De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Toekomst van box 3 Ruud van den Dool

Verwante presentaties


Presentatie over: "Toekomst van box 3 Ruud van den Dool"— Transcript van de presentatie:

1 Toekomst van box 3 Ruud van den Dool
Met de invoering van box 3 is sprake van een vrijstelling van vermogensinkomsten in de inkomstenbelasting en werd volstaan met een vermogensbelasting over een deel van het vermogen. Noch reguliere voordelen (de vruchten) noch de waardestijging wordt belast. Wel heeft deze vermogensbelasting het jasje van een inkomstenbelasting gekregen door een vast tarief te vermenigvuldigen met een vast forfaitair rendement. En via dat forfaitaire rendement wordt verondersteld het onderliggende inkomen op eenvoudige wijze te zijn bepaald. Er wordt gebastraheerd van de daadwerkelijke individuele inkomsten. Een belangrijke reden voor een laag tarief ligt bij de kapitaalmobiliteit. Dat laatste argument is alleen maar sterker geworden en dit impliceert dat kapitaalinkomen lager moet worden belast. Een hoger tarief leidt tot weglekken van kapitaal, waardoor de kapitaalkosten stijgen en die komen dan op arbeid te rusten. In de vorm van lagere lonen. Andere discussie betreft primaat voor de woonstaat of voor de bronstaat. Bij een exclusieve woonstaatheffing, is het voor de inwoners irrelevant waar zij investeren; de belasting over binnenlands- of buitenlands inkomen is voor hen gelijk. Zij zoeken daarom het hoogste brutorendement in de wereld en dat is de zogenoemde kapitaalexportneutraliteit. De locatiekeuze van de investering wordt niet beïnvloed door de belasting van de inwoner. Bij een zuivere bronstaatheffing daarentegen zoeken investeerder in een land de locatie waar het netto-rendement het hoogste is, de zogenoemde kapitaalimportneutraliteit. Bij KIN is het uiteindelijk het te behalen netto-rendement overal gelijk is. Vanuit welvaartsperspectief is dat te preferen zo blijkt uit onderzoek. Nadeel is evenwel dat belastingplichtigen overall ter wereld belastingplichtig zijn en progressieve belastingheffing niet is te realiseren. Ook leidt het tot belastingconcurrentie tussen staten, maar dat is tegenwoordig relatief beperkt omdat die ook bij toepassing van het woonplaatsbeginsel bestaat door emigratiebewegingen. En die laatste zijn eenvoudiger geworden. Daar zit ook een aandachtspunt. Voorheen werd aangenomen dat KEN tot gevolg had dat door de bronheffing het kapitaalaanbod in een staat zou dalen, maar door de toegenomen emigreerbewegingen kan dit ook bij een woonstaatheffing gebeuren. Met andere woorden: linksom of rechtsom dient een uniformering tot stand te komen om de kapitaalbewegingen tot stilstand te brengen. Uiteindelijk wordt aangenomen dat KEN is te preferen vanuit productieperspectief; derhalve dat toepassing van het woonstaatbeginsel te prefereren is. Daarvan uitgaande zou een system van bronheffingen zonder nadere inkomstenbelastingheffing niet de voorkeur verdienen. Wel zou men kunnen overwegen een nationale maar lage bronheffing op rente en dividend in te voeren met een laag tarief en vervolgens in de lijn van Rijkers een inkomstenbelasting vanaf een bepaald vermogen, eveneens met een laag tarief. Nadeel daarvan is dat de bronheffing ook drukt op buitenlandse investeerders en daar zou kapitaaluitvoer door kunnen ontstaan. Anderzijds zou die bronheffing ook ten laste van de grote institutionele beleggers komen, i.c. pensioenfondsen en op die manier zou het thans onbelaste pensioenkapitaal indirect worden belast. Enkele andere te benoemen aspecten. De vermogensverdeling blijkt in Nederland redelijk stabile te blijven, zij het dat vermogenswinsten daarin niet door het CBS worden meegenomen. Den Haag, 25 januari 2018 Vereniging voor Belastingwetenschap 2018

2 Neutraliteit, belastingen mogen niet verstoren
Verschillende dimensies liggen ter toetsing voor Neutraliteit in fiscale behandeling beleggingsobjecten (of meer algemeen alle bezittingen en schulden) Neutraliteit in Financieringswijze Vervreemdingsmogelijkheden niet belemmeren (inkomstengenererende versus waardegenererende beleggingen) Inflatoire resultaten buiten de heffing houden Verliesverrekening Gelijkheid tussen belastingplichtigen  Draagkracht?

3 Consumptiekeuze Eenvoudig rekenmodel
X verdient in jaar 1 en jaar 2 € 1000 netto per jaar aan arbeidsinkomen, consumeert alles in zowel jaar 1 als jaar 2 Y verdient eveneens € 1000 in jaar 1, maar consumeert € 600 en spaart € In jaar 2 wederom € 1000 verdienen, maar alles inclusief gespaarde bedrag consumeren. Gespaarde bedrag wordt risicoloos gespaard. Discontovoet is 2% NCW consumptie X = € 1980,39 NCW consumptie Y = € 1980,39 Zonder belastingen is netto-consumptie X en Y gelijk

4 Consumptiekeuze (2) Eenvoudig rekenmodel, nu met belastingen van 30%
NCW consumptie X = € 1980,39, hij heeft niets gespaard Y spaart € 400, rendement 2% minus 30%, totaal € 405,60 Y verdient € 1000, dus consumptie jaar 2 = € 1405,60 NCW consumptie Y = € 1978,03 Door te sparen is Y slechter af!! Kapitaalinkomen belasten is dus onverstandig omdat sparen wordt ontmoedigd

5 Redenen om wel te belasten
Doelmatigheid Rechtvaardigheid Belastingen op arbeid zijn verstorend en door kapitaalinkomen te belasten, kan die arbeidsverstoring worden getemperd Biedt meer verdelingsmogelijkheden omdat kapitaalinkomen niet slechts bestaat uit gespaard arbeidsinkomen. Geen verstoring op arbeid, kapitaalinkomen belasten verhoogt arbeidsaanbod en investering in menselijk kapitaal, fiscaal constrcuctiewerk met bv’s wordt voorkomen. Als mensen gemiddeld over hun leven meer kapitaalinkomen hebben, gaan ze gemiddeld minder werken. Om het gemiddelde aanbod en met name op latere leeftijd te verhogen, zou kapitaalinkomen moeten worden belast. Door meer kapitaalinkomen te belasten, gaan mensen meer investeren in scholing. De relatieve belastingdruk op de meerinkomsten uit scholing worden hoger en daardoor wordt scholing aantrekkelijk. Door kapitaalinkomen te belasten voorkomen je dat mensen die weinig kunnen lenen, gaan sparen. Een ander merkwaardig argument betreft het tegengaan van voorzorgsparen: als men spaart zal men minder werken en door besparingen te belasten gaat men meer werken. Mensen gaan meer en langer werken en investeren meer in scholing. Uiteraard is de vraag of de mindere verstoring in de arbeidsmarkt opweegt tegen de toegenomen verstoring in de kapitaalmarkt. Maar via de rechtvaardigheidsbenadering kan dit worden gerechtvaardigd.

6 Consumptiekeuze, nuancering
Meer risico, hopelijk meer rendement Eenvoudig rekenmodel, nu met belastingen van 80% NCW consumptie X = € 1980,39, hij heeft niets gespaard Y spaart € 400, rendement 10% minus 80%, totaal € 408 Y verdient € 1000, dus consumptie jaar 2 = € NCW consumptie Y = € 1980,39 Ondanks 80% heffing is consumptie X en Y gelijk  Hoog tarief niet bezwaarlijk Kapitaalinkomen belasten hoeft niet bezwaarlijk te zijn.

7 Voorwaarde: Risicovrije rendement wordt niet belast!
De “ondernemersrent” mag volledig worden belast (in voorbeeld is die 8% en die wordt ‘toevallig’ volledig belast, terwijl NCW van de consumptie niet wordt verlaagd tov de ‘verbrasser’.  Huidige systeem stimuleert ‘verbrassen’ bij de risicomijdende belegger  Stimuleert ook risicomijdende belegger risicovoller te beleggen  Schending neutraliteit

8 Hoogte forfaitair rendement
Rendement berekend obv AEX herbeleggingsrendement Moneyview

9 Overig Financieringswijze in box 3 (los van drempel) irrelevant
Boxoverschrijdende verschillen, tarief en grondslag (inclusief financieringswijze) Gebrek aan verliesverrekening (tussen boxen, maar ook in opvolgende jaren in box 3) Eigen woning (Ondernemerswoning?)

10 Hoe scoort box 3? Aspect Score Neutraliteit consumptiekeuze (tijd)
-/-/- Neutraliteit beleggingsobject Financieringswijze - Vervreemdingsmogelijkheid Inflatieresultaat belast Neutraliteit tov andere boxen Budgettaire en stabiele opbrengst +/+/+ Eenvoud Draagkracht (zowel juridisch als economisch)

11 Voorstel Vermogensaftrek in box 3, direct in te voeren en ook bij systeemaanpassing handhaven Hoogte gelijk aan (meerjarig gemiddelde?) risicovrije rendement Heffing over reë(e)l(er) rendement Indien vermogensaftrek, dan eventueel hoger tarief om tariefsgelijkheid met box 1 en box 3 te bereiken  Duaal systeem? Opmerking over successiewet. Indien betere en hogere inkomensheffing op kapitaalinkomen, dan geen erfbelasting. Een schenkbelasting ware nog te overwegen. Anderzijds zou men de erfbelasting ook kunnen zien als een eindafrekening vanwege een lage inkomstenbelasting op kapitaal. Maar dan wel heffen ten laste van de erflater. Hier zit eventueel wel een emigratieprobleem.

12 Moneyview cijfers Index: MoneyView (v/h CBS) Index Algemeen Jaar
Rendement Herb. rend. 2001 -21,1 -19,2 2002 -34,7 -32,8 2003 5,1 9,2 2004 4,5 8,4 2005 25,9 31,1 2006 12,4 16,2 2007 1,7 5,7 2008 -49,5 -47,2 2009 29,6 35,2 2010 9,3 13,1 2011 -8,3 -5,1 2012 8,2 13,9 2013 15,7 19,3 2014 6,9 10,3 2015 3,4 6,6 2016 7,0 11,6 2017 15,0 19,1


Download ppt "Toekomst van box 3 Ruud van den Dool"

Verwante presentaties


Ads door Google