De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Tekstverbanden en signaalwoorden

Verwante presentaties


Presentatie over: "Tekstverbanden en signaalwoorden"— Transcript van de presentatie:

1 Tekstverbanden en signaalwoorden

2 Wat ga je leren? Wat tekstverbanden/signaalwoorden zijn.
Waaraan je een tekstverband kan herkennen. Waarom het handig is om dit te weten.

3 Wat gaan we doen? Lezen/journaal kijken (10m)
startopdracht: invullen van de weggelaten woorden in de tekst. (5m) Bespreken startopdracht (5m) Uitleg tekstverbanden/signaalwoorden (10m) Maken opdrachten 1,2 paragraaf lezen h3 blz. 87/88 (20m) Tijd over=voor jullie!

4 Wat is een verband in de tekst?
In een tekst kun je zien dat zinnen of alinea`s met elkaar te maken hebben. Dit noem je tekstverbanden. Je kunt deze verbanden herkennen aan signaalwoorden. Bij ieder tekstverband horen verschillende signaalwoorden.

5 Het chronologisch verband
Er worden gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven.

6 De signaalwoorden Let op de volgende signaalwoorden:
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, Let ook op jaartallen!! Eerst moet je goed sparen. Daarna kun je die nieuwe Iphone kopen en vervolgens kun je ermee opscheppen.

7 Bedenk welke woorden op de lege plekken zouden kunnen.
Zo stel je een Tom Tom in Zet ……. het apparaat aan. Ga…… naar het menu ‘locaties’. Toets…… de plaatsnaam in waar je naartoe wil. Druk …… op ‘start navigatie’. Goede reis! eerst vervolgens daarna Ten slotte

8 De tegenstelling Een tegenstelling is de omgekeerde betekenis van een woord: Warm-koud Donker-licht Leuk-saai

9 De signaalwoorden Om een tegenstelling in een zin te gebruiken kun je de volgende signaalwoorden gebruiken: maar, toch, echter, daarentegen, daartegenover, aan de ene kant…. aan de andere kant. Janneke is blij maar Hans is verdrietig. Otje gaat naar school, toch is Joris vrij. Maud is goed in rekenen, Amber daarentegen maakt veel fouten in haar sommen.

10 De opsomming Bij een opsomming worden dingen binnen een zelfde categorie/thema achter elkaar genoemd.

11 De signaalwoorden Een opsomming in een tekst herken je aan de volgende signaalwoorden: Ten eerste/tweede/derde, om te beginnen, verder, ook, tevens, daarnaast, ten slotte, verder opsommingstekens Ik heb vandaag veel gedaan. Ten eerste heb ik ontbeten. Vervolgens heb ik de hond uitgelaten en ten slotte ben ik naar mijn werk gegaan.

12 Welke tekstverbanden hebben we in h3 geleerd?
Opsomming Tegenstelling Voorbeeld/toelichting Signaalwoorden Ook, verder, bovendien, tevens, daarnaast, ten slotte Let ook op opsommingstekens : - * Signaalwoorden Maar, hoewel, toch, daarentegen, aan de ene kant…aan de andere kant… Signaalwoorden Bijvoorbeeld, zo, neem nou, denk aan, onder andere, ter illustratie

13 Voorwaardelijk verband
In de tekst staat dat er eerst iets moet gebeuren, voordat iets anders kan plaatsvinden. Het eerste is dan de voorwaarde.

14 De signaalwoorden Om een voorwaarde in een zin te gebruiken kun je de volgende woorden gebruiken: als….dan, indien, tenzij, wanneer. Bijvoorbeeld: Als je nu eerst je huiswerk afmaakt, dan gaan we straks naar de film.

15 Bedenk welke woorden op de lege plekken zouden kunnen.
…….je goed best doet, …… haal je meestal een goed cijfer. Als dan

16 De reden / redengevend verband
Er wordt een uitspraak gedaan en daarvan een reden genoemd. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet, of waarom iets wel of niet zo is.

17 De signaalwoorden Om een reden in een zin te gebruiken kun je de volgende woorden gebruiken: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is. Bijvoorbeeld: Ik heb besloten meer aan sport te gaan doen (= uitspraak), omdat ik me de laatste tijd slap en futloos voel. (= reden)

18 Bedenk welk(e) woord(en) op de lege plekken zouden kunnen.
omdat …ik niet wilde rennen voor de trein, kwam ik te laat op school.

19 Oorzakelijk verband Iemand doet een uitspraak die een oorzaak bevat. Daarna wordt het gevolg genoemd.

20 De signaalwoorden Om een oorzaak (en gevolg) in een zin te gebruiken kun je de volgende woorden gebruiken: daardoor, hierdoor, omdat, doordat, zodat, waardoor, dankzij, als gevolg van. Bijvoorbeeld Het heeft de afgelopen winter nauwelijks gevroren. (= oorzaak) Hierdoor zijn er dit voorjaar erg veel insecten. (= gevolg)

21 Bedenk welke woord op de lege plekken zouden kunnen.
…….. de trein te laat was, kwam ik te laat op school. Doordat

22 LET OP Reden en oorzaak lijken op elkaar. Groot verschil
Reden: neem je zelf een besluit Omdat ik niet wilde rennen voor de trein, kwam ik te laat op school. Oorzaak: gebeurt er iets buiten jouw wil Doordat de trein te laat was, kwam ik te laat op school.

23 Concluderend verband In een tekst staan enkele uitspraken en vervolgens wordt daaruit een conclusie getrokken. Een conclusie is een gevolgtrekking uit wat eerder is gezegd. Vaak kun je bij een conclusie het woord ‘dus’ toevoegen.

24 De signaalwoorden Om een conclusie in een zin te gebruiken kun je de volgende woorden gebruiken: dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend Bijvoorbeeld: De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. (= uitspraak). Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. (= uitspraak) De meningen zijn dus nogal verdeeld. (= conclusie)

25 Bedenk welke woorden op de lege plekken zouden kunnen.
Je wilde niet rennen om de trein te halen. Je wilde ook niet fietsen Je wilde………..helemaal niet naar school! dus

26 Voorbeeld toelichting
Een toelichting of voorbeeld wordt vaak in een tekst gebruikt. Vaak wordt daarmee een bepaalde uitspraak verder uitgelegd.

27 De signaalwoorden Een voorbeeld of toelichting herken je vaak aan de volgende signaalwoorden: Bijvoorbeeld, zo, zoals, neem nou, denk aan, onder andere, ter illustratie. Je kunt afspraken voor je stage laten vastleggen. Denk aan het aantal uren dat je aanwezig bent.

28 De vergelijking Bij een vergelijking, vergelijk je een onderwerp met iets anders. Je hebt vergelijking waarbij je het woord als, zoals of gelijk gebruikt.

29 De signaalwoorden Om een vergelijking in een zin te gebruiken kun je de volgende woorden gebruiken: net zo als, even…. Als, in vergelijking met, meer/groter/beter dan Bijvoorbeeld: Janneke is net zo als Hans een beetje verlegen. Otje gaat naar een betere school dan Jan.


Download ppt "Tekstverbanden en signaalwoorden"

Verwante presentaties


Ads door Google