GERECHTVAARDIGD DOOR GELOOF

Presentatie over: "GERECHTVAARDIGD DOOR GELOOF"— Transcript van de presentatie:

1 GERECHTVAARDIGD DOOR GELOOF
Les 4 voor 28 oktober 2017

2 “Wij weten nu dat alles wat de wet zegt, zij dat spreekt tot hen die onder de wet zijn, opdat elke mond gestopt wordt en de hele wereld doemwaardig wordt voor God. Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden.Door de wet is immers kennis van zonde.” Romeinen 3: 19-20

3 WAT IS HET DOEL VAN DE WET?
WAT IS DE WET? De wet is de Torah (de Pentateuch en in zijn totaliteit, het Oude Testament). WAT IS HET DOEL VAN DE WET? Het openbaart de zonde en de schuld van de mens voor God. De wet kan geen zonde verwijderen of ons voor God rechtvaardig maken. Het wijst ons de weg om vergiffenis te verkrijgen (bijvoorbeeld: de slachtrituelen in het heiligdom). Het laat Gods karakter zien.

4 “Maar nu is zonder de wet de gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de Wet en de Profeten is getuigd: namelijk de gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God.” Romeinen 3: 21-23

5 De wet leert dat wij allen zondaren zijn en dat wij allen de heerlijkheid Gods derven.
Bovendien liet God ons vanaf het Oude Testament zien hoe Hij ons zou redden. Niettemin konden wij, totdat Jezus kwam, de verlossing niet ten volle begrijpen. Hoewel wij zondaren zijn, kunnen wij worden gered door geloof in Jezus.

6 De zondaar staat voor God met zijn eigen “gerechtigheid”.
Alleen de rechtvaardigen ̶ zij die de wet volkomen onberispelijk houden ̶ kunnen worden geaccepteerd door Gods rechtvaardigheid. Niemand van ons is rechtvaardig, of kan rechtvaardig worden.. VERWORPEN: De zondaar voldoet niet aan de gerechtigheid die God vereist (gehoorzamen aan de wet). De zondaar staat voor God met zijn eigen “gerechtigheid”. Jezus staat voor God met Zijn gerechtigheid. De zondaar accepteert Jezus door het geloof. ZONDAAR GOD JEZUS AANVAARD: De gerechtigheid van Jezus wordt aanvaard in plaats van die van de zondaar. Jezus leefde een rechtvaardig leven. Dat leven is door God geaccepteerd. Wanneer een zondaar het offer van Jezus door het geloof accepteert, accepteert God het perfecte leven van Jezus in plaats van dat van de zondaar. Dan wordt die zondaar rechtvaardig verklaard.

7 “en worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.”
Romeinen 3:24 Wij zijn gerechtvaardigd wanneer we voor God rechtvaardig worden verklaard. De manier waarop God heeft voorzien om ons rechtvaardig te verklaren, is verlossing door de dood van Jezus. Die verklaring van rechtvaardigheid heeft niets te maken met wat we zouden kunnen doen; we verdienen het niet. Wij ontvangen het alleen door genade, als een geschenk van God.

8 “Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen vanwege het voorbijgaan aan de zonden die eertijds hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God. Hij deed dit om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen nu in deze tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is én rechtvaardigt degene die uit het geloof in Jezus is. Waar is dan de roem? Het is uitgesloten. Door welke wet? Van de werken? Nee, maar door de wet van het geloof.” Romeinen 3:25-27

9 VERZOENING Het ‘verzoendeksel’ van de ark werd geplaatst tussen de heerlijkheid van God (die tussen de cherubijnen verscheen) en de wet. Jezus komt ook zo tussen de zondaar en God, zodat de goddelijke gerechtigheid wordt vervuld en de zondaar door zijn geloof in Jezus wordt geaccepteerd. God is rechtvaardig, dus dat is de enige manier om goddelijke gerechtigheid te vervullen en de zondaar te accepteren zonder de wet te overtreden.

10 “Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet.” Romeinen 3:28 Daden hebben niets te maken met rechtvaardigmaking, omdat we niets kunnen doen om gerechtvaardigd te worden. Wij kunnen alleen gerechtvaardigd worden door het geloof in het zoenoffer van Christus. Bevrijdt rechtvaardiging door het geloof ons van het naleven van de wet? Volstrekt niet; want als iemand vergeven is, hoe zou hij kunnen blijven zondigen (zonde is de overtreding van de wet)?

11 Een objectieve les Verkeerswetten zeggen dat je voor een rood licht moet stoppen. U gaat door een rood licht en u botst tegen een andere auto op. Naast het betalen van de veroorzaakte schade ontvangt u een verkeersboete omdat u het verkeersrecht heeft overtreden. Dan stuurt u een brief aan de Inspecteur van Politie en accepteert u een fout te hebben gemaakt en vraagt hem om u dat niet aan te rekenen. Na een tijdje ontvangt u die verkeersboete niet en u komt erachter dat iemand uw boete heeft vernietigd en het is alsof u de wet nooit heeft overtreden. De wet van God geeft aan wat we wel en wat we niet zouden moeten doen, precies zo. Dat is voor ons eigen bestwil en die van anderen. Als we het overtreden, ondergaan wij de gevolgen. Wanneer we ons door geloof aan Jezus vastklampen, en we Hem om vergeving vragen, worden onze zonden door zijn genade verwijderd. Alleen dan is het alsof we nooit voor God gezondigd hebben. We zijn er niet van vrijgesteld om na die vergeving door de rode lichten te gaan, maar we moeten de wet blijven nakomen (zowel verkeers- als goddelijke wetten).

12 “Rechtvaardigheid is gehoorzaamheid aan de wet
“Rechtvaardigheid is gehoorzaamheid aan de wet. De wet eist gerechtigheid en dit is de zondaar aan de wet verschuldigd; maar hij is niet in staat om het te doen. De enige manier waarop hij gerechtigheid kan bereiken is door het geloof. Door geloof kan hij de verdiensten van Christus tot God brengen, en de Heer plaatst de gehoorzaamheid van Zijn Zoon op de rekening van de zondaar. Christus' gerechtigheid wordt geaccepteerd in plaats van het falen van de mens, en God ontvangt, vergeeft en rechtvaardigt de berouwvolle, gelovige ziel en behandelt hem alsof hij rechtvaardig was en houdt van hem zoals Hij van zijn Zoon houdt.” E.G. White (Selected Messages, vol. 1, p. 367)