De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Chemische gewasbescherming

Verwante presentaties


Presentatie over: "Chemische gewasbescherming"— Transcript van de presentatie:

1 Chemische gewasbescherming
Hoofdstuk 3 Chemische gewasbescherming

2 Wat zijn de nadelen van chemie?
Resistenties Groeiremming Bijwerkingen Milieubelastend Schadelijk voor niet doel organismen Gevaarlijk voor mens en leefomgeving

3 Werkzame stof Of actieve stof = stof die de werking geeft. Bij Vertimec Gold 18 g/L Formulering = de vorm vlb., poeder of vloeistof Toevoegingen of hulpstoffen om bij droogweer de opname te verbeteren, want de waslaag is dunner/dikker. Hulpstof Squall hulpstoffen Elasto, Hasten zie ook

4 Toevoegingen en hulpstoffen
Draagstof  Giftigheid verlagen Vulstof  Betere verdeling Oplosmiddel  Beter oplossen werkzame stof Dispergeermiddel Suspensie (mengsel van water en poeder) blijft beter zweven en zakt niet naar de bodem Emulgator Olie in water = emulsie Na mengen ook in water goed verdeeld

5 Toevoegingen en hulpstoffen
Uitvloeier  Betere en grotere bladbedekking Hechter  Werkzame stof beter aan het blad hecht Anti-schuimmiddel minder schuimvorming Kleur en geurstof  gevaar

6 Uitvloeiers Blad heeft een waslaag.
Beschermd tegen uitdrogen  druppels blijven groot Door uitvloeier loopt druppel uit  betere bedekking en minder actieve stof nodig Droog weer  waslaag dikker Groeizaam weer met hoge temp en RV  waslaag dunner GEWIS weegt weerbericht mee in dosis

7 Vragen 1.Wat is de functie van een uitvloeier? Druppel laten uitvloeien voor een betere bladbedekking 2. Wat wordt bedoeld met de formulering? De vorm van het middel 3. Onder welke weersomstandigheden hebben planten een dunnere waslaag? Groeizaam weer met hoge Rv en hoge temp

8 Formulering Zoals door de fabrikant samengesteld Poeder en korrels
Spuitpoeder (werkzame stof met kalk als vulstof) Suspensie – residu Kan stuiven bij het klaarmaken Wateroplosbare verpakkingen mogelijk Schuimt bij klaarmaken Middelen met hoge concentraties Stuifpoeder Beperkt – lage concentratie werkzame stof Veel residu

9 Formulering Keuze werkzame stof, formulering en eventueel hulpstoffen.
Daarna toedienen Spuiten Druppelen Strooien Nevelen Roken Stuiven Gassen (LVM Fog) Quick dip of phyto drip

10 Formuleringscodes AE; aerosol, middel in spuitbus
EC; emulsieconcentraat GR; granulaat, strooikorrel SC; suspensie concentraat SL; water oplosbaar concentraat SP; water oplosbaar poeder WG; waterdispergeerbaar granulaat DP; stuifpoeder EW; emulsie in water formulering

11 Formulering Poeder Stuifpoeder DP nog maar weinig gebruikt
Werkzame stof met kalk Zichtbaar residu Stuift bij afwegen WOF (water oplosbaar folie) Stuifpoeder DP nog maar weinig gebruikt Spuitkorrel WG Poeders in korrelvorm Stuift minder Makkelijk af te wegen Lang te bewaren Lost iets moeilijker op. Vb.Pirimor

12 Poeders in korrelvorm

13 Formulering Granulaat GR Strooimiddelen Vloeibare middelen
korrel vb. bodemherbiciden, nematiciden en systemische insecticiden Makkelijk toedienen Strooimiddelen Korrel met lokstof Slak en muizen   Vloeibare middelen Flowables Emulgeerbaar concentraat emulsie

14 Vloeibare middelen Flowables of suspensie concentraat SC
(poeder zweeft in water) Dispergeermiddel tegen uitzakken Schudden voor gebruik Vorstvrij bewaren Geeft residu Toevoeging flow of SC. Vb. Decis Flow Opname door het blad minder – water en waslaag

15 Vloeibare middelen Emulgeerbare concentraten EC
Mengbare oliën, organisch Bevat emulgator  betere menging Vaak een melkwitte vloeistof Minder residu Regenvaster dan poeders Scherp voor gewas  eerder verbranding

16 Vloeibare middelen Emulsie in water opgelost EW Heldere oplossing
Olie achtige stof opgelost in water, waarin actieve stof zit Heldere oplossing Voor Pulsfog Voor LVM

17 Andere formuleringen Rookmiddelen Aerosolen AE
Brandbare stof met remmer  smeulen  verdampen werkzame stof Zwavel, Pirimor  korte werking en weinig verbranding, geen residu, alleen bovenzijde Aerosolen AE 5-10% Werkzame stof in oplos middel in spuitbus. Soms gewasschade. Alleen bovenzijde

18 Andere formuleringen Fumigantia
Vloeibaar middel dat in de grond wordt gebracht en damp vormt. Bodemtemp 7 – 16 oC Pasta voor wonden bij bomen Smeer middelen tegen vliegen Oplostablet voor wortelopname Strooizwavel

19 Vragen 1. Wat is de formulering van een middel? De vorm waarin het wordt geleverd. 2. Wat is het residu van een middel? Resten wel of niet zichtbaar 3. Waarom wordt een dipergeermiddel toegevoegd aan een SC? Om poeder zwevend in oplossing te houden 4. Wat is de functie van een emulgator toegevoegd aan een EC? Menging olie in water

20 Mengen Eén werkgang (tijdwinst) soms wel 12 st. Risico’s
Beïnvloeding werking( bij 3 middelen stijgt pH met 0,5-1,0) Ontmenging Gewasschade / groeiremming Cocktail vlb.met vlb.en poeder met poeder Garantie tegen schade is er niet Sommige fabrikanten geven mengen aan

21 PH en de halfwaardetijd.
Advies is pH 5,4 = zelfde pH als blad Te laag (zuur) belemmert de opname Te hoog afbraak versneld: pH 5 is de werkzaamheid na 50 dagen gehalveerd. pH 7 is dit 14,5 uur pH 9 is dit 10 minuten.

22 Toevoegingen Minerale olie  betere opname herbiciden
Plantaardige olie  idem Minerale olie tegen virus  minder opname en verspreiding virus in aardappel Non- ionische uitvloeiers  betere bladbedekking bij herbiciden, fungiciden en groeihormonen Superuitvloeiers  betere bladbedekking en snelle droging (Zipper)

23 Toevoegingen Kationische (zeep) en biologische uitvloeiers  betere bladbedekking en indringing Hechters met uitvloeier  betere hechting vooral met regen Plakmiddel  voorkomt zaaduitval en lege peulen Waterconditioners  pH beïnvloeden

24 Mengvolgorde van middelen
½ of 2/3 water Middel verpakt in water oplosbaar folie (WOF) Spuitpoeder (WP) en/of spuitkorrels (WG) eventueel voorgemengd in warm water Suspensie conc. (SC of Flowable) Emulgeerbaar concentraat (EC) Vloeistof in water (SL) Hulpstof (hechter, uitvloeier en vloeibare meststof) Spuitolie Afvullen

25 Vragen 1. Zijn hulpstoffen volgens de wet gewasbeschermingsmiddelen? Nee alleen als ze een N-nummer bezitten 2. Wat is de functie van een minerale olie? Zorgen voor betere opname 3. Welke voeg je het eerste toe olie of poeder? Poeder 4. Wat is de functie van waterconditioners? pH beïnvloeden (verlagen)

26 Morsen is dat echt zo erg
Video van 10 min. Vooral eerste en laatste 2 min. Wordt een gewasbeschermingsmiddel verwijderd uit rioolwater? Makkelijk doseren zonder morsen:

27 Informatie bronnen Handleidingen gewasbescherming DLV
Gewasbeschermingsgids of PD gids = rode gids Ook via internet CTGB Toelating Bestrijdingsmiddelen databank W.G. (wettelijk gebruiksvoorschrift) G.A. (gebruiksaanwijzing) Fytostat Producenten – etiket en veiligheidsbladen

28 Vragen 1.Wat is de taak van het CTGB? Middelen toetsen voor toelating. 2. Welke info is er op Fytostat? Etiketten en veiligheidsbladen

29 GNO Gewasbeschermingmiddelen van natuurlijke oorsprong Laag risico
Weinig milieubelasting

30 GNO Bacteriën; Bacillus thurgiensis (Xentari)
Schimmels; Mycotal, Botanigard Mycorrhiza’s; in symbiose levende bodemschimmels Feromonen Extracten Plantversterkers om weerstand te verhogen

31 Vragen Gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong.
1. Wat zijn GNO’s Gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong. 2. Leg uit wat symbiose betekent. Schimmel krijgt suikers van de plant en zorgen voor betere opname elementen. 3. Wat zijn feromonen en wat is hun functie? Lokstoffen om voortplanting te remmen 4. Wat is de belangrijkste functie van plantversterkers? Weerstand verhogen

32 RUB lijst afgeschaft Regeling Uitzondering Bestrijdingmiddelen
Geen N nummer Vb. bier tegen slakken en zeep tegen luis Ontsmettingsmiddelen Middelen tegen algen Groeiregulatoren geldigheidsdatum_

33 Indeling en werking Herbiciden onkruiden Insecticiden insecten
Fungiciden schimmels Nematiciden aaltjes Rodenticiciden knaagdieren Bactericiden bacteriën Mollusciciden weekdieren (slak) Acariciden mijten

34 Systemisch Opname door de plant Niet systemisch
Stekend en zuigende insecten Niet systemisch Translaminair (door de waslaag)  mineerlarve Contact Eradicatieve (stoppen zichtbare infecties) fungiciden

35 Vragen Systemisch gaat door vaatbundels
1. Wat is het grootste verschil tussen systemisch en niet systemisch? Systemisch gaat door vaatbundels 2. Wat is een eradicatieve fungiciden Middel dat zichtbare schimmelinfectie stopt 3. Waarom kun je wortelonkruiden het beste met systemische middelen bestrijden? Die gaan door de gehele plant en dan wordt alles afgedood. 4. Welk type middelen kun je alleen inzetten ter voorkoming van een infectie? Niet systemische

36 Bodemherbiciden Door de plant opgenomen
Film in de grond – enkel centimeters Kale grond Niet tegen wortelonkruiden Droge grond werkt slecht Binding Klei-Humus-Complex Werken enkele weken tot maanden Moeilijk afbreekbaar = persistent

37 Bladherbiciden Contact Via blad Systemisch vb. Roundup.
Groeistoffen; plant groeit kapot Mcpa,mecoprop, fluroxypyr In éénzaadlobige gewassen tegen dicotylen Contact Trekken alleen in blad en worden niet verder vervoerd Ook bij lagere temperatuur Tegen zaadonkruid in jong stadium Allesdoders

38 Vragen 1. Waarom werken bodemherbiciden niet tegen grote onkruiden? Hun wortels zitten al dieper onder de filmlaag 2. Welk type middel zet je in tegen wortelonkruid? Systemische bladherbiciden

39 Vragen 3.Waarom bestrijden contactmiddelen geen wortelonkruid? Ze worden niet getransporteerd in de vaatbundels en dus gaat het onkruid allen bovengronds dood. 4.Welk type herbicide heeft een lange nawerking? Bodemherbiciden

40 Insecticiden Zenuwstelsel aangetast
Acetylcholine (tast het zenuwstelsel aan door verstoren prikkeloverdracht) Choline-esterase remmende werking Overprikkeling zenuwen  dood Zeer giftig voor mens en dier voorbeelden Organische fosforverbindingen Carbamaten (o.a. spierverslapper) Pyrethroiden (natuurlijke insekticides, snelle werking en snelle afbraak door licht en UV) Zeer giftig voor andere dieren

41 Groeiproces verstoring
Vorming chitine (bouwstof voor schimmels en skelet geleedpotigen zoals insecten, kreeftachtigen en spinnen) Vervelling verstoord  rupsen mineermot Gedaante verwisseling verstoren Opname Huid Ademhaling Maag

42 Insecticiden Systemisch tegen zuigende insecten
druppelen Niet-systemisch tegen vretende insecten (rups, kever) Raken Spuittechniek belangrijk Gebruik uitvloeiers Translaminair (ademhalingsgif) Pirimor Voldoende temp. nodig

43 Travelling time Contactmiddel druppelen bij laatste druppelbeurt einde dag Systemisch middel begin van de dag druppelen zodat het door verdamping goed wordt opgenomen. Hoeveel druppelbeurten zijn nodig denk je? Zeker 6

44 Vragen 1. Welk proces bij insecten wordt verstoord door choline-esteraseremmers? Prikkeloverdracht in zenuwstelsel 2. Waarom werken systemische middelen minder tegen vretende insecten? Zij krijgen niet voldoende middel binnen 3. Hoe kunnen middelen door insecten worden opgenomen? Door huid, ademhaling en maag

45 Fungiciden Conventioneel Breedwerkend Vrijwel nooit resistentie
Fytotoxisch = giftig/schadelijk Niet systemisch Preventief Maneb, thiram, captan

46 Fungiciden Moderne Systemisch Curatief Een plaats ingrijpend Eerder resistentie Voorbeeld O.a. strobilurinen Soms combinatie van meerdere werkzame stoffen  minder kans op resistentie

47 Signum Strobuline is stofje uit een schimmel dat de stofwisseling verstoord en zeer lage giftigheid voor mens en insecten.  korte veiligheidstermijn Signum = schimmelbestrijder met 2 werkzame stoffen Pyraclostrobuline en Boscalid  minder resistentie. Ook groener en vitaler gewas (minder uitval) dat meer bestand is tegen ethyleen. Meer productie (10% in graan).

48 Nematiciden Vloeibare Korrelvormige In de grond – gasvormig
Dood alle aaltjessoorten Bodemtemperatuur niet te laag Uitspoeling (2016 verbod?) Korrelvormige Granulaten Lossen op in het bodemvocht Selectief Ook systemisch Nevenwerking insecten dodend

49 Weer en gewasbescherming
Dikte waslaag bij groeizaam weer dunner Bodemherbicide vochtige bodem nodig Contactfungiciden hechten beter op droog warm gewas. Niet systemische insecticiden werken het beste bij niet te lage temp, want insecten zijn dan actief. Zon breekt ze eerder af. Weer, neerslag en wind!! Wat is het beste moment?

50 Weer en gewasbescherming
Middelen op basis van poeder en waterige middelen worden moeilijker opgenomen dan oliën en hebben een langere aandroogtijd.

51 Vragen 2. Wanneer worden systemische middelen het beste opgenomen?
1. Onder welke omstandigheden is de waslaag dun? Groeizaam weer met hoge rv 2. Wanneer worden systemische middelen het beste opgenomen? Overdag bij hoge temperaturen

52 Vragen 3. Wat zijn optimale omstandigheden voor inzet van contactfungiciden? Droog gewas met zon en beetje wind bij niet te lage temperaturen. 4. Welke 2 factoren bepalen het risico van een geslaagde schimmel-infectie? Infectiedruk en het weer (rv en temp. hoog)

53 Milieu Emissie Drift Verdamping Grondwater Waterorganismen 2 %
Zie berekening in het boek

54 Emissie Te kleine druppels Ze verdampen snel en kunnen gaan zweven.
(kleiner dan 30 µm) zijn gevoelig voor emissie. Ze verdampen snel en kunnen gaan zweven. Ze komen uiteindelijk op de bovenzijde van het blad terecht. Ook kunnen ze te weinig actieve stof bevatten voor een goede werking.

55 Emissieroutes naar oppervlaktewater en grondwater
via de bodem (drainwater) middelen die vanuit de lucht in het oppervlaktewater terechtkomen via recirculatiewater  first flush via condenswater Welke emissieroute het meest voorkomt, hangt af van de gebruikte techniek

56 Emissieroutes Bij emissie komt
het toegepaste gewasbeschermingsmiddel niet terecht op de plaats waar het moet komen. Het middel gaat verloren en kan mens en milieu bedreigen. Emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het milieu kan via verschillende routes plaatsvinden. naar lucht kleine druppels die naar buiten waaien verdamping van het middel van het gewas of kasdek gasvormige middelen naar bodem middelen die van de plant afdruipen middelen die naast het gewas op de grond terechtkomen middelen die aan de bodem worden toegediend

57 Wetgeving Activiteiten besluit Openteelten Doel 90% minder drift
Teeltvrije zones Spuitvrije zones Anti-driftdoppen Kantdoppen Hoogte spuitboom Toegestane windkracht Doel 90% minder drift

58 Welke afbraakprocessen?
Afbraak DT-50 Degradation time = halfwaarde tijd Meer dan 60 dagen Persistent of moeilijk afbreekbaar middel zoals bodemherbiciden Adaptie Voedsel micro-organismen

59 Welke afbraakprocessen?
Accumulatie Ophoping persistente middelen Voedselketen raakt verstoord Uitspoeling Langzaam afgebroken Geen binding Klei-Humus-Complex EC-Drinkwaternorm 0,1 microgram/L /middel. Max 0,5 van alle middelen tezamen Afspoeling van middelen naar riool of oppervlaktewater

60 Welke afbraakprocessen?
Verdamping van middelen Droge neerslag, sterk verdund met regenwater Op de grond In oppervlaktewater Onder glas Condensatie per m2 glas =0,5 liter per dag opvangen als first flush Drift  door wind verwaaien afh. van druk en wind

61 Vragen Verdamping, uitspoeling, afspoeling en drift.
1. Hoe kunnen gewasbeschermingsmiddelen in het milieu terecht komen? Verdamping, uitspoeling, afspoeling en drift. 2. Wat geeft de DT waarde aan? De halfwaarde tijd in dagen 3. Wat betekent accumulatie van een middel? Ophoping middel in voedselketen 4. Wat is first flush? Eerste water wat op kasdek valt.

62 Toelating middelen CTGB gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Volksgezondheidsaspecten giftigheid Milieu-aspecten Mobiliteit (uitspoeling, verdamping, absorptie) Persistentie (afbraak) DT of halfwaardetijd Giftigheid waterorganismen LD 50 waarde = letale dosis LC-50 – lethale concentratie < minder dan1% LC 50 EC-50 waarde =effectconcentratie door 50% – binnen 14 dagen reactie

63 EU Toelating voor 10 jr. in EU land op annex A lijst  andere landen mogen het middel ook toelaten. Dossier Scheikundige informatie (ws) Natuurkundige informatie (vlampunt etc.) Gebruik Giftigheid voor de mens (acuut, chronisch) Ecotoxicologische gegevens milieu (bijen)

64 Ecotoxicologische gegevens (giftigheid van het milieu)
CMR stoffen Carcinogeen  kankerverwekkend Mutageen  DNA veranderend Reproductietoxisch  voortplanting H en P zinnen Hazzard = gevaar Precaution = voorzorg

65 Milieu meetlat CLM (Centrum Landbouw en Milieu)
Norm maximaal 100 mbp (milieu belastingspunten) per toepassing Uitspoeling Persistentie Norm maximaal 10 mbp per toepassing waterorganismen Open teelten Gesloten teelten

66 Derdentoelating Voor kleine gewassen kan een toelating worden georganiseerd. EU zones  Annex-A lijst

67 Neonicotinoiden; imidacloprid, thiamethoxam, clothianidine
Chemische stof afgeleid van nicotine Bieden tabaksplant bescherming Gaucho als zaadbehandeling Admire als systemisch insecticide Doden insecten  aantal vogelsoorten daalt. Bijensterfte of toch de varroamijt?

68 Vragen Wat betekent? Mutageen DNA veranderd Reproductietoxisch
Gevaar voor voortplanting Carcinogeen kankerverwekkend Persistentie afbraaksnelheid

69 Vragen 2. Wat is een derdentoelating? Toelating voor middelen met al een toelating in groot gewas dat ook in kleine gewassen wordt toegelaten 3. Gelden voor toelating middelen in Nederland en Spanje dezelfde regels? Nee, elk land heeft zijn eigen toelatingseisen. Bij beoordeling wordt gelet op klimaatomstandigheden.

70 Milieu meetlat Vergelijkt effecten verschillende middelen
Uitspoeling grondwater afh. Org stof Giftigheid bodemleven (wormen, etc) DT waarde en LC waarde Giftigheid waterleven (standaard 1% drift)

71 Vergelijk 3 bladluismiddelen
waterleven Bodeml grondwater risico Decis 510 pt B C S Calypso 30 pt B C S Tepekki pt A A Dus Decis gaat 5x over wettelijke norm

72 Milieumeetlat kas-teelt
Dosering L of Kg / ha Toepassingswijze Aantal toepassingen/ seizoen Emissie bij ruimtebehandeling door afluchten tot 40 % Maximaal toelaatbaar Risico ½ dag na toepassing vaststellen Hoeveelheid waarbij 95 % toetsorganismen geen reactie geeft

73 Vragen 1. Waar zijn de milieu belastingspunten in de milieumeetlat van afgeleid? Van de mate van uitspoeling naar grondwater en giftigheid bodem en waterleven 2. Wat geeft de MTR van een middel aan? Hoeveel middel waarbij 95% van organismen na 12 uur geen reactie laat zien. 3. Wanneer is emissie naar de lucht het grootst? Ruimtebehandeling

74 Gewasbeschermingsmiddelen en resistentie
Hoe ontstaat resistentie? Genetische verandering Werking middel Monogene / polygene resistentie Aantal toepassingen, doseringen en persistentie Middelen hebben een werking dichtbij de natuurlijke werking Daardoor soms minder gevoelige individuen Genetische eigenschap Kunnen onkruiden ook resistent worden? Ja, denk aan brandnetel bij glyfosaat

75 Resistentie Resistentie Werking van het middel
Insecten - binnen een jaar Schimmel – binnen enkele maanden Onkruiden- binnen enkele jaren Werking van het middel Breedwerkend vb tegen energieoverdracht en aanmaak eiwitten. Dus grijpen in op verschillende levensprocessen in. minder gevoelig voor resistentie Systemische grijpen vaak in één proces in

76 Komkommerbontvirus (CGMMV)
Al 10 resistente rassen. Immuun; geen aantasting door de ziekte Hoge resistentie = beide ouderlijnen zijn resistent. Bij hoge ziektedruk soms enige symptomen Intermediaire resistentie= 1 ouderlijn is resistent. Meer schade en symptomen bij ziektedruk.

77 Resistentie Monogene resistentie polygene resistentie
Resistentie berustend op 1 gen of 1 eigenschap polygene resistentie Meer dan één gen Voorbeeld, volledige resistentie bij 3 genen Duurt lang voordat alle nakomelingen dit hebben

78 Resistentie Aantal toepassingen, doseringen en persistentie van het middel Elke toepassing selecteert Hoge dosering versnelt Vooral bij monogene resistentie Bij polygene resistentie stapsgewijze opbouw Persistente middelen (bodemherbiciden) Lang aanwezig, dus doden lang de gevoelige en niet de ongevoelige

79 Selectiedruk Soort middel Hoogte dosering Aantal toepassingen
Hoge selectiedruk Veelvuldig moeilijk afbreekbaar in hoge dosering Lage selectiedruk Snel afbreekbaar, incidentele toepassing, lage dosering

80 Systemische middelen Moderne middelen vaak systemisch. Werken maar op 1 proces. Transport in plant dus vooral curatief toepassen. Niet-systemische middelen preventief.

81 Vragen Monogeen berust op 1 gen of eigenschap
1. Wat is verschil tussen monogene en polygene resistentie? Monogeen berust op 1 gen of eigenschap 2. Welke resistentie kan zich het snelst ontwikkelen? monogeen 3. Welke factoren bepalen de selectiedruk van een middel? Het middel, dosering, persistentie en aantal toepassingen.

82 Kruisresistentie Middelen uit dezelfde chemisch groep
Lijken op elkaar Werken meestal volgens het zelfde principe Melde en nachtschade Atrazin, Sencor, Goltix Insecticiden - choline-esterase remmers Insect maakt meer choline-esterase waardoor andere choline estraseremmers ook niet meer helpen Zelfde werking ook in andere chemische groepen Metabolische resistentie: (grijpt in dezelfde stofwisselingsproces, maar komen uit verschillende chemische groepen)

83 Vragen 1. Wat is kruisresistentie?
Alle middelen uit een groep werken niet meer omdat ze werken via zelfde principe. 2. Wat is metabolische resistentie? Insecticiden die uit verschillende groepen komen maar volgens zelfde principe werken slaan niet meer aan.

84 Algemene maatregelen Wat kun je doen tegen resistentie?
Zo min mogelijk chemische middelen geïntegreerd Resistentie rassen, Bestrijdingsdrempels Insleep Biologisch Mechanisch

85 Algemene maatregelen Meng middelen met ander werkings-mechanisme vb. selectief systemisch met breedwerkend preventief Wissel middelen uit andere chemische groepen af Zo mogelijk vruchtwisseling

86 Anti-resistentie strategieën
Monitoring Fabrikant Werking Aanvullende adviezen bij resistentie Toch bruikbaar Verminderde fitness; resistente stam minder gevoelig dan oorspronkelijke stam.  middel beperkt inzetten  resistente stam wordt weggeconcurreerd door oorspronkelijke stam

87 Resistentie http://www.irac-online.org/modes-of-action/ insecten
schimmels esiteofaction.aspx onkruiden

88 Onkruidresistentie Bijv. Duist Fotosynthese 1 en 2 remmers ACC remmers
ALS remmers Vetsynthese remmers

89 Schimmel resistenties
Schimmels in graan en aardappel; strobilurinen, Phenilamiden, Succinate dehydrogenase.

90 Toch Resistentie? Is het wel resistentie? Controle registratie
Verkeerd middel Verkeerde dosis of toevoeging Gespoten op het verkeerde moment Verkeerde spuittechniek of apparatuur Controle registratie Contact met leverancier middel Proefbespuiting Alarm

91 Resistentie mechanismen
Ontgiftiging vindt sneller en doeltreffender plaats Er is iets veranderd op de plaats van werking(het aangrijpingspunt neemt minder middel op verlaagde penetratie past zijn gedrag aan Scheidt het middel uit of slaat het op Het middel wordt geïnactiveerd

92 Ontstaan resistentie Biologisch Erfelijke eigenschappen
Populatiedynamiek Levenscyclus Manier van voortplanten Aantal nakomelingen Overleving in ongunstige omstandigheden Manier en snelheid van verspreiden


Download ppt "Chemische gewasbescherming"

Verwante presentaties


Ads door Google