Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdEmiel Brander Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Pronomina relativa et interrogativa
Het betrekkelijk voornaamwoord en vragend voornaamwoord
2
Oefenzinnen: het betrekkelijk vnw.
Labor, quem finivi, durus (= hard) erat. Romanus, cuius domum vidimus, dives (= rijk) est. Romana, cuius domum vidimus, dives est. Romani, quorum domos vidimus, dives sunt. Deus, cui sacrum feci, gaudet (= is blij). Insula, qua vivimus, parva (= klein) est. Murus, quo miles stabat, altus erat. Milites, quibus urbem cepimus, laudavimus (= hebben wij geprezen).
3
Oefenzinnen: het vragend vnw.
Cuius haec penna (= veer) est? Cuius discipuli haec penna est? Cui pecuniam meam dabo (= ik zal geven)? Cui mercatori (= koopman) pecuniam meam dabo? Quem post lectionem (= les) laudabo? Quem discipulum post lectionem laudabo?
4
Beperkende en uitbreidende betrekkelijke bijzinnen
Wat is het subtiele verschil tussen: De soldaten, die hard gevochten hadden, mochten uitrusten. 2. De soldaten die hard gevochten hadden, mochten uitrusten. Zin 1 bevat een uitbreidende betrekkelijke bijzin. Zin 2 bevat een beperkende betrekkelijke bijzin. LA: Milites, qui fortiter pugnaverant, requiescere potuerunt.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.