De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Dr. Karina Meijer Hematoloog, UMCG

Verwante presentaties


Presentatie over: "Dr. Karina Meijer Hematoloog, UMCG"— Transcript van de presentatie:

1

2 Dr. Karina Meijer Hematoloog, UMCG
Thema: Trombose Dr. Karina Meijer Hematoloog, UMCG

3 Wat is trombose? Bloedstolsel In de aderen (niet: de slagaderen)
Meestal in de benen Soms met propjes naar de longen: longembolie Soms worden afsluitingen in de slagaderen ook trombose genoemd, het gaat dan om bijvoorbeeld hartinfarcten, herseninfarcten en etalagebenen. Dat zijn problemen van de slagaderen, niet de aderen. Dat zijn heel andere ziekten, met andere verschijnselen en andere oorzaken, dat is een onderwerp op zich, daar gaan we het vanavond niet over hebbne.

4 longslagaderen hart holle ader aderen slagaderen
Uitleggen waarom propjes alleen naar de longen, en niet naar de hersenen gaan

5 Hoe herken ik een trombosebeen
Dik, pijnlijk, rood

6

7 Hoe herken ik een trombosebeen
Dik, pijnlijk, rood Complicaties: Op korte termijn risico op longembolie Op langere termijn vaak posttrombotisch syndroom: aanhoudend zeurend been, tot soms zelf open been aan toe

8

9 Hoe herken ik een longembolie
Kortademigheid, pijn vast aan de ademhaling Bloed ophoesten Snelle pols, lage bloeddruk Wegvallen, soms tot noodzaak tot reanimatie 2-3% sterfte Op langere termijn vaak vermindering van inspanningsvermogen, vermoeidheid

10 Is trombose zeldzaam? Wie van u kent iemand die trombose heeft gehad?

11 Is trombose zeldzaam? Nee, van elke 1000 mensen krijgt jaarlijks 1 iemand trombose Sterk afhankelijk van leeftijd: van 1 per voor twintigers tot 1 per 100 voor tachtigplussers

12 Wie krijgt trombose? In de helft van de gevallen: geen bijzondere oorzaak aan te wijzen, ‘pech’ of toeval. In de andere helft van de gevallen: Bedlegerig, gipsbeen, net geopereerd Zwanger, kraambed, ‘de pil’ Kwaadaardige ziekten Erfelijke aanleg

13 Erfelijke aanleg Zeldzame: erfelijk tekort aan stollingsremmers (antitrombine, proteïne S, proteïne C) Komt weinig voor (0.2%, of 1 per 500) Helemaal niet zeldzaam: factor V Leiden mutatie, factor II mutatie Respectievelijk 5% en 2% (samen 1 per 15!) Prevalentie uitleggen. U bent hier met z’n (hoeveel eigenlijk), dus… Dit is een van de speerpunten van het klinisch onderzoek naar trombose in het UMCG. V

14 Antitrombine, proteine C en proteine S: onderzoek in het UMCG
Familieonderzoek: patiënten met trombose, en hun ouders, broers, zusters, kinderen Waarom familieonderzoek, en niet onderzoek bij patienten zelf. Moeten we dan screenen, wat vindt u?

15 Antitrombine, proteine C en proteine S: onderzoek in het UMCG
Familieonderzoek: patiënten met trombose, en hun ouders, broers, zusters, kinderen V Waarom familieonderzoek, en niet onderzoek bij patienten zelf. Moeten we dan screenen, wat vindt u?

16 Antitrombine, proteine C en proteine S: onderzoek in het UMCG
Familieonderzoek: patiënten met trombose, en hun ouders, broers, zusters, kinderen V V V Waarom familieonderzoek, en niet onderzoek bij patienten zelf. Moeten we dan screenen, wat vindt u?

17 Antitrombine, proteine C en proteine S: onderzoek in het UMCG
Familieonderzoek: patiënten met trombose, en hun ouders, broers, zusters, kinderen Uitkomst: 1.5%/jaar risico op trombose (1 per 65) Moeten we dan screenen? V V V V V Waarom familieonderzoek, en niet onderzoek bij patienten zelf. Moeten we dan screenen, wat vindt u?

18 Effect van screenen Aantal trombose per 100 personen per jaar VOOR NA
VOOR NA

19 Effect van screenen Aantal trombose per 100 personen per jaar VOOR NA
VOOR NA

20 Antitrombine, proteine C en proteine S: onderzoek in het UMCG
Helaas blijkt screenen nauwelijks trombose te voorkomen ‘zomaar’ levenslang bloedverdunners geeft ook problemen Bij operaties en dergelijke krijg je al heel snel preventief bloedverdunners Uitzondering: jonge vrouwen Niet aan ‘de pil’, preventief bloedverdunners in zwangerschap Dat is natuurlijk een flauwe vraag, u wilt dan eerst van mij weten wat je wijzer wordt van screenen.

21 Gezamenlijk onderzoek UMCG met AMC en UMCM: factor V Leiden en factor II mutatie
Familieonderzoek: patiënten met trombose en hun ouders, broers, zusters en kinderen Tromboserisico ongeveer 0.5%/jaar (1 per 200) Dat is te laag voor zinvolle preventie, dus tegenwoordig screenen we niet meer

22 Kun je trombose voorkomen?
Ja, met bloedverdunners (en een beetje met bewegen en elastische kousen) Meest zinvol wanneer het risico hoog is Na een operatie Bij ziekenhuisopname Niet in situaties met laag risico: dan zou je heel veel mensen onnodig bloedverdunners moeten geven Nu sluiten we de erfelijke aanleg af, en gaan we terug naar de patient met trombose.

23 Hoe stel je trombose of longembolie vast?
‘Op het oog’ is onvoldoende betrouwbaar Soms helpt een bloedtest: als arts de kans op trombose laag inschat, en de test negatief is In alle andere gevallen hebben we een radioloog nodig: Voor een echo van de benen Voor een CT scan van de longen

24 Echo van het been

25 CT scan van longen Uit-ge-breid toelichten ‘u snapt natuurlijk dat ik graag wil laten zien hoe mooi de techniek de laatste jaren is geworden, dat is een beetje opscheppen’

26 Behandeling van trombose
Onderhuidse spuitjes met heparine, die meteen werken Daarnaast beginnen met tabletten acenocoumarol (merknaam: Sintrom) die meestal na 5-10 dagen zijn ingesteld Behandeling meestal thuis Daarnaast: elastische steunkousen

27 Hoe voorkom ik posttrombotisch syndroom?
De helft van de mensen met een trombosebeen ontwikkelt posttrombotisch syndroom: een aanhoudend zeurend been, in de loop van de dag dikker, spataders, verkleuring rond de enkels, tot zelfs open been De helft daarvan kan worden voorkomen door gedurende twee jaar een elastische steunkous te dragen

28 Lopend onderzoek naar voorkómen van posttrombotisch syndroom
Misschien kunnen we sneller zien wie risico loopt op posttrombotisch syndroom, en hoeft niet iedereen zo lang kousen te dragen Misschien helpt lokale toediening van een middel dat trombose oplost

29 Behandeling van longembolie
Net als van trombose, maar meestal nu nog met korte ziekenhuisopname In ernstige gevallen: medicijnen die het stolsel rechtstreeks afbreken, via een infuus

30 Waarom naar de Trombosedienst?
De werking van acenocoumarol (Sintrom) varieert sterk van persoon tot persoon, en binnen een persoon in de tijd De Trombosedienst meet de mate van antistolling (INR) en past daarop de dosering acenocoumarol aan ?

31 Voor- en nadelen van bloedverdunners
Bloedverdunners voorkomen met 90% zekerheid trombose Bloedverdunners veroorzaken bloedingen: 1-2%/jaar ernstige bloedingen, ofwel 1 per patiënten per jaar ‘Het is een gedoe’

32 Hoe lang moet je door met bloedverdunners?
Na een eerste trombose of longembolie zeker 3-6 maanden Daarna afhankelijk van risico dat er opnieuw trombose optreedt: Was er een aanleiding voor de eerste trombose? Is er een bekende erfelijke afwijking? Is er een onderliggende ziekte? Hoe goed ‘lukt’ de antistolling? Patiëntvoorkeur Tweede trombose maanden

33 Nieuwe vormen van bloedverdunners
Middelen in tabletvorm die in de plaats kunnen komen van acenocoumarol Voordeel: controle door Trombosedienst niet nodig Zelfde: werkzaamheid, bloedingsrisico Nadeel: effect niet te stoppen Rivaroxaban (Xarelto) is geregistreerd voor trombose, maar nog niet vergoed Dabigatran (Pradaxa) volgt

34 Conclusie Trombose komt vaak voor Trombose kan goed behandeld worden

35 Conclusie Trombose komt vaak voor Trombose kan goed behandeld worden
Naar verwachting helpt wetenschappelijk onderzoek ons verder om Trombose nog beter te behandelen De behandeling patiëntvriendelijker te maken


Download ppt "Dr. Karina Meijer Hematoloog, UMCG"

Verwante presentaties


Ads door Google