De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Les 1 Luchtwegen deel 1 Neusholte Mondholte Keelholte = farynx

Verwante presentaties


Presentatie over: "Les 1 Luchtwegen deel 1 Neusholte Mondholte Keelholte = farynx"— Transcript van de presentatie:

1 Les 1 Luchtwegen deel 1 Neusholte Mondholte Keelholte = farynx
Strottenhoofd = larynx H. 22

2

3 Neusholte Groot oppervlak door neusgangen Bedekt met trilhaarepitheel
FUNCTIE: Zuivering lucht Verwarming lucht Bevochtiging lucht Ruiken Verbetering zuurstofopname in longen

4 Mondholte FUNCTIE Veel lucht inademen(meer dan neus) Klankfunctie
(Eten/kauwen/slikken)

5 Keelholte = Farynx Kruising voedsel- en ademweg
Strotklepje  zorgt voor sluiting luchtwegen bij slikken

6 Strottenhoofd = Larynx
Begin van ‘echte’ luchtweg! Ligt aan buikzijde(= ventraal) van slokdarm Spier-/kraakbeenkoker versterkt met bindweefsel 4 kraakbeenstructuren Geen voedselweg meer

7

8 4 kraakbeenstructuren:
Schildkraakbeen (‘adamsappel’) met bovenste en onderste hoorns Strotklepje = epiglottis Ringkraakbeen Stelkraakbeentjes 2x liggen achter op ringkraakbeen  spannen stembanden aan

9 Video stembanden

10

11 Vragen les Geef van de volgende stelling aan of deze juist of onjuist is: In het bekledend epitheel van de neusholte bevinden zich trilhaarcellen, slijmcellen en reuksensoren Het traanvocht draagt ook bij aan het vochtig houden van het longepitheel Gegeven: In de keelholte kruisen de voedsel- en luchtweg elkaar. Stelling: Tijdens het slikken zorgt het strotklepje voor een tijdelijke afsluiting van de luchtweg. De adamsappel wordt gevormd door het ringkraakbeen Kies het meest juiste antwoord: De stelkraakbeentjes zijn bevestigd aan Het ringkraakbeen Het schildkraakbeen Het tongbeen Zie volgende dia!!

12 2 Welke structuur van het strottenhoofd wordt epiglottis genoemd?
De stemspleet De ware stembanden Het strotklepje

13 Antwoorden les 4.1 1. In het bekledend epitheel van de neusholte bevinden zich trilhaarcellen, slijmcellen en reuksensoren. Juist 2. Het traanvocht draagt ook bij aan het vochtig houden van het longepitheel. Juist 3. Gegeven: In de keelholte kruisen de voedsel- en luchtweg elkaar. Stelling: Tijdens het slikken zorgt het strotklepje voor een tijdelijke afsluiting van de luchtweg. Juist 4. De adamsappel wordt gevormd door het ringkraakbeen. Onjuist, schildkraakbeen.

14 Antwoorden les 4.1 De stelkraakbeentjes zijn bevestigd aan
Het ringkraakbeen Het schildkraakbeen Het tongbeen 2 Welke structuur van het strottenhoofd wordt epiglottis genoemd? De stemspleet De ware stembanden Het strotklepje

15 Les 2 Ademhaling H. 22 Vanaf het strottenhoofd 5 buis-structuren:
Luchtpijp = trachea Linker en rechter hoofdbronchus Grote bronchiën  elk naar 1 kwab Kleine bronchiën Bronchiolen  LONGBLAASJES (‘doodlopende weg’)

16

17 Binnenkant luchtwegen
Wand (hoofd)bronchiën  - slijmvlies met trilhaarepitheel beschermd met kraakbeen Wand bronchiolen  - géén kraakbeen - trilhaarepitheel - glad spierweefsel in wand!

18 Longblaasjes = alveolen
± 900 miljoen stuks Grootste gedeelte van longweefsel Omgeven door haarvaten Plaveiselepitheel Uitwisseling van O2 en CO2

19 Gaswisseling Gaswisseling = uitwisselen van gassen uit buitenlucht naar bloed ÉN omgekeerd Zuurstof = O2 en koolstofdioxide = CO2 Groot oppervlak nodig Hogere temperatuur zorgt voor snellere wisseling

20 Longvlies = pleura Bestaat uit 2 delen
Longblad/vlies (pleura visceralis) Borstvlies (pleura parietalis) Holte ertussen heet pleuraholte  gevuld met pleuravocht Komen samen bij longhilus

21 pleurasinus

22 Vragen les 4.2 Blz.266 Vraag 4, 5 en 10 Geef van de volgende stelling aan of deze juist of onjuist is: De plaats waar de hoofdbronchus de long binnengaat wordt mediastinum genoemd De longader verlaat de long via de longhilus Gegeven: de pleuraholte is gevuld met pleuravocht. Stelling: tijdens uitademing neemt de hoeveelheid pleuravocht af, terwijl bij inademing de hoeveelheid pleuravocht toeneemt. Kies het meest juiste antwoord: Waar vindt de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaats? In een capillairnetwerk rondom… De bronchioli De alveoli De pleurae

23 Antwoorden les 4.2 Blz.266 B  gasuitwisseling in alveoli
Vraag 4a Versteviging, terwijl beweging mogelijk blijft Vraag 4b geeft de oesofagus gelegenheid voedsel te transporteren Vraag 5 Het hart neemt links in de borstkas meer ruimte in Vraag 10 Het borstvlies(pleura parietalis) is vergroeid met de borstkas. Het longblad met de buitenkant van de long(dit is dus het goede antwoord) Stelling 1 onjuist longhilus Stelling 2 juist Stelling 3 onjuist Meerkeuzevraag B  gasuitwisseling in alveoli

24 Les 4.3 Ademhalen Respiratie = ademhaling Inademing = inspiratie
Uitademing = expiratie 2 manieren van ademhalen: Buikademhaling Borstademhaling

25 Inademen Buikademhaling  aanspannen middenrif
Borstademhaling  aanspannen uitwendige tussenribspieren  hulpademhalingspieren bij diepe inademing Inademen is actief proces, spieren spannen aan  kost energie! Spieren in de hals en schoudergordel

26 Uitademen Buikademhaling  middenrif ontspant
Borstademhaling  uitwendige tussenribspieren ontspannen Rustig uitademen kost geen energie spieren ontspannen! Uitzondering geforceerd uitademen  buikspieren en inwendige tussenribspieren spannen aan

27

28 Ademcentrum Groep cellen in hersenstam Regelt de ademhaling
Reageert op koolstofdioxide in het bloed (nauwelijks op zuurstof!) Krijgt info van aorta/halsslagader, daar zitten chemoreceptoren

29 Luchtsamenstelling

30 Ademfrequentie Ademfrequentie  hoe vaak je per minuut ademhaalt  15x in rust Ademminuutvolume (AMV)  hoeveelheid lucht die je per minuut inademt(of uitademt)  meet je met spirometer  7,5 tot 100 liter

31 Onderbreken ademautomatisme
Zuchten Geeuwen Slikken Niezen Hoesten Hikken Braken persen

32 Vragen les 4.3 Blz. 276 Vraag 1 t/m8 Stelling
1 Inademing via buikademhaling is een passieve gebeurtenis omdat het middenrif door de zwaartekracht naar beneden wordt getrokken 2 De uitademingslucht bevat meer koolstofdioxide dan de alveolaire lucht 3 De zuurstofconcentratie van de inademingslucht is gelijk aan die van de alveolaire lucht 4 Bij zware arbeid neemt de snelheid van in- en uitademing toe, omdat het zuurstofgehalte in het bloed daalt. Meerkeuzevraag Het percentage koolstofdioxide van de inademingslucht is … dan/aan het percentage van de alveolaire lucht A hoger B gelijk C lager


Download ppt "Les 1 Luchtwegen deel 1 Neusholte Mondholte Keelholte = farynx"

Verwante presentaties


Ads door Google