Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdJoannes van der Berg Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Naamvallen met het bepaald lidwoord
J. van Os Maurick College Tweede klas
2
Voorzetsels In het Duits verandert het lidwoord als er voor het zelfstandig naamwoord een voorzetsel staat. Het znw is dan geen onderwerp meer. Het voorzetsel is het woord dat voor het zelfstandig naamwoord staat. Truucje: je kan het voorzetsel verbinden aan “de kast” of “de vakantie” In deze powerpoint gaat het om het bepaald lidwoord: de/het
3
Voorzetsels derde naamval (+3)
Duits Nederlands aus uit bei bij mit met nach naar (naar huis of naar een stad/land) seit sinds von van zu naar (naar een gebouw of persoon) Bij de volgende voorzetsels komt er altijd de derde naamval. Let op: het lidwoord verandert! Je moet goed opletten welk geslacht het woord heeft In het meervoud komt er achter het zelfstandig naamwoord nog een –n: Mit freundlichen Grüßen ml vl oz mv +1 der die das +3 dem den (+n)
4
Voorzetsels vierde naamval (+4)
Duits Nederlands durch door für voor gegen tegen ohne zonder um om bis tot entlang langs (staat achter znw) Bij de volgende voorzetsels komt altijd de vierde naamval Deze naamval is gemakkelijk te onthouden: alleen het lidwoord van het mannelijk geslacht verandert! ml vl oz mv +1 der die das +4 den
5
+1, +3 en +4 ml vl oz mv Voorzetsels +1 der die das +3 dem den (+n)
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu +4 den durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang
6
Maar als er geen voorzetsel voor het zelfstandig naamwoord staat?
Dan moet je de zin ontleden: +1: het onderwerp en het naamwoordelijk deel van het gezegde (nwdvhg) Onderwerp: wie of wat in de zin? “De hond liep over straat.” Nwdvhg: gebruik een koppelwerkwoord. “Mijn vader is de baas.” Mijn vader en de baas zijn dezelfde persoon, dus allebei +1 +3: meewerkend voorwerp (in het Nls kun je er “aan” bij denken) Ik geef (aan) de oma bloemen +4: het lijdend voorwerp en tijdsbepaling zonder voorzetsel Het deel van de zin dat door het onderwerp wordt gebruikt: ik geef de bal aan de buurjongen Ik woon de hele maand ergens anders (voor “de maand” geen voorzetsel)
7
Met en zonder voorzetsels
ml vl oz mv voorzetsels +1 der die das Onderwerp en nwdvhg +3 dem den (+n) aus, bei, mit, nach, seit, von, zu Meewerkend voorwerp +4 den durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang Lijdend voorwerp Tijdsbepaling zonder voorzetsel
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.