzij uit de hoge hemel.’ Maar Achaz antwoordde: ‘Nee, ik zal geen teken vragen, ik zal de HEER niet op de proef stellen.’ (Jesaja 7:10-12)
9
Hizkia 701 v. Chr.
10
Rabsaké staat voor de poorten!!
11
361In het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia trok koning Sanherib van Assyrië op tegen de versterkte steden van Juda en nam ze in. 2Vanuit Lachis stuurde de koning van Assyrië een van zijn hoogwaardigheidsbekleders, de rabsake, met een geweldig leger naar koning Hizkia. Hij hield halt bij de watertoevoer naar het bovenste waterbekken, aan de straat van het bleekveld. 3Hofmeester Eljakim, de zoon van Chilkia, hofschrijver Sebna en kanselier Joach, de zoon van Asaf, gingen naar hem toe. 4De rabsake zei tegen hen: ‘Zeg tegen Hizkia: “Dit zegt de grote koning, de koning van Assyrië: ‘Waarop berust toch dat vertrouwen van u? 5Ik zou toch denken dat mooie beloften niet opwegen tegen strategie en militaire macht. In wie stelt u zo veel vertrouwen dat u tegen mij in opstand durft te komen? 6U vertrouwt op Egypte, die geknakte rietstengel die je hand doorboort wanneer je probeert erop te leunen! Want meer heeft de farao, de koning van Egypte, niet te betekenen voor degenen die hun vertrouwen in hem stellen.
12
7En u kunt mij nu wel zeggen: “Wij stellen ons vertrouwen in de HEER, onze God,” maar was het niet juist die God wiens offerplaatsen en altaren u, Hizkia, hebt laten verwijderen? U hebt immers tegen de bevolking van Juda en Jeruzalem gezegd: “Alleen voor dit altaar mag u neerknielen”?’ 8Welnu, waag uw kans met mijn heer, de koning van Assyrië. Hij zal u tweeduizend paarden geven, mits u in staat bent de ruiters ervoor te leveren. 9Zolang u voor strijdwagens en ruiters op Egypte vertrouwt, zult u immers nog niet de afgevaardigde van de minste dienaar van mijn heer kunnen weerstaan. 10U denkt toch niet dat hij zonder instemming van de HEER is opgetrokken om dit land te vernietigen? De HEER heeft hem gezegd: ‘Val dit land aan en vernietig het.’”’ 11Eljakim, Sebna en Joach zeiden tegen de rabsake: ‘Spreek alstublieft Aramees met ons, heer; wij verstaan dat. Spreek toch geen Judees tegen ons, het volk op de muur luistert mee.’
13
12Maar de rabsake antwoordde: ‘Dacht u dat mijn heer mij gestuurd heeft om het woord uitsluitend tot uw heer en u te richten? Onze woorden zijn net zo goed bestemd voor de mensen daar op de muur, die binnenkort net als u hun eigen stront zullen eten en hun eigen pis zullen drinken.’ 13En hij rechtte zijn schouders, verhief zijn stem en riep, in het Judees: ‘Luister naar wat de grote koning, de koning van Assyrië u te zeggen heeft! 14Dit zegt de koning: “Laat u door Hizkia geen rad voor ogen draaien, hij is niet in staat u te bevrijden. 15Laat hij u niet verleiden uw vertrouwen te stellen in de HEER. Als hij beweert: ‘De HEER zal ons vast en zeker redden en deze stad zal niet in handen vallen van de koning van Assyrië,’ 16luister dan niet naar hem.
14
(...) 18Laat Hizkia u geen valse hoop geven met zijn bewering dat de HEER u zal redden. Hebben de goden van andere volken hun land dan gered uit de handen van de koning van Assyrië? 19Waar zijn de goden van Hamat en Arpad gebleven, waar waren de goden van Sefarwaïm? Hebben die Samaria soms uit mijn handen gered? 20Als geen enkele god in staat is gebleken zijn land uit mijn handen te redden, hoe zou dan de HEER Jeruzalem kunnen redden?’”’ 21Maar zij zwegen en antwoordden met geen woord, want zo had de koning het bevolen (Jes.36:1-21)
15
14Toen Hizkia de brief had gelezen die de boden hem overhandigd hadden, ging hij naar de tempel van de HEER en legde de brief daar open voor hem neer. 15En hij bad tot de HEER: 16‘HEER van de hemelse machten, God van Israël, u die op de cherubs troont, u alleen bent God van alle koninkrijken op aarde, u hebt de hemel en de aarde gemaakt. 17Leen mij uw oor, HEER, en luister, open uw ogen en zie toe. Hoor met welke woorden Sanherib de levende God hoont.
16
18Het is waar, HEER, de koningen van Assyrië hebben alle landen verwoest 19en hun goden aan het vuur prijsgegeven. Dat waren dan ook geen goden, het waren slechts maaksels van mensenhanden, beelden van hout en steen, die ze vernietigd hebben. 20Ik vraag u, HEER, onze God: red ons uit zijn handen, opdat alle koninkrijken op aarde zullen beseffen dat u, HEER, de enige bent.’ (Jesaja 37:14-20)
17
Waarop baseert Hizkia zijn vertrouwen?
18
Waarop baseert Hizkia zijn vertrouwen? En jij...?
19
32Daarom – dit zegt de HEER over de koning van Assyrië: Hij zal deze stad niet te na komen. Hij zal er geen pijl op afschieten, geen schild tegen opheffen en geen wal tegen opwerpen. 33Hij zal op zijn schreden terugkeren en deze stad niet te na komen – spreekt de HEER. 34Omwille van mijzelf en omwille van mijn dienaar David zal ik deze stad beschermen en haar bevrijden.’ (2 Koningen 20:32-34)
20
Hoe kan deze geschiedenis je helpen om op God te vertrouwen?
21
Op wie vertrouw je? Vragen om zelf over na te denken en voor de kringen: Wat heeft je het meest geraakt en waarom? Welke verschillen zie je tussen Achaz en Hizkia in hun reageren op een crisissituatie? In wie herken je je het meest? Waar ben je zelf het meest bang voor? Waar klamp je je het meest aan vast als het spannend wordt? Welke zekerheden heb je? Hoe kan deze geschiedenis je helpen om op God te vertrouwen? Wat leer je over God in dit verhaal? Wat betekent dat voor jou in jouw leven/situatie?
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.