1) onregelmatige werkwoorden

Presentatie over: "1) onregelmatige werkwoorden"— Transcript van de presentatie:

1 1) onregelmatige werkwoorden
haben (D): hebben (NL) O.T.T. ich du er,sie,es wir ihr sie, Sie hab ha_ e st t en Merk op dat bij du en er,sie,es de –b- verdwijnt.

2 1) onregelmatige werkwoorden
sein (D): zijn (NL) O.T.T. ich du er,sie,es wir ihr sie, Sie bin bist ist sind seid

3 1) onregelmatige werkwoorden
werden (D): worden, zullen (NL) O.T.T. ich du er,sie,es wir ihr sie, Sie werd wir_ e st d n t Merk op dat bij du en er,sie,es de –d- verdwijnt.

4 1) onregelmatige werkwoorden
haben (D): hebben (NL) O.V.T.: hatten ich du er,sie,es wir ihr sie, Sie hat_ te tete st n t De stam eindigt weliswaar op -t-, maar er komt geen tussen –e- achter:_

5 1) onregelmatige werkwoorden
sein (D): zijn (NL) O.V.T.: waren ich du er,sie,es wir ihr sie, Sie war _ st en t Er komt achter ich en er,sie,es géén uitgang:_

6 1) onregelmatige werkwoorden
werden (D): worden, zullen (NL) O.V.T.: wurden → werden (NL) würden → zouden (NL) ich du er,sie,es wir ihr sie, Sie wurd e _ st n t würd e _ st n t

7 1) onregelmatige werkwoorden
Haben,sein,werden(D): hebben, zijn, worden/zullen (NL) Voltooid deelwoord: Ich habe viel Glück gehabt Johann ist noch nie da gewesen Elke ist fünfzehn geworden