Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdJoanna Smit Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Menselijke afweer (tegen ziekte) = Immunologie
Boek hoofdstuk 5
2
Waartegen moeten we ons beschermen?
Bacteriën Virussen Schimmels Parasieten Boek paragraaf: 5.2 Bacteriën
3
Waartegen moeten we ons beschermen?
Bacteriën Boek paragraaf: 5.2 Boek paragraaf: 5.2 Boek paragraaf: 9.1 Bacteriën
4
Bacteriën in allerlei soorten.......................
Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 Bacteriën
5
Voorbeelden van ziekten door bacteriën
Cholera Tyfus Chlamydia Hepatitis Pest Tetanus Tuberkelbacterie (tuberculose) Voet/beeninfectie van premier Balkenende (steenpuist) (staphilococcus aureus) Hersenvliesontsteking door Meningococce bacterie Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 Bacteriën
6
Je huid bezaaid is met bacteriën
Wist je dat Je huid bezaaid is met bacteriën Je darmen volzitten met bacteriën Je 2,5 kilo aan bacteriën op -en in je hebt! Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 Bacteriën
7
De bacterie in je darmen die je helpt met je spijsvertering: Escheria Coli of E-Coli
Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 Bacteriën
8
De bacterie in je darmen die je ziek maakt: Helicobacter pylori:
Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 Bacteriën
9
Waartegen moeten we ons beschermen?
2) Parasieten a.k.a. Protozoa (voorbeeld lintworm) Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 Parasieten
10
Waartegen moeten we ons beschermen?
2) Parasieten Lintworm krijgen we van (varkens)vlees dat we eten In sommige religies is varkensvlees daarom verboden Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 Parasieten
11
Waartegen moeten we ons beschermen?
2) Parasieten Andere parasitaire ziekten: Malaria (plasmodiumparasieten) Giardia Lambia = latijn voor beverziekte (een darmziekte) Dysenterie (een darmziekte) Voornamelijk: darminfecties & opportune ziektes bijv. bij AIDS Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 Parasieten
12
Waartegen moeten we ons beschermen?
3) Schimmels Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 schimmels
13
Waartegen moeten we ons beschermen?
3) Schimmels Schimmel van de slijmvliezen (Candida Albicans) Spruw (bij babies in de mond) Witte vloed (vagina infectie) Schimmels aan de huid (dermatofyten) Voetschimmels Zwemmersexczeem Schurft / Baardschurft Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 schimmels
14
Waartegen moeten we ons beschermen?
4) Virussen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 virussen
15
Voorbeelden van ziekten door Virussen
AIDS Acquired Imunno Deficiency Syndrome door het Human Imunnodeficiency Virus (HIV) Griep Rode Hond Bof Mazelen Polio SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome) etc. Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2 virussen
16
De mens heeft 3 nivo’s van afweer: anders dan bij “aliens” uit de film MIB (men in black) “I’m your first last and only line of defense” Fagocyten Koorts Complement systeem (niet leren) Interferonen (niet leren) Afweer door lymfocyten Afweer door antistoffen Huid Epitheel Hoesten – slijm Longen trekken samen d.m.v.glad spierweefsel Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 5.2 Boek paragraaf: Boek paragraaf:
17
Zure laag door zweet ondoordringbaar Huid
ondoordringbaar: sommige bacteriën en virussen komen er toch bij uitzondering doorheen De huid is zuur: dat doodt micro-organismen ondoordringbaar NB: de huid beschermd ook tegen UV-straling! Vind je dat dit bij afweer hoort? Plaatje huid blz 245 moet je kennen voor je proefwerk!! Idem dito stukje Huid en UV-straling Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2
18
Opdracht 1 Bij brandwonden slachtoffers in Beverwijk worden altijd antibiotica toegediend kun je bedenken waarom? Bij brandwonden is de ondoorlaatbaarheid van de huid aangetast: allerlei bacteriën kunnen binnenkomen. Om van tevoren infecties tegen te gaan krijg je een antibioticum kuur. Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2
19
Opdracht 2 Hoe komt het dat je eczeem krijgt door je teveel met zeep wassen??? Zeep is basisch en tast de zuurlaag aan Schimmels groeien te hard en tasten je huid aan Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2
20
Epitheel cellaag 2) Epitheel
(epitheel = huid van je ingewanden, longen en urogenitale stelsel) I) ondoordringbaar II) Produceert slijm/traanvocht: Zie volgende slide Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2
21
longepitheel 2) Epitheel II) Slijm/traanvocht:
- Wegspoelen van bacteriën, virussen schimmels en kleine beestjes In slijm zitten vaak dodelijke stoffen voor micro-organismen: zuren en lysozymen Maagsap is extreem zuur; het doodt alles dat niet door je speeksel is gedood. Cellen die slijm produceren (slijmkliercellen) Trilharen Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2
22
2) Epitheel III) Hoesten Hoesten is een vorm van afweer: Door te hoesten probeer je micro-organismen die in je slijm zitten uit te hoesten. Boek paragraaf: 9.1 Boek paragraaf: 5.2
23
Moeilijke woorden Epitheel= huid/deklaag op je ingewanden. Epi = op
Thelu = het weke / het zachte Boek hoofdstuk 9 Boek paragraaf: 5.2
24
Wat als een bacterie toch doordringt?
Dan komen eerst de witte bloedcellen in actie: Bacteriën dringen door huid na een snee: de cellen geven stoffen af (cytokines) bacterie cytokines Door cytokines wordt het bloedvat doorlatend: bloedstolsel en bloedplasma (bloedvacht) stroomt het bloedvat uit Door histamine komen witte bloedlichamen naar de infectie toe Witte bloedlichamen eten bacteriën op. Soms gaan de witte bloedlichamen hierdoor dood en blijft pus over. fagocyt Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
25
Moeilijke woorden Fagocyt = witte bloedcel die andere cellen, virussen of delen daarvan opeet Fago=eten Cyt=holte/cel Een macrofaag (grote eter) is een type fagocyt dat lymfocyten kan activeren Fagocyteren= het eten van een andere cel of een deel daarvan Fagocytose= het proces van het fagocyteren (zoals diner ook een proces is) Cytokines= stoffen (hormonen) die witte bloedcellen afscheiden om aan elkaar signalen door te geven Kine = in beweging brengen, bewegen (cinema=bewegende beelden) Boek hoofdstuk 9 Boek paragraaf: 5.3
26
Zo ziet een bloedvat er in het echt uit
Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
27
Opdracht 3 Bij een bijensteek spuit de bij een klein beetje spul in je huid. Je lichaam maakt als reactie cytokinen. Je krijgt dus ook dat je bloedvaten bij de bijensteek verwijden en doorlaatbaar worden. Er ontstaat een zwelling. Iemand die allergisch is voor bijensteken kan overlijden doordat er vele malen teveel cytokinen worden geproduceerd en niet alleen op de plaats van de bijensteek maar door je hele lichaam. Beredeneer wat er gebeurt als iemand met bijenallergie overlijdt door een bijensteek. Dit heet een anaphylactische shock. (spreek uit: anavielaktiese sjok) Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
28
Een fagocyt die een bacterie opeet (fagocyteert)!!
Samenstelling bloed Bloedplaatje (voor bloedstolling) Witte bloedcel Rode bloedcel Een fagocyt die een bacterie opeet (fagocyteert)!! Niet voor PW kennen Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
29
Bloed: NB je moet dus weten dat bloed bestaat uit: 1) Cellen
Samenstelling bloed NB je moet dus weten dat bloed bestaat uit: 1) Cellen (witte & rode ) 2) Bloedplaatjes 3) Bloedplasma Vocht tussen de cellen in Bloedplaatje (voor bloedstolling) Witte bloedcel Rode bloedcel Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
30
Non – specifiek afweer is niet altijd genoeg (inadequaat):
Je wordt ziek: wat nu???? Tuberculose kan in de fagocyt blijven leven en zich vermenigvuldigen Plaatje: Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
31
Non – specifiek afweer is niet altijd genoeg (inadequaat):
Je wordt ziek: wat nu???? Non specifieke afweer is niet genoeg als: 1) De ziekteverwekker tegen de non-specifieke weerstand is opgewassen (resistent) 2) Een virus in een cel zit en niet herkend wordt 3) De ziekteverwekker te snel groeit Specifieke afweer Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
32
Thymus Beenmerg Stamcel in beenmerg Fagocyten Lymfocyten Fagocyt
Rode bloedcellen Erytrocyten Bloedplaatjes Thromboocyten Fagocyt T-cel B-cel Thymus Beenmerg Fagocyt Fagocyt Staat ook in je boek blz 140!! Witte bloedcellen Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
33
T-cellen De Thymus Boek paragraaf: 9.4 Boek paragraaf: 5.3
34
T-cellen: Opdracht 4 Rode Hond (rubella) is een ziekte die door en virus wordt veroorzaakt Dit is een zogenaamde kinderziekte: als je de ziekte eenmaal hebt gehad dan kun je hem niet nog een keer krijgen. Opdracht: Je krijgt een hoop informatie over T-cellen en cellen die met virussen zijn geïnfecteerd: Probeer zelf uit te puzzellen hoe het lichaam zich tegen een tweede infectie met het rode hondvirus wapent. Boek paragraaf: 9.4 Boek paragraaf: 5.3
35
T-cellen: Wat cellen altijd doen:
Presentatie alle celeiwitten op celwand Via MHC-1 moleculen op celwand Allerlei eiwitten en stukken eiwit Cel laat zien wat er in de cel gebeurt Weet je nog? MHC I MHC-1 Niet kennen voor PW Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
36
T-cellen: viruseiwit viruseiwit virus
Cel met Virus: Laat virus eiwit zien! (dit doet de cel met behulp van MHC 1 moleculen op de celwand) viruseiwit viruseiwit virus Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
37
T-cellen: Specifiek voor één eiwit dus voor een soort virus of bacterie Een T-cel tegen rode hond doet niets tegen de bof. Specificiteit door specifieke receptoren op de celwand Er zijn miljoenen T-cellen tegen miljoenen virussen en bacteriën Receptor Past op één soort eiwit T-cel Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
38
T-cellen: Je hebt miljoenen soorten T-cellen ieder tegen één apart eiwit of eiwitdeel dat niet uit je lichaam afkomstig is. Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
39
T-cellen: Na enkele dagen komt toevallig de juiste T-cel een geïnfecteerde cel tegen (er zijn er al een hoop) T-cel prikt een geïnfecteerde cel lek! Virus kan zich niet meer in de cel delen 1 2 3 Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
40
T-cellen: De T-cel gaat zich ook snel vermenigvuldigen!
geheugen T-cellen (niet actief) Actieve T-cellen Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
41
T-cellen: Opdracht 4 antwoord Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
42
T-cellen: Opdracht 5 & 6 95% van alle lymfocyten gaat ongebruikt weer dood. Verklaar dit. Je hebt lymfocyten tegen miljoenen verschillende antigenen. Hoe komt het dat lymfocyten tegen enkele antigenen toch 5% van alle lymfocyten uitmaken? Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
43
Klonale selectie: Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
44
Antistoffen: Er is meer afweer.... antistoffen
Antistoffen binden aan lichaamsvreemde eiwitten Ze zijn er in verschillende soorten Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
45
Antistoffen: Antistoffen zitten in het bloedplasma*
Samenstelling bloed Antistoffen zitten in het bloedplasma* Bloedplaatjes (voor bloedstolling) We kunnen het plaatje aanvullen Witte bloedcel *bloedplasma: Vocht in het bloed dat om de bloedcellen heen stroomt. Rode bloedcel Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
46
Antigenen: Antigenen Alles waar antistoffen aan binden noemen we
Antigen = Antistoffen generator (genereren is opwekken) Alle lichaamsvreemde eiwitten zijn antigenen Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
47
Wat doen antistoffen? Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
Antistoffen binden aan lichaamsvreemde eiwitten Virussen en bacteriën kunnen zich niet meer binden aan cellen Vangen van bacteriën en virussen Vangen losse antigenen Activeren complement systeem (niet voor PW) Stimuleert fagocytose prikt cel lek Boek paragraaf: 9.3 Boek paragraaf: 5.3
48
Lymfestelsel (antistof/antigeen komt in lymfevat en dan in lymfeknoop)
Lymfevaten: voeren weefselvocht af Lymfeknoop: Veel lymfocyten en fagocyten fagocyt Boek paragraaf: 9.2 Boek paragraaf: 5.3
49
Vaccinatie Inge- bracht Wat voor immuniteit zorgt Opmer- king
Geheugen cellen antigeen via infectie ziek Natuurlijk ziekte krijgen Actieve immunisatie Geheugen cellen antigeen via injectie Soms een beetje ziek Kunstmatig vaccinatie Natuurlijk tijdelijk via placenta Passieve immunisatie Kunstmatig tijdelijk via injectie Boek paragraaf: 9.4 Boek paragraaf: 5.5
50
ABO systeem Boek paragraaf: 5.4
51
Rhesus factor Antistof tegen Rhesus + Rhesus + antigeen op celwand
Rhesus – geen antigeen op celwand Antistof tegen Rhesus + Als antigeen bij antistof komt volgt een reactie: Niet voor PW kennen De rode bloedcel wordt lekgeprikt door een complement factor : Boek paragraaf: 9.5 Boek paragraaf: 5.4
52
Rhesus factor Boek paragraaf: 9.5 Boek paragraaf: 5.4
53
Rhesus factor Boek paragraaf: 9.5 Boek paragraaf: 5.4
54
Rhesus factor Boek paragraaf: 9.5 Boek paragraaf: 5.4
55
Rhesus factor Boek paragraaf: 9.5 Boek paragraaf: 5.4
56
Rhesus factor Boek paragraaf: 9.5 Boek paragraaf: 5.4
57
Rhesus factor Opdracht 13
Maak zelf een slide/ meerder slides die uitleggen wat een rhesus baby is+ hoe dit werkt Boek paragraaf: 9.5 Boek paragraaf: 5.4
58
Rhesus factor Opdracht 13 antwoord
Boek paragraaf: 9.5 Boek paragraaf: 5.4
59
Proefwerkvraag 1 Bij een Mantoux reactie brengt de arts een beetje tuberculine op een krasje in de huid van de te onderzoeken persoon. Tuberculine bevat afscheidingspoducten van de tuberkelbacil, de veroorzaker van tuberculose. Als iemand snel antistoffen tegen de tuberkel bacil maakt verschijnt op de huid een rood blaasje; de reactie is dan positief. Beredeneer of een positieve Mantoux-reactie betekent dat de betreffende persoon tuberculose heeft op dat moment. Boek hoofdstuk 5
60
Proefwerkvraag 2 Zet de volgende deelprocessen van een allergische reactie in de goede volgorde: I antistoffen hechten zich aan de mestcellen II antigeen hecht zich aan de mestcellen III B-lymfocyt geactiveerd IV stoffen uit de mestcel veroorzaken een verhoogde slijmproductie Boek hoofdstuk 5
61
Proefwerkvraag 3 Iemand wordt besmet met een virus A waar die eerder ziek van is geweest. Zet de volgende deelprocessen van een reactie tegen een virusbesmetting in de juiste volgorde: a virusspecifieke lymfocyten prikken besmette cellen lek b productie virusspecifieke lymfocyten (T-cellen) c productie antistoffen d verhoogde fagocytose van besmette cellen e activering geheugencellen. Boek hoofdstuk 5
62
Proefwerkvraag 3 virus infectie B-cel geheugencel T-cel geheugencel
Boek hoofdstuk 5
63
Proefwerkvraag 4 Iemand wordt besmet met een bacterie waartegen zij gevaccineerd is. Zet de reacties die daarna plaatsvinden in de juiste volgorde: a vorming antistof, b fagocytose, c verhoogde fagocytose, d activering geheugencellen.Zet de volgende deelprocessen van een allergische reactie in de goede volgorde: Boek hoofdstuk 5
64
Proefwerkvraag 5 Als een patiënt veel vocht verloren heeft, bijvoorbeeld als gevolg van een darminfectie, kun je dit vocht aanvullen door een transfusie te geven met bloedplasma? Kan iemand met bloedgroep A bloedplasma geven aan iemand met bloedgroep B? Leg uit: Boek hoofdstuk 5
65
Proefwerkvraag 6 Malaria is een ziekte die door een parasiet wordt veroorzaakt. Iedere 10 jaar komt er een nieuw middel tegen de ziekte. Na een antal jaren werkt dit middel minder goed omdat de parasieten resistent zijn geworden tegen het middel: ze kunnen er beter tegen. Hoe komt dat? Boek hoofdstuk 5
66
Proefwerkvraag 7 Malaria is een ziekte die door een parasiet wordt veroorzaakt. Iedere 10 jaar komt er een nieuw middel tegen de ziekte. Na een antal jaren werkt dit middel minder goed omdat de parasieten resistent zijn geworden tegen het middel: ze kunnen er beter tegen. Hoe komt dat? Boek hoofdstuk 5
67
Huiswerk voor vrijdag 20-1
Blz 141 vraag 9 Blz 142 vraag 11, 12 & 13 Blz 143 vraag 3 & 4 Blz 146 vraag 9, 11 &12 blz148 vraag 4 blz 149 vraag 6 en 7 Blz 156 vraag 6 & 8 Blz 157 vraag 9 Boek hoofdstuk 5
68
Samenvatting Voor een goede samenvatting zie:
In plaats van: opschrijven!!!! Boek hoofdstuk 5
69
Allergie De Huisstofmijt De Huisstofmijt eet stof
Zijn uitscheiding (poep) is zo licht dat dit door de lucht zweeft Deze uitscheiding veroorzaakt allergische reacties Boek paragraaf: 9.4 Boek paragraaf: 5.5
70
Allergie Uitscheiding (poep) huisstofmijt Boek paragraaf: 9.4
Bij volgende contact scheidt mastcel veel cytokinen uit (histamine) plasmacel maakt antistoffen mastcel B-cel komt antigeen tegen Mastcel wordt gevoelig door antistoffen die op celmembraan nestelen B-cel vormt plasmacel(len) Histamine zorgt voor veel slijmproductie: niezen en hoesten Boek paragraaf: 9.4 Boek paragraaf: 5.5
71
Allergie http://www.accessexcellence.org/AE/mspot/sneeze/sneezer.php
Boek paragraaf: 9.4 Boek paragraaf: 5.5
72
Reuma T-cellen check op afweer tegen je eigen lichaam (auto-immuniteit) 1) Aanmaak miljoenen T-cellen in het beenmerg. 2) Rijping in Thymus: Blootstelling aan allerlei lichaamseiwitten: T-cellen die reageren sterven af 3) Overgebleven T-cellen gaan bloed in 4) Bij Reuma: T-cellen tegen kraakbeen in gewrichten 2 3 1 4 Ontsteking & pijn Boek paragraaf: 9.4 Boek paragraaf: 5.5
73
AIDS / HIV T-cel HIVirus AIDS=ziekte
HIV= het virus dat AIDS veroorzaakt HIV komt T-cellen binnen door aan CD4 molecuul te koppelen (alleen T-cellen hebben CD4 molecuul & sommige fagocyten) HIVirus T-cel Niet voor PW kennen Extra stof
74
AIDS / HIV HIVirus T-cel Niet voor PW kennen Extra stof
75
AIDS / HIV Niet voor PW kennen Extra stof
76
AIDS / HIV http://www.aidsmeds.com
Eerst uitproberen direkt van internet en dan verfijnen Niet voor PW kennen Extra stof
77
AIDS / HIV Wat is precies seropositief? KENNEN VOOR PROEFWERK!!!!
Extra stof
78
Moeilijke woorden Leukocyten/Leucocyten = witte bloedcellen
Leukos = wit Cytos = holte/cel Epitheel= huid/deklaag op je ingewanden. Epi = op Thelu = het weke / het zachte Lymfocyt = B cellen en T cellen en plasmacellen Lymfo= van de lymfe Antistoffen = Immunoglobulinen (Ig); dit zijn synoniemen Boek hoofdstuk 5
79
Moeilijke woorden Fagocyt = witte bloedcel die andere cellen, virussen of delen daarvan opeet Fago=eten Cyt=holte/cel Een macrofaag (grote eter) is een type fagocyt dat lymfocyten kan activeren Fagocytose= het proces (zoals diner ook een proces is) Fagocyteren= het eten van een andere cel of een deel daarvan Cytokines= stoffen (hormonen) die witte bloedcellen afscheiden om aan elkaar signalen door te geven Kine = in beweging brengen, bewegen (cinema=bewegende beelden) Trombocyt = stollingscel Trombus = een stolling; Trombose= als je bloedverstopping krijgt door trombussen Boek hoofdstuk 5
80
Moeilijke woorden Erythrocyten = rode bloedcellen; erythros = rood
MHC = major histocompatibility complex; histo=kleur of vorm (verfmerk Histor) Compatibility = passendheid aansluitbaarheid MHC I : laat alles zien dat er in de cel gebeurt MHC II : komt alleen bij fagocyten en B-cellen voor: de cel gebruikt dit als hij zeker weet dat het een virus of bacterie in zich heeft Niet voor PW kennen Boek hoofdstuk 5
81
Leertip: Boek hoofdstuk 5
Neem het stencil door: ga na of je alles snapt. Niet leren! Leren Je hoeft weinig uit je hoofd te leren maar je moet kunnen redeneren met de kennis die je hebt. Ik zou wel het volgende leren: Opbouw huid Moeilijke woordenlijst kennen (alleen wat het woord is niet de uitleg) Indeling bloedcellen Check of je alles weet van het overzicht op blz 155 4) Oefen vragen uit het stencil en het boek kijk wat je niet weet nog even door. BEL OF MSN ELKAAR OF MIJ ALS JE IETS NIET SNAPT! 1) 30 minuten max. 2) max 45 minuten beter kort leren en als je bij punt 3 of 4 iets niet weet opnieuw dat ene ding leren. 3) Maximaal 15 minuten 4) HOE MEER HOE HOGER CIJFER Boek hoofdstuk 5
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.