Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
De Onvoltooid Verleden Tijd
Past simple De Onvoltooid Verleden Tijd
2
Bevestigende zinnen De vorm van de Past simple hangt af van het soort werkwoord: a/ Regelmatige werkwoorden: Het onderwerp (I, he, she, it, we, they, the dog, my sister, etc) wordt gevolgd door het hele werkwoord zonder ‘to’ met daarachter –ed. b/ Onregelmatige werkwoorden: Onregelmatige werkwoorden wijken in vorm af. Een overzicht van de meest voorkomende onregelmatige werkwoorden vind je op:
3
Regelmatige werkwoorden - spelling
normaal: ww eindigt op - e: alleen -d erachter ww bevat een 'korte' klank en eindigt op 1 medeklinker ww eindigt op medeklinker + y: y verandert in i & -ed erachter ww eindigt op klinker + y: geen spellingsvariatie I worked I danced I stopped I studied I played you worked you danced you stopped you studied you played he worked he danced he stopped he studied he played she worked she danced she stopped she studied she played it worked it danced it stopped it studied it played we worked we danced we stopped we studied we played you studied you played they worked they danced they stopped they studied they played
4
Onregelmatige werkwoorden
Een overzicht van de meest voorkomende onregelmatige werkwoorden vind je op: matige-werkwoorden In de lijst van onregelmatige werkwoorden is het de vorm in de 2e kolom.
5
Vragen Als je iemand in het Engels een vraag stelt, kun je de past simple toepassen door het hulpwerkwoord (was/were, could) naar voren te halen. Marcel was at home. - Was Marcel at home? I could swim when I was five. - Could you swim when you were five? Als er geen hulpwerkwoord in de zin staat gebruik je did + het hele werkwoord. They always tried hard.- Did they always try hard? She bought a lot of fruit every day. - Did she buy a lot of fruit every day?
6
Ontkenningen Als je in het Engels iets wilt ontkennen zet je not of n’t achter het hulpwerkwoord (was/were, could). Marcel was at home.- Marcel wasn’t at home. I could swim when I was five. – I couldn’t swim when I was five. Als er geen hulpwerkwoord in de zin staat, gebruik je didn’t + de infinitief. They tried hard.- They didn’t try hard. She bought a lot of fruit every day.- She didn’t buy a lot of fruit every day.
7
Gebruik Als je over iets wilt praten dat in het verleden is gebeurd en ook is afgelopen. Vaak wordt daar dan bij verteld wanneer het in het verleden was. Er wordt een tijdsaanduiding gebruikt (bijv. yesterday). Hij speelde gisteren een wedstijd. - He played a match yesterday. Voor iets dat in het verleden is begonnen, een tijdje heeft geduurd en ook in het verleden is beëindigd. Zij hebben daar twee jaar gewoond. - They lived there for two years. (Ze wonen daar niet meer.)
8
Signaalwoorden yesterday last week/month/year/summer
three days/weeks/months/years ago in 2010 last May/in May last Monday/on Monday on 2 May when I was younger (een bijzin)
9
Let op! In het Nederlands kun je zeggen:
Hij ontmoette haar 10 jaar geleden. Hij heeft haar 10 jaar geleden ontmoet. Het Engels heeft maar 1 vertaling van deze zin: He met her ten years ago.
10
Online oefenen met-1-tijd/simple-past/
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.