De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Direct E-Mail: Grammaticales 1 22/07/2018 Direct E-Mail: Grammaticales 1.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Direct E-Mail: Grammaticales 1 22/07/2018 Direct E-Mail: Grammaticales 1."— Transcript van de presentatie:

1 Direct E-Mail: Grammaticales 1
22/07/2018 Direct Grammaticales 1

2 Programma van vandaag Terug naar de basis: grammatica
22/07/2018 Programma van vandaag Terug naar de basis: grammatica Afgewisseld met oefeningen

3 Lesdoelen Studenten kennen de regels van grammatica (tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd) en kunnen werkwoorden vervoegen in de eerste, tweede en derde persoon. Is dit haalbaar? Lukt je dit zelf niet: laat je DEM nakijken!

4 Taal is het vervoermiddel van onze gedachten
Want: Taal is het vervoermiddel van onze gedachten

5 Weten jullie nog? 1. Ontleden: onderwerp en gezegde
2. Tijden: tegenwoordig, verleden, voltooid

6 Eerste oefening Vier hoeken in de klas Hoek A Hoek B Hoek C Hoek D

7 Ga in de hoek met het juiste antwoord staan
Nu die student alle regels uit zijn hoofd heeft geleer-, onthou- hij veel beter of er een d of een t achter een werkwoord staat. A geleert, onthoudt B geleerd, onthoud C geleerd, onthoudt D geleert, onthoud

8 Ga in de hoek met het juiste antwoord staan
Hij verbeel- zich heel wat, nu hij Crocs - de, droeg de, draagde dt, draagt te, draagte

9 Ga in de hoek met het juiste antwoord staan
Het meisje - de bloemen kocht, was - door de - prijs welke, verast, goedkope die, verast, lage die, verrast, hoge dat, verrast, lage

10 Ontleden: Wie doet wat? Onderwerp: Wie of wat
Gezegde: Werkwoord dat de actie beschrijft

11 Zoek onderwerp en gezegde in de volgende zinnen
De hond wandelt over het gras.

12 Zoek onderwerp en gezegde in de volgende zinnen
Als genoeg mensen iets als aannemelijk beschouwen, dan wordt het ook vaak als de waarheid gezien. Als genoeg mensen iets als aannemelijk beschouwen, dan wordt het ook vaak als de waarheid gezien.

13 Tijden: wanneer? Tegenwoordige tijd Dat wat nu aan de gang is
Verleden tijd Dat wat eerder aan de gang was Voltooide tijd Dat wat is afgerond

14 Oefening Tegenwoordige tijd? Twee handen in de lucht
Verleden tijd? Twee handen naar beneden Voltooide tijd? Twee handen naar voren

15 Omhoog (TT), omlaag (VT) of naar voren (Voltooide tijd)
Het huis brandde af. Het huis is afgebrand. Het afgebrande huis staat te koop. Jan verbrandt zijn hand. Piet fietst naar school. ‘Nee hoor, jij bent niet naar school gefietst!’, zegt Marie tegen Piet. Hoera, hij is geslaagd!

16 Tegenwoordige tijd Regel: In de tegenwoordige tijd krijgen de
tweede en derde persoon een t achter de stam De eerste persoon is ‘ik’, wie zijn die andere personen?

17 Maar er zijn uitzonderingen
Ik mag, hij magt ? Ik wil, hij wilt ? En: formeel - informeel Jij wilt / jij wil Je kunt / je kan

18 Tegenwoordige tijd Stam is het hele werkwoord min en
Bij een dubbele medeklinker vervalt één daarvan Meestal is de stam gelijk aan de ik-vorm fiets-en wandel-en ren-nen 1. ik fiets ik wandel ik ren 2. jij fietst jij wandelt jij rent 3. hij fietst hij wandelt hij rent

19 Uitzondering Als je of jij onderwerp is, en in de zin ná het gezegde staat, komt er na de stam géén t. Dus: Jij fietst morgen met mij mee Morgen fiets jij met mij mee Maar ook: Wordt je vader morgen al tachtig?

20 Als de stam eindigt op d Hier worden de meeste fouten gemaakt
Regel: In de tegenwoordige tijd krijgen de tweede en derde persoon een t achter de stam word-en antwoord-en brand-en 1. ik word ik antwoord ik brand 2. jij wordt jij antwoordt jij brandt 3. zij wordt zij antwoordt zij brandt

21 In verwarring? Ga te rade bij Grote Smurf. Is het in de tegenwoordige
tijd nou: ‘Benschop vind het niet belangrijk’, of ‘Benschop vindt het niet belangrijk’? Probeer: ‘Benschop smurft het niet belangrijk’ Met een t dus!

22 Oefening Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige tijd:
De service van het hotel, (beantwoorden) aan de vraag. Ik (dulden) geen tegenspraak van jou. De appel (rotten) weg. Ik (verraden) niet wat er gebeurd is. De auto (verkeren) in goede staat. (Melden) je bij de receptie.

23 En zo moet het De service van het hotel, beantwoordt (stam = beantwoord, plus t, of: het hotel ‘smurft’) aan de vraag. Ik duld geen tegenspraak van jou. De appel rot weg. Ik verraad niet wat er gebeurd is. De auto verkeert in goede staat. Meld je bij de receptie.

24 ‘t kofschip / ‘t sexy fokschaap

25 Verleden tijd: ‘t kofschip
Regel: Staat de laatste letter van de stam in ‘t kofschip dan krijgt de verleden tijd te erachter Zo niet, dan de stam verleden spiek spiekte brand brandde praat praatte antwoord antwoordde trap trapte 25

26 Pas op voor de vermomde v en z
Meestal is de stam gelijk aan de ik-vorm. Dus: verbazen > verbaas, beloven > beloof Maar: Regel: bij het bepalen van de vervoeging in de verleden tijd en voltooide tijd, doen we net of die v en z uit het hele werkwoord de laatste letter van de stam zijn. Staan die in ‘t kofschip? Nee. Dus: stam vermomd verleden voltooid verbaas verbaaz verbaasde verbaasd beloof beloov beloofde beloofd

27 En weer oefenen! Vervoeg de werkwoorden in de verleden tijd:
U (prijzen) die jongen voor zijn hoge cijfer. Je (begraven) je gezicht in je handen. Je (weten) het antwoord toch niet. De storm (verwoesten) ons huisje. De jongens (vergroten) hun voorsprong. Zij (eten) die dag op tijd. Zij (verhuizen) alweer.

28 En de antwoorden U prees die jongen voor zijn hoge cijfer.
Je begroef je gezicht in je handen. Je wist het antwoord toch niet. De storm verwoestte ons huisje. De jongens vergrootten hun voorsprong. Zij aten die dag op tijd. Zij verhuisden alweer.

29 Voltooide tijd: ‘t kofschip
Regel: Staat de laatste letter van de stam in ‘t kofschip dan krijgt de voltooide tijd een t erachter Zo niet, dan komt er een d achter Let op: in voltooide tijd géén dubbel d of dubbel t stam voltooid spiek gespiekt brand gebrand praat gepraat antwoord geantwoord trap getrapt

30 Voltooid als bijvoeglijk
Bijvoeglijk naamwoord: voegt een kwalificatie toe aan een zelfstandig naamwoord. Dus: De groene bank, de lange wandeling, een verrassende wending, het laatste koekje. En ook: de beantwoorde vraag Soms is een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord. Regel: Eindigt het voltooid deelwoord op t of d, dan komt er simpelweg een e achter, nooit te of de. Dus: De gefietste afstand, de teleurgestelde student Zij beantwoordde zijn onbeantwoorde liefde

31 Oefenen! http://www.cambiumned.nl/oefeningenwerkwoordspelling.htm

32 22/07/2018 Huiswerk volgende les Oefenen, oefenen, oefenen. 32


Download ppt "Direct E-Mail: Grammaticales 1 22/07/2018 Direct E-Mail: Grammaticales 1."

Verwante presentaties


Ads door Google