Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdGabriël Vos Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Groeps(bege)leider: Een eigen vakidentiteit… Sabine Vandoorne
Afdelingshoofd Jeugdkliniek unit Kortverblijf Afdelingshoofd Volwassenenkliniek unit Jongvolwassenen
2
“ Alle grote mensen zijn eerst kinderen geweest, maar alleen een héél enkele herinnert het zich…”
3
Beroepsidentiteit Definitie
De groeps (bege)leider BEINVLOEDT op basis van behandelplannen BEWUST en op METHODISCHE WIJZE zowel het LEEFKLIMAAT, DE LEEFGROEP als het INDIVIDUELE kind of jongere en werkt hierin nauw samen met de andere leden van het multidisciplinaire behandelteam en de context.
4
Beroepsidentiteit Definitie BEINVLOEDT:
Handelen variabel: coachend, sturend, afwachtend,… Proces Bewust, doelgericht en actief Onbewust en zonder vooropgezet doel Spanningsveld ! Planmatig, gestructureerd en bewust handelen dagprogramma, (pedagogische) regels, individueel behandelplan op leefgroepniveau,… Intuïtie, creativiteit en improvisatievermogen tijdsdruk, groepssfeer, mogelijkheden groep,… Handelen steeds proberen te verklaren en te verantwoorden ‘bewust’ kader De term ‘beïnvloedt’ duidt op het handelen van de groeps(bege)leider op een wijze of in een vorm die variabel is. Soms zal de groepsleider meer sturend zijn, soms coachend of stimuleren en andere keren juist afwachtend. Beïnvloeding is hier een bewust, doelgericht en actief proces. Maar beïnvloeden kan daarnaast ook onbewust en zonder vooropgezet doel plaatsvinden. Deze term, die verschillend geïnterpreteerd kan worden, raakt een belangrijk spanningsveld in het beroep van groeps(bege)leider: enerzijds planmatig, gestructureerd en bewust handelen, anderzijds werken vanuit intuïtie, creativiteit en improvisatievermogen. Aan de ene kant is de dag van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat geprogrammeerd met onder meer activiteiten, afspraken en (pedagogische) regels. Daarbinnen heeft elk kind/ jongere een individueel behandelplan op leefgroepniveau dat de groepsbegeleider paraat moet hebben en waar voor hem allerlei handelingen uit voortvloeien. De beïnvloeding of het handelen, namelijk bewust, doelgericht en actief én de wijze waarop dat dient te gebeuren, ligt dus vast. Aan de andere kant zijn veel zaken niet in te plannen en vast te leggen. Mensen zijn geen robots en ondanks plannen en duidelijke afspraken gebeuren er altijd weer onverwachte dingen. Het is een van de meest ingewikkelde maar tevens boeiende kanten van dit beroep om elk moment van de dag opnieuw te bepalen op welke wijze het handelen plaatsvindt. Zodanig dat dit zoveel mogelijk past in de lijn van plannen en afspraken, gerelateerd aan de hulpvraag van het kind of de jongere. Hierbij zijn intuïtie, creativiteit en improvisatietalent onmisbaar. Het is vaak de kunst om zaken als tijdsdruk, groepssfeer en de mogelijkheden van de groep niet al te geforceerd te hanteren. Ook kunnen individuele factoren vanuit de jongere of groepsbegeleider een afwijking van de afgesproken lijn veroorzaken bvb. bij ziekte. Het is belangrijk dat de groepsbegeleider steeds probeert zijn handelen, ook als het intuïtief, creatief en geïmproviseerd was, achteraf te verklaren en te verantwoorden. Op die manier wordt het terug in een ‘bewust kader’ geplaatst. Rapportage, overleg en intervisie bieden hiervoor mogelijkheden.
5
Beroepsidentiteit Definitie BEHANDELPLAN:
Individuele behandelplan op leefgroepniveau richtsnoer voor beïnvloeding Multidisciplinair opgesteld Werkpunten: individuele begeleider – groepsbegeleiders Beschrijft de (behandel)doelen voor alledaagse situatie Het behandelplan, namelijk het individuele behandelplan op leefgroepniveau, vormt het richtsnoer voor de beïnvloeding. Dit plan wordt multidisciplinair opgesteld. Uiteraard zijn de (werk)punten, aangebracht door de individuele begeleider en aangevuld door de groespbegeleiders, van groot belang. Het individuele behandelplan op leefgroepniveau beschrijft de behandeldoelen voor de situatie van alledag gefaseerd, gedetailleerd en concreet.
6
Beroepsidentiteit Definitie BEWUST EN METHODISCH:
Doelbewust en planmatig handelen: opstelling én uitvoering Niet altijd mogelijk!! Achteraf stilstaan bij handelen (teamvergadering) Goede mondelinge schriftelijke overdracht Intervisiemomenten reflecteren over eigen handelen ‘Bewust en op methodische wijze’ staat voor het doelbewust en planmatig handelen en heeft betrekking op zowel het opstellen van een behandelplan op leefgroepniveau als de uitvoering ervan. Het is niet altijd mogelijk om alle handelen vooraf te bedenken. In dat geval is het wel belangrijk om achteraf eens bij het handelen stil te staan en te onderzoeken op doel, proces en resultaat. Dit kan ondermeer tijdens de multidisciplinaire teamvergaderingen, waar de behandelplannen bijgesteld worden. Groepsbegeleiders geven met elkaar als team gestalte aan de behandeling in de leefgroep. Omdat zij hun methodisch handelen goed moeten afstemmen op collega’s om eenduidig te kunnen handelen, dient voldoende tijd besteed te worden aan een goede mondeling en schriftelijke overdracht. Naast feitelijke gedragsobservaties en het maken van afspraken over de taakverdeling is het eveneens belangrijk dat er intervisiemomenten voorzien worden om te reflecteren over het eigen handelen. Hierbij kunnen de doelmatigheid van het handelen, de persoonlijke aandachtspunten in het functioneren van de groepsbegeleider en de proceskant van de samenwerking aan bod komen.
7
Beroepsidentiteit Definitie LEEFKLIMAAT:
Geen specifieke therapeutische activiteiten Gewone dagelijkse zaken als eten, slapen, vrije tijd,… Ingezet als instrument in het behandelen therapeutische waarde (milieutherapie) Materiële en immateriële componenten Groepsbegeleider : Leefklimaat bewust en methodisch aansturen én Voorbeeld- en trekkersfunctie Het leefklimaat is het klimaat waarin iemand samen met anderen een groot deel van de dag leeft en waarbinnen alleen of samen activiteiten worden ondernomen. Dit betreffen geen specifieke therapeutische activiteiten maar wel de ‘gewone’ dagelijkse zaken als eten, slapen, vrije tijd besteden,… Als de gewone dagelijks zaken worden ingezet als instrument in het behandelen, hebben ze wel degelijk een therapeutische waarde (milieutherapie). Het leefklimaat bestaat uit materiële en immateriële componenten. Tot de eerste categorie behoren onder meer de inrichting, de maaltijden en het spelmateriaal. Bij immateriële zaken kan gedacht worden aan de stemming of sfeer die er heerst. Deze wordt enerzijds bepaald door de personen en de manier waarop er met elkaar omgegaan wordt. Anderzijds worden sfeer en stemming ook bepaald door wat materiële zaken uitstralen. Als kapot meubilair niet snel vervangen wordt, geeft dit impliciet de boodschap dat vernielen niet erg is of getolereerd wordt. De groepsbegeleider heeft niet alleen een verantwoordelijkheid om dit leefklimaat bewust en methodisch aan te sturen, maar heeft ook in alle opzichten een voorbeeld- en trekkersfunctie.
8
Beroepsidentiteit Definitie LEEFGROEP: Idealiter zes à acht jongeren
24 – uursituatie : beleving op zich! Ingewikkelde groepsinteracties Instabiele factoren cf. crisis Wisselende (werk)diensten Met regelmaat van klok veranderingen in groep én team De ‘leefgroep’ bestaat idealiter uit zes tot acht jongeren, die met elkaar samenleven en mekaar daarin bewust en onbewust beïnvloeden. In de dagelijkse situatie kan men in die 24-uursituatie veel (met elkaar) beleven. Er kan sprake zijn van ingewikkelde groepsinteracties, die nog extra gecompliceerd worden door instabiele factoren. Groepsbegeleiders werken in wisselende diensten en geregeld vinden er veranderingen plaats als jongeren of medewerkers vertrekken.
9
Beroepsidentiteit Definitie SAMENWERKING:
Intensieve ‘interne’ samenwerking op diverse niveaus Contacten met context Outreachend werken Communicatie !! veelzijdigheid Grote verschillen in positie en persoonlijkheid van diverse gesprekspartners ! Eigen gevoelens te (her)kennen en te verwoorden Tot slot iets over de ‘samenwerking’. Als groepsbegeleider werk je op verschillende niveaus intensief samen. De samenwerkingspartners zijn zowel leden van het eigen begeleidersteam als andere leden van het behandelteam. Maar ook de contacten met de context zijn belangrijk. Soms is het ook aangewezen dat de groepsbegeleider ‘outreachend’ werkt. Samenwerken houdt in dat de groepsbegeleider zich in elke situatie realiseert welke informatie voor wie van belang is, hoe uitvoerig deze moet zijn en welke vragen hij anderen moet stellen. In de communicatie moet je dus veelzijdig kunnen zijn vanwege de grote verschillen in positie en persoonlijkheid van de diverse gesprekspartners. Als groepsbegeleider moet je tevens in staat zijn om eigen gevoelens te (h)erkennen en onder woorden te brengen. Soms moet je je kritiek en frustraties een tijd bij je houden, aangezien je die pas kan uiten op de tijd en de plaats die daarvoor bestemd zijn, bijvoorbeeld een intervisiemoment met collega’s.
10
Drie dimensies van het werken…
Niet simpel Geen solistische klus Samenwerking heel belangrijk team groepsbegeleiders in wisselende diensten aanwezig Daarnaast participatie in multidisciplinair team Vraagt Engagement én inzet Verantwoordelijkheid én verantwoording Werken vanuit gedeelde en ondersteunde zorgvisie Aard van werkzaamheden en context vaak vrij gecompliceerd Het werk van een groepsbegeleider is geen solistische klus. Meer dan bij andere disciplines moet je kunnen samenwerken met directe collega - groepsbegeleiders, omdat jullie een gezamenlijke taak uitvoeren. Doorgaans bestaat een team groepsbegeleiders uit minimaal zeven personen, die in wisselende diensten dag en nacht aanwezig zijn. Dit team participeert in een groot multidisciplinair team. Het is dus onmogelijk om je als groepsbegeleider op je eigen werkplek te isoleren en bijvoorbeeld uitsluitend met de jongeren activiteiten te ondernemen. Er wordt van elke groepsbegeleider verwacht dat hij op een bedachte manier handelt, dat hij zijn handelen verantwoordt, dat hij werkt vanuit een zorgvisie en dat hij die kan verwoorden. Zowel de context waarbinnen je als groepsbegeleider werkzaam bent als de aard van werkzaamheden die je uitvoert zijn vrij gecompliceerd. Om inzicht te verwerven in de beroepsmatige kwaliteiten waarover een groepsbegeleider dient te beschikken, maken we gebruik van volgend model. Het maakt aanschouwelijk hoe complex en veelzijdig het beroep is en welke eisen het aan mensen stelt om dit beroep te kunnen uitoefenen. Het model is een driedimensionaal bouwwerk in de vorm van een piramide, met een kwetsbaar evenwicht als één van de onderdelen minder stevig is.
11
Drie dimensies van het werken…
Niet simpel 2. 1. Persoonlijke bagage De piramide bestaat uit de volgende onderdelen of driehoeken: de ‘persoonlijke bagage’, ‘samenwerking en communicatie’ en tot slot de ‘ positionering en professionalisering van de professie’. De punten en lijnen van deze driehoeken sluiten nauw op elkaar aan en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In deze piramide ontstaat pas een zeker evenwicht als de groepsbegeleider een aantal jaren ervaring heeft opgedaan en de nodige bijscholing heeft gehad. 3. Positionering en professionalisering van de professie 2. Samenwerking en communicatie
12
Drie dimensies van het werken…
Eerste driehoek: persoonlijke bagage Uitvoerende en organisatorische vermogens Eigen socialisatie en hanteren (tegen)overdracht Professionele visie en attitude
13
Eerste driehoek: persoonlijke bagage
Eigen socialisatie en hanteren van (tegen)overdracht Socialisatie : Persoonlijke geschiedenis = referentiekader hoe je de wereld bekijkt en benadert Doel: ‘gedifferentieerd zelf’ Eigen socialisatie goed in kaart gebracht Eigen (innerlijke) conflicten onderkennen Daarover openlijk communiceren Emotionele objectiviteit handhaven te midden emotioneel systeem in beroering ! Hulpvraag van jongere en context goed kunnen verstaan en behandelen! De ‘persoonlijke bagage’ begint met de eigen socialisatie en het hanteren van (tegen)overdracht. Socialisatie verwijst naar de persoonlijke geschiedenis: hoe ben je gevormd tot de persoon die je nu bent, wat is er in je leven gebeurd en hoe heb je dit verwerkt? Wat zijn je persoonlijke sterke en zwakke kanten? Durf je deze te delen met anderen? Hoe ga je om met conflicten en wat heb je op dit gebied meegemaakt? Hoe kijk je terug op je eigen jeugd, je ouders en hun opvoedingsprincipes? Wat speelt hiervan door in je beroepshouding? Hoe stevig sta je in je schoenen? Hoe zelfstandig ben je? Socialisatie is het referentiekader voor hoe een mens de wereld bekijkt en benadert. Als de groepsbegeleider zijn eigen socialisatie goed in kaart heeft gebracht en zijn eigen (innerlijke) conflicten onderkent en daarover openlijk kan communiceren, ontwikkelt hij zich tot een ‘gedifferentieerd zelf’ (Bowen). Een ‘gedifferentieerd zelf’ is een persoon die emotionele objectiviteit kan handhaven te midden van een emotioneel systeem in beroering, terwijl hij zich tegelijk toch actief kan verhouden tot sleutelfiguren in het systeem. Het ontwikkelen van’ een gedifferentieerd zelf’ is voor de groepsbegeleider van belang om de hulpvraag van de jongere en zijn sociale context goed te kunnen verstaan en behandelen. Persoonlijke ruis kan het beeld vertroebelen . Iemand die zelf traumatische ervaringen heeft meegemaakt kan oa. niet altijd even goed in staat zijn om hulp te verlenen aan een jongere met dezelfde negatieve levenservaringen. Er zal waarschijnlijk een te grote emotionele betrokkenheid ontstaan voor een professionele opstelling. Een ‘gedifferentieerd zelf’ is tevens van groot belang in de samenwerking. Een groepsbegeleider, die volop in de concurrentiestrijd zit met zijn oudere broer om de erkenning van zijn ouders te verwerven, kan verwachten dat eenzelfde proces zich in de samenwerking met collega’s en leidinggevenden gaat voordoen en tot samenwerkingsproblemen zal leiden.
14
Eerste driehoek: persoonlijke bagage
Eigen socialisatie en hanteren van (tegen)overdracht Overdracht en tegenoverdracht : Waarom kiezen voor dit beroep? Redderfantasieën?? Vaak in hulpverlening Waarom kiest iemand voor het vak van groepsbegeleider? Alle hulpverleners hebben in meer of mindere mate last van redderfantasieën? De psychoanalytische theorie spreekt in dit verband over overdracht en tegenoverdracht en stelt dat deze fenomenen in elke hulpverlenersituatie aan de orde zijn. Daarom is het van belang om deze begrippen goed te kennen en te hanteren. Overdracht in een hulpverlenersituatie betekent dat de patiënt een binding aangaat met de hulpverlener, waarin hij diepgaande positieve of negatieve gevoelens toekent aan die hulpverlener als was het de vader, moeder of partner die hij (n)ooit heeft gehad. De patiënt voelt een diepgaande behoefte tot symbiose met de hulpverlener. De (positieve) tegenoverdracht vindt plaats vanuit de hulpverlener wanneer deze er steeds meer van overtuigd raakt dat hij de enige en onmisbare persoon is die de patiënt verder kan helpen.
15
Eerste driehoek: persoonlijke bagage
Professionele visie en attitude ‘DENKEN’ : Opleiding - kennis – theoretische kaders? Nooit genoeg geleerd : Ontwikkelingspsychologie : gezond problematisch Ontwikkelingspathologie Communicatietheorie Groepsdynamica Observatie -, gesprek – en onderhandelingsvaardigheden – conflicthantering Methodisch (klinisch) redeneren Goed kunnen samenwerken… De ‘professionele visie en attitude’ vormt de andere kant van de basis van deze driehoek. Deze kant verwijst naar het denken: de opleidingsachtergrond en wat iemand op het gebied van kennis en theoretische kaders geleerd heeft. Kennis over onder meer volgende zaken is aangewezen: Ontwikkelingspsychologie met betrekking tot het normale kind van 0 tot 18 jaar is essentieel om vervolgens te kunnen onderscheiden wat ‘gezond’ en ‘problematisch’ gedrag is. Deze kennis biedt het raamwerk van waaruit de groepsbegeleider zijn observaties doet. Ontwikkelingspathologie geeft aan wat er mis kan gaan in de verschillende levensfasen en onder welke condities. De groepsbegeleider weet hoe dit zich uit in concreet gedrag. Ook kan hij inschatten op welk punt het plafond van iemand bereikt is. Als groepsbegeleiding beschik je ook over voldoende kennis op het gebied van communicatietheorie, groepsdynamica en groepsinteracties om individueel en groepsgericht te kunnen werken. Observatie-, gespreks- en onderhandelingsvaardigheden en conflicthantering zijn praktische vaardigheden die een groepsbegeleider tot zijn beschikking heeft. Goed kunnen samenwerken is een noodzakelijke vaardigheid. Methodisch (klinisch) kunnen redenen en werken is noodzakelijk.
16
Eerste driehoek: persoonlijke bagage
Uitvoerende en organisatorische vermogens ‘DOEN’ : Vanuit twee vorige items vertaling naar ‘het doen’ Meeste plezier in het ‘direct’ werken met jongeren Andere aspecten even belangrijk binnen functioneren Evenwicht Adequaat handelen = reflectie over wat je deed Permanent leerproces Vanuit de twee eerder genoemde punten zal een vertaling moeten plaatsvinden naar de uitvoerende en organisatorische vermogens ofwel ‘het doen’. De groepsbegeleider zal theorie moeten integreren in de praktijk en kennis transformeren naar vaardigheden. Veel groepsbegeleiders zijn ‘doeners’ en hebben het meeste plezier in hun werk als ze direct met de jongeren bezig zijn. Als groepsbegeleider werken in de residentiële (psychiatrische) sector betekent dit echter dat alle aspecten van deze en de andere driehoeken in het functioneren meespelen en een evenwicht moeten vormen. Adequaat handelen vraagt dan ook om reflectie op datgene wat je gedaan hebt om te kunnen beoordelen of je goed gehandeld hebt. Het reflecteren op het eigen handelen om vervolgens het eigen handelen weer bij te stellen veronderstelt een permanent leerproces.
17
Eerste driehoek: persoonlijke bagage
18
Tweede driehoek: samenwerking en communicatie
De jongere en zijn sociale context Monodisciplinair team Multidisciplinair team De tweede driehoek bevat evenals de eerste driehoek basale elementen en richt zich op ‘mogelijkheden tot samenwerking en communicatie’. Een goede samenwerking vergt een goede communicatie op verschillende niveaus, met verschillende partners.
19
Tweede driehoek: samenwerking en communicatie
Monodisciplinair team Soms alleen een dienst draaien maar In principe nooit alleen team Communicatie en samenwerking zo optimaal mogelijk laten verlopen Respect voor ieder zijn persoonlijke accenten Onrust binnen het team onmiddellijk invloed op groep Conflicten ‘ geven en nemen’ Teamloyaliteit ! ! goede samenwerking Zorg voor collega’s Trouw zijn aan normen, waarden en onderlinge afspraken Mag ook niet te overheersend aanwezig zijn stagnatie individuele ontwikkeling Alertheid voor fenomeen van ‘de apenkooi’ Voor een groepsbegeleider is een van de positieve kanten van het werk dat hij soms in zijn eentje een dienst draait, maar in principe nooit alléén staat. Hij maakt immers deel uit van een team. Groepsbegeleiders voeren samen met collega’s één behandelplan op leefgroepniveau uit terwijl ze elkaar in estafetteverband afwisselen op de werkvloer. Daarbij respecteren ze elkaar in de persoonlijke accenten die ieder aan de uitvoering geeft. Het is vanzelfsprekend van wezenlijk belang om de samenwerking en communicatie in het team groepsbegeleiding zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Onrust binnen het team heeft immers onmiddellijk invloed op de groep zelf. Er zijn bijvoorbeeld meer conflicten dan anders en deze zijn moeilijker te doorbreken. Groepsbegeleiders vormen met elkaar als grootste discipline een machtige factor in de behandeling. Een aandachtspunt hierbij is wel het vinden van een goed evenwicht tussen het opkomen voor de belangen van hun eigen discipline enerzijds en anderzijds voldoende aandacht en professionele nieuwsgierigheid te hebben voor wat er aangebracht wordt vanuit andere disciplines. Een ander aandachtspunt is de individuatie van elk teamlid afzonderlijk. Samenwerking in een team vraagt om ‘geven en nemen’, zich soms voegen naar de meerderheid en een andere keer juist een persoonlijk stellingname vasthouden. Een zekere mate van teamloyaliteit is onontbeerlijk voor een goede samenwerking. Deze bestaat niet alleen uit zorg voor collega’s, maar ook uit de trouw aan allerlei normen en waarden en onderlinge communicatiepatronen die met elkaar functioneel zijn afgesproken. Als de teamloyaliteit echter te benauwend wordt, kan deze de individuele ontwikkeling gaan stagneren. Met name op het niveau van het monodisciplinaire team moet men zeer alert blijven voor het fenomeen van ‘de apenkooi’.
20
Tweede driehoek: samenwerking en communicatie
Monodisciplinair team De apenkooi De apenkooi Men neme een kooi met apen. Men hangt in de kooi een banaan op en plaatst daaronder een trapje. Het duurt niet lang of er gaan een aap naar die trap. Zodra hij er een voet op zet, worden alle apen natgespoten. Een poosje later onderneemt dezelfde aap, bekomen van de schrik, nogmaals een poging. Gevolg: weer alle apen nat. Ook een andere aap, een echte ‘diehard’ zet toch nog een voet op het trapje met het onvermijdelijke gevolg, namelijk een onvrijwillige douche voor alle apen. Als er daarna nog één aap het trapje op wil dan zullen alle anderen hem dat uitdrukkelijk beletten, zonder dat er water aan te pas komt. Nu halen we één aap uit de kooi en brengen een nieuwe binnen. Die denkt: “Ha lekker, een banaan” en gaat naar het trapje. Tot zijn grote schrik springen alle apen hem op zijn nek. Na nog een poging weet hij dat de anderen hem in elkaar slaan als hij het trapje op wil. Dan halen we een tweede aap uit de kooi en laten een nieuwe binnen. De nieuweling gaat nietsvermoedend naar het trapje en krijgt een pak slaag. De vorige nieuwe neemt enthousiast deel aan de afstraffing. Een derde aap van de oorspronkelijke groep gaat eruit en een derde nieuwe komt binnen. Hij gaat naar het trapje en krijgt op zijn donder. Twee van de apen die op hem inbeuken hebben geen idee waarom je het trapje niet op mag. We gaan door en halen aap vier, vijf, zes enz. van de oorspronkelijke groep eruit, totdat alle apen die het natspuiten hebben meegemaakt vervangen zijn door nieuwe. Niettemin gaat er nooit een aap het trapje op…. (bron: Pauke en Zuiderdorp, 1988)
21
Tweede driehoek: samenwerking en communicatie
Monodisciplinair team Belangrijk om eigen verantwoordelijkheidsgevoel serieus te nemen Soms verleidelijk om keuzes en besluiten te vermijden ‘teambeslissing’ is veiliger Is soms ook noodzakelijk als team te beslissen cf. opstellen van de huisregels Daar tegenover kunnen teamleden elkaar mandateren ‘vertrouwen’ ! Regelmatige toetsing Het is voor een groepsbegeleider van belang om het eigen verantwoordelijkheidsgevoel serieus te nemen en concreet vorm te geven. Het werken in een team maakt het verleidelijk om keuzes en besluiten te vermijden of uit te stellen, omdat men alleen als team beslissingen wil nemen. Soms zijn er inderdaad kwesties waarbij het draagvlak van het voltallige team noodzakelijk is. Een voorbeeld hiervan is het opstellen en uitwerken van de huisregels voor de afdeling. Daar staat tegenover dat er veel zaken zijn waarvoor teamleden elkaar kunnen mandateren. Men spreekt kaders en spelregels af en schenkt elkaar vervolgens het vertrouwen om een bepaalde klus zelfstandig uit te voeren namens het team. Een voorbeeld hiervan is de individuele begeleiding. De individuele begeleider stelt het individuele behandelplan op (ook op leefgroepniveau) en zorgt, naast de terugkoppeling in het multidisciplinaire team, voor voldoende steun en draagvlak bij zijn collega’s. Vervolgens hoeft hij niet voor elk detail in de uitvoering het fiat van zijn collega’s vragen. Mits natuurlijk in de overlegstructuur voldoende momenten zijn ingebouwd om de uitvoering van het behandelplan en de rol van de IB op hoofdlijnen mono- en multidisciplinair te toetsen.
22
Tweede driehoek: samenwerking en communicatie
Multidisciplinair team Heldere verwachtingen naar mekaar toe Duidelijke taakafspraken Enkele terugkoppeling – en toetsingmomenten per week voorkomt eilandencultuur Team in evenwicht hoofd bieden aan moeilijke casuïstiek In de praktijk goed teamevenwicht vaak erg kwetsbaar Niet goed als overlevingsstrategieën teamidentiteit te lang bepalen! Risicofactoren: ziekteverzuim, teamwisselingen, reorganisatie, onvoldoende afgrenzing werk – privé bondjesvorming en splitting Ook multidisciplinair is het van belang helder te zijn in wat men van elkaar verwacht en duidelijke taakafspraken te maken. In tegenstelling tot de leden van monodisciplinaire team groepsbegeleiders bestaat er tussen multidisciplinaire teamleden meer afstand ten opzichte van mekaar. Elkaar meerdere malen per week spreken om het behandelbeleid aan de dagelijkse ervaringen te toetsen, onderling af te stemmen en feedback te geven over elkaars handelen is noodzakelijk om de samenwerking vruchtbaar te houden en voorkomt een eilandencultuur. (Cf. teamvergaderingen, casusbespreking, stafvergadering, intervisie,…) Als de basis in een team zowel mono- als multidisciplinair goed in evenwicht is, dan kan men met elkaar moeilijke casuïstiek het hoofd bieden. De positieve teamsamenwerking en goede onderlinge communicatie werken door in de contacten met de jongere en zijn sociale context. In de praktijk blijkt dat een goed teamevenwicht vaak erg kwetsbaar is. “Elk team is zo sterk als de zwakste schakel” is een gevleugeld begrip in de samenwerking. Eén misverstand kan een sneeuwbaleffect teweegbrengen en uiteindelijk een team laten wankelen. Niet alleen een individuele medewerker kan in een identiteitscrisis terechtkomen. Ook een voltallig team kan onderuit gaan, als overlevingsstrategieën de identiteit van het team te langdurig bepalen. Risicofactoren zijn naast ziekteverzuim onder meer een groot aantal teamwisselingen in korte tijd, reorganisaties en onvoldoende afgrenzing tussen privé en werk, waardoor bondjesvorming en splitting in het team kunnen plaatsvinden. Voor alle multidisciplinaire teamleden geldt dat directe communicatie – een stiefkindje in de gezondheidszorg- en openheid ten aanzien van eigen zwakke punten kunnen helpen om individuele functioneringsproblemen en teamcrises tijdig te onderkennen en in goede banen te leiden.
23
Tweede driehoek: samenwerking en communicatie
De jongere en zijn sociale context Samenwerking belangrijk Niet de functie van een (t)huis overnemen Verantwoordelijkheid blijft bij ouders Rekening houden met betekenis en gevolgen van problematiek en opname voor het gezin Maar ook belangrijk thuissituatie te (onder)kennen en hun geldende normen, waarden en gewoonten Voldoende evenwicht tussen Afstand en nabijheid Betrokkenheid en objectiviteit Intentioneel opvoeden en spontaan opvoeden ‘professionele alliantie’ De top van deze driehoek is de samenwerking en communicatie ten aanzien van de jongere en zijn sociale context. Met de opname van de jongeren wordt immers ook de sociale context van de jongere, namelijk de ouders of verantwoordelijken, de kliniek of instelling binnengehaald. Voor het slagen van de behandeling is de samenwerking met de ouders van wezenlijk belang, omdat zij met het kind verder moeten. Voor een instelling kan dit anders zijn, maar de context is meestal niet helemaal buiten te sluiten. Een kliniek heeft zeker niet de pretentie om de functie van een thuis over te nemen. Ouders blijven nadrukkelijk verantwoordelijk voor hun kind tenzij het tegendeel bewezen kan worden. In het handelen als groepsbegeleider is het altijd heel belangrijk rekening te houden met de betekenis en de gevolgen die de problematiek en de opname van de jongere voor het gezin heeft. Maar het is eveneens heel belangrijk om ook de thuissituatie wat te (onder)kennen en de normen, waarden en gewoonten die binnen dit gezin leefden ( voortdurend) in het achterhoofd te houden. Om geen afbreuk te doen aan de relatie tussen ouders/verantwoordelijken en jongere, hanteren groepsbegeleiders in hun houding voldoende evenwicht tussen afstand en nabijheid, betrokkenheid en objectiviteit, tussen intentioneel opvoeden en spontaan opvoeden. Deze deskundige (pedagogische) relatie wordt ook wel ‘professionele alliantie’ genoemd. Binnen deze ‘verbondenheid’ neemt de groepsbegeleider de positie in naast de jongere en tracht hij de persoonlijke noden, de hulpvraag van de jongere te ontdekken maar probeert hij eveneens de kijk van de jongere te begrijpen. Het gaat hier dus niet om een coalitie omdat deze verbondenheid zeker niet de vorm mag aannemen van een gezamenlijke gerichtheid tegen (één van beide) ouders.
24
Tweede driehoek: samenwerking en communicatie
De jongere en zijn sociale context Sociale context soms ruimer dan ouders Groepsbegeleider = ‘veelzijdig partijdig’ Elk zijn verhaal en zijn beleving Valkuilen : Bevindingen relativerend benaderen Te positief faalgevoel Negatief ouders aanvaarden geen kritiek Coalitie met zoon/ dochter stagnatie samenwerking ( Tegen) overdracht Loyaliteitsproblematiek Splitting tussen ouders en team Splitting in team Communicatie : oog voor incidentniveau maar ook voor functie van incidenten Naast de ouders kunnen ook anderen deel uitmaken van de sociale context ondermeer verwijzers, pleeggezin of andere hulpverleners. Als groepsbegeleider is het belangrijk dat hij/zij ‘veelzijdig partijdig’ is. Alle partijen hebben hun verhaal en hun beleving en moeten kunnen gehoord worden. Zo is het van belang om bevindingen vanuit de leefgroep naar ouders relativerend te benaderen. Wanneer je als groepsbegeleider een te positieve toon kiest kan je de ouders de indruk geven dat zij gefaald hebben. Te negatieve informatie werkt soms ook averechts omdat ouders niet gemakkelijk kritiek over hun kind verdragen. Als ouders afwijzend reageren op groepsbegeleiders of in de coalitie met hun zoon/dochter tegen het team gedreven worden, stagneert de samenwerking en de hulpverlening. Ook in deze driehoek liggen de valkuilen op het gebied van (tegen)overdracht op de loer. Een centraal thema hierbij is dat van de loyaliteitsproblematiek, die zowel bij de jongere, de ouders als teamleden kan spelen. Illustratief zijn de conflicten die kunnen ontstaan rondom de kleding van het kind. Bijvoorbeeld als de ouders niet voldoende kledij voorzien of de aanschaf van (noodzakelijke) nieuwe kledij niet gebeurt. Als groepsbegeleider bevind je je dan in een spanningsveld, waarin je enerzijds de ouders hun verantwoordelijkheid niet mag afnemen. Maar anderzijds moet er wel wat geregeld worden. Dit zijn vaak situaties waarin niet alleen splitting tussen de ouders en team kan ontstaan, maar ook binnen het team zelf. Het is van groot belang deze zaken multidisciplinair in alle openheid te bespreken en te analyseren op hun betekenis ten aanzien van thema’s als loyaliteit, (tegen)overdracht en multidisciplinaire samenwerking. Er moet oog zijn voor het incidentniveau, de hier-en-nu situatie, maar er moet ook geprobeerd worden op langere termijn in te schatten wat de functie van dit soort incidenten is. Er kunnen factoren bij de jongere of ouders meespelen zoals verzet tegen de opname. Ook kan een dergelijk incident een samenwerkingsprobleem in het team blootleggen, zoals een al langer sluimerend conflict tussen een groepsbegeleider en een gezinstherapeut of sociaal assistent.
25
Derde driehoek: positionering en professionalisering van de professie
Extern niveau Team- of afdelingsniveau Instituutsniveau
26
Derde driehoek: positionering en professionalisering van de professie
Team – of afdelingsniveau Ervaring uitgerijpter beeld van visie en eigen mening Ermee aan de slag gaan ‘werkpassie’ Niet evident dagelijkse werk vraagt veel energie Chronisch tijd tekort Leefgroepwerk grote ‘zuigkracht’ Werk nooit af – vaak zware emotionele wissel Afstand nemen belangrijk Richten op verdere professionalisering belangrijk Eigen werkplezier Preventie burn – out Zelfontwikkeling en – ontplooiing Uitdaging: loskomen van teamloyaliteiten - zichzelf durven onderscheiden Rol van leidinggevenden! De derde driehoek betreft het gebied dat een groepsbegeleider meestal betreedt als hij enige tijd ervaring heeft opgedaan. Dan pas ontstaat er een uitgerijpter beeld van zijn visie op het vak en van hetgeen hij met dit vak kan en wil doen. Het is dan van belang manieren te zoeken om deze visie concreet vorm te geven zodat de ‘werkpassie’ aanwezig blijft. Voor de groepsbegeleider blijkt het niet altijd even gemakkelijk te zijn om naast de dagelijkse routine te werken aan én zijn vak én aan zichzelf. Het dagelijkse werk vraagt immers al veel energie en er lijkt chronisch een tekort aan tijd. De zuigkracht die van het leefgroepwerk uitgaat is groot. Het werk is nooit ‘af’ en trekt vaak een zware emotionele wissel. Toch is het van belang om af en toe even afstand te kunnen nemen van de dagelijkse hectiek en je te kunnen richten op verdere professionalisering. Van belang voor het eigen werkplezier, om burn-out te voorkomen en om jezelf verder te ontwikkelen. Dan pas word je jezelf soms bewust van hetgeen je je al hebt eigengemaakt aan ervaring en kennis. Vaak vormt het loskomen van teamloyaliteiten en het zichzelf durven onderscheiden van anderen een drempel. Er zit hier ook wel een taak voor de leidinggevenden om mensen hierin uit te dagen en alert te zijn op projecten waar de groepsbegeleider een rol kan inspelen. Of de groepsbegeleider kan dit zelf kenbaar maken bvb. in functioneringsgesprekken.
27
Derde driehoek: positionering en professionalisering van de professie
Team – of afdelingsniveau Mentorschap op leefgroepniveau eerste stap Samenkomen van alle vaardigheden op gebied van Persoonlijke bagage Mogelijkheden tot samenwerking Manier van communiceren Risico’s van overdracht en tegenoverdracht Uitdaging: behandelplan op leefgroepniveau Uitschrijven Coördineren Zorgen dat het voldoende ‘gedragen’ wordt binnen begeleidingsteam Aansluiting bij werking multidisciplinaire collega’s Tijdige bijstelling indien nodig Bespreekbaar maken van eigen interacties en die van collega’s (intervisie) Op afdelingsniveau is het mentorschap op leefgroepsniveau( onderdeel van individuele begeleiding) een eerste stap om ‘het positioneren en professionaliseren’ concreet te oefenen te laten zien. Hier komen alle vaardigheden op het gebied van persoonlijke bagage en mogelijkheden tot samenwerking en communicatie samen. Ook de risico’s van overdracht en tegenoverdracht zijn hier aan de orde. Als ‘mentor’ schrijf je op basis van (psychiatrische) uitgangspunten een behandelplan op leefgroepniveau uit en coördineer je de uitvoering ervan (dagprogramma, gedragsbeloningssysteem,….). Je zorgt er ook voor dat dit plan voldoende gedragen wordt binnen het team groepsbegeleiders en dat het aansluit bij de werking van de andere multidisciplinaire teamleden. Je zorgt ook voor een tijdige bijstelling van dit behandelplan. Je maakt ook de interacties van jezelf en collega’s ten aanzien van de jongere bespreekbaar tijdens intervisies.
28
Derde driehoek: positionering en professionalisering van de professie
Instituutsniveau Afdelingsoverstijgend projectwerk Referentiepersonen Werk – en of vakgroepen Extern niveau Studiedagen Workshops Supervisies Voordrachten Wanneer de groepsbegeleider enige ervaring heeft opgedaan binnen de eigen afdeling of eenheid en hij merkt dat hij affiniteit heeft met bepaalde bepaalde onderwerpen kan hij aansluiten op instellingsniveau om zaken meer afdelingsoverstijgend uit te werken. Dit is de laatste stap op dit gebied naar buiten gericht. Voorbeelden hiervan zijn studiedagen volgen of zelf verzorgen,….
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.