Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd. Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd.

Presentatie over: "Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd. Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd."— Transcript van de presentatie:

1

2 Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd

3 Paragraaf 28.1 Snelheid en tijd

4 km/u en m/s 90 km/u betekent 90 kilometer per uur; in één uur leg je 90 kilometer af. 27 m/s betekent 27 meter per seconde; in één seconde leg je 27 meter af.

5 Wat is je gemiddelde snelheid?
Als je de afstand en de tijd weet, kun je de gemiddelde snelheid uitrekenen Wat is je gemiddelde snelheid? Geef je antwoord in km/u.

6 Tijd uitrekenen Je loopt 6 km/u
Afstand uitrekenen Tijd Berekening Afstand 1 uur 6 km 3 uur 6 × 3 = 18 18 km 30 minuten 6 ÷ 2 = 3 3 km 20 minuten 6 ÷ 3 = 2 2 km Tijd uitrekenen Je loopt 6 km/u Afstand Berekening Tijd 6 km 1 uur 24 km 24 ÷ 6 = 4 4 uur 3 km 3 ÷ 6 = 0,5 0,5 uur = 30 minuten 1,5 km 1,5 ÷ 6 = 0,25 0,25 uur = 15 minuten

7 Afstand, tijd en snelheid zijn met elkaar verbonden.
De volgende drie berekeningen horen bij elkaar: snelheid = afstand ÷ tijd afstand = tijd × snelheid tijd = afstand ÷ snelheid Let op: Gebruik dezelfde eenheden Als de snelheid in km/u is, dan is de afstand in km en de tijd in uren: 10 km/u = 15 km ÷ 1,5 uur 15 km = 1,5 uur × 10 km/u 1,5 uur = 15 km ÷ 10 km/u

8 Verder rekenen met tijd
Paragraaf 28.2 Verder rekenen met tijd

9 dd-mm-jj d staat voor dag m staat voor maand j staat voor jaar

10 Uit hoeveel dagen bestaat een jaar?
Elk jaar heeft 365 dagen, behalve de schrikkeljaren die hebben er 366. Elke 4 jaar hebben we een schrikkeljaar. Dat zijn de jaren die deelbaar zijn door 4. Eeuwjaren zijn een uitzondering, dat zijn geen schrikkeljaren.

11 De maanden van een jaar hebben een verschillend aantal dagen
Ezelsbruggetje voor het aantal dagen in een maand: Op je knokkel tel je 31 dagen Ertussenin 30 dagen of in februari 28/29

12 Op welke datum is de controle?
Lynn begint op 19 februari 2014 aan een pillenkuur. Op de laatste dag van de kuur moet ze terugkomen voor controle. Op welke datum is de controle?

13 Monique reist via station Moerwijk naar Delft
Monique reist via station Moerwijk naar Delft. Ze stapt bij de halte Leyweg in de tram. Ze wil op station 5 minuten de tijd hebben om over te stappen op de trein. In Delft moet ze ook nog 10 minuten lopen. Ze wil voor 9 uur op haar bestemming zijn. Hoe laat neemt ze de tram?

14

15 Hoofdstuk 28 Extra opgaveN

16 Vraag 1 Bij de 'Shuttle run test' (of 'piepjestest') moeten deelnemers tussen twee lijnen heen en weer rennen. De lijnen zijn 20 meter van elkaar verwijderd. De test wordt vaak gebruikt tijdens de gymles. De leerlingen krijgen hiervoor een cijfer. Hoe sneller de leerling tussen de twee lijnen kan rennen, hoe hoger het cijfer. Fiona wil een 10 halen. Daarvoor moet zij tot trap 11 komen, dat houdt in dat zij binnen 5,33 seconden van de ene lijn naar de andere lijn rent. Hoeveel meter per seconde moet Fiona minimaal kunnen rennen om een 10 te halen? Rond af op 2 decimalen. m/s

17 Hoeveel kilometer legt de fietser af in 50 minuten?
Vraag 2 Een fietser rijdt 21 km/u. Hoeveel kilometer legt de fietser af in 50 minuten? kilometer

18 Hoeveel kwartier doet de vrachtwagen over 120 kilometer?
Vraag 3 Een vrachtauto rijdt precies 96 kilometer per uur. Hoeveel kwartier doet de vrachtwagen over 120 kilometer? kwartier

19 Hoeveel seconden doet de slak over 0,7 meter?
Vraag 4 Een slak kruipt 0,7 centimeter per seconde. Hoeveel seconden doet de slak over 0,7 meter? seconden

20 Hoe heet deze koudste maand?
Vraag 5 Met een gemiddelde temperatuur van 0,2 graden Celsius, is de tweede maand de koudste maand van het jaar in Nederland. Hoe heet deze koudste maand? Schrijf naam van de maand uit.

21 Vul 13 mei 1990 in volgens het gegeven format:
Vraag 6 (dd-m-jjjj)

22 Hoeveel dagen heeft de maand juli?
Vraag 7 dagen

23 Op welke dag van de week is hij geboren?
Vraag 8 Harm wordt op woensdag 5 augustus 2015 vijf jaar. Op welke dag van de week is hij geboren?

24