De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Spellingregels G1.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Spellingregels G1."— Transcript van de presentatie:

1 Spellingregels G1

2 Hoofdletters en kleine letters
Namen (mensen, organisaties, geografische etc.) schrijf je met een hoofdletter. Woorden die zijn afgeleid van een geografische naam, schrijf je ook met een hoofdletter. Rijn, Atlantische Oceaan, de vakken Nederlands en wiskunde, Nederlandse Spoorwegen, mevrouw De Boer, mevrouw J. de Boer Namen van feestdagen krijgen een hoofdletter. Woorden die hiervan zijn afgeleid, krijgen een kleine letter. Pasen, paasei, Koninginnedag, Kerstmis, kerstvakantie De eerste letter van de titel van een boek, film, programma enz. krijgt een hoofdletter. het boek ‘De verboden kamer’, de film ‘Inception’, het programma ‘Boer zoekt vrouw’

3 Meervoud: -en Als zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud eindigen op –ee en het meervoud eindigt op –n, dan voeg je –ën toe. slee – sleeën, zee – zeeën Als zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud eindigen op –f of –s verandert die letter in het meervoud vaak in –v of –z. graaf – graven, grens - grenzen Let op: dit gebeurt niet altijd: Als een woord eindigt op –soof of –graaf blijft de ‘f’ in het meervoud staan filosoof – filosofen, fotograaf- fotografen

4 Meervoud: -’s Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -a, -i, -o, -u of –y (voor de -y moet een medeklinker staan) krijgen ‘s in het meervoud. Truc: ik hou van y’s pizza’s, ski’s, foto’s, accu’s, baby’s Uitzonderingen: Woorden op e of é: tante – tantes, café – cafés Leenwoorden die eindigen op meerdere klinkers: bureau- bureaus, jockey - jockeys

5 Liggend streepje of trema
Er zijn twee tekens waarmee je letterverwarring kunt voorkomen: het liggend streepje en het trema: auto-onderdeel; ruïne Vraag: wanneer gebruik je het liggend streepje en wanneer het trema? In samenstellingen gebruik je het liggend streepje, maar alleen als er anders uitspraakverwarring optreedt: astma-aanval, radio-uitzending Maar: boekenkast, loonkosten, windvlaag, politieoptreden In niet-samenstellingen schrijf je een trema: beëindigen; ruïne

6 Liggend streepje Je gebruikt het liggend streepje in samenstellingen
bij twee gelijke klinkers astma-aanval; mede-eigenaar; auto-onderdeel bij andere letters waar letterverwarring kan ontstaan milieu-inspecteur; ski-jack

7 Trema (deelteken) Je gebruikt het trema:
bij letterverwarring (in niet-samenstellingen) ruziën, beëdigen 2. in getallen tweeënhalf, drieëndertigjarige Je gebruikt geen trema: In sommige woorden die het Nederlands heeft overgenomen van andere talen museum, opticien, fonduen Als het woord niet verkeerd gelezen kan worden. financieel, verdraaiing, naoorlogs

8 Verkleinwoorden Meestal kun je horen hoe je het verkleinwoord schrijft: raampje, tangetje 2. Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op de heldere klinker a, é, o en u, moet je de klinker verdubbelen: pyjama – pyjamaatje (mv: pyjama’s) saté – sateetje (mv: satés) kano – kanootje (mv: kano’s) Bij zelfstandige naamwoorden op - i schrijf je - ie - en bij woorden op - y schrijf je - y’ ski – skietje (mv ski’s) lolly – lolly’tje (mv: lolly’s)

9 Verkleinwoorden (vervolg)
4. Bijzondere gevallen: chocola – chocolaatje jongen – jongetje koning – koninkje aspirine - aspirientje

10 Bijvoeglijke naamwoorden
De uitgang van het bijvoeglijk naamwoord is meestal: –e De grote tafel, het grappige kind Uitzondering: als het lidwoord een voor een het-woord staat Een grappig kind

11 Bijvoeglijke naamwoorden stoffelijke bn-en
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op een –n gouden, zijden, papieren, houten Let op! “Nieuwere” stofnamen krijgen geen uitgang plastic, polyster

12 Bijvoeglijk naamwoord afgeleid van een voltooid deelwoord
Als het voltooid deelwoord eindigt op –en, eindigt het bijvoeglijk naamwoord ook op –en Ik heb de vaas gebroken – de gebroken vaas Als het voltooid deelwoord eindigt op –t of –d (zwakke werkwoorden), dan komt er een –e achter. Ik heb de tekst geprint – de geprinte tekst Het vliegtuig was geland – het gelande vliegtuig De gevangen zijn gevlucht – de gevluchte gevangenen Let op! de gewitte muur, de geredde drenkeling

13 Trappen van vergelijking
Op bijvoeglijke naamwoorden kunnen de trappen van vergelijking worden toegepast: Stellende trap Vergrotende trap Overtreffende trap Regelmatig groot groter grootst Onregelmatig (voorbeeld) goed beter best Woorden op –sd, -st of isch verbaasd verbaasder het meest verbaasd


Download ppt "Spellingregels G1."

Verwante presentaties


Ads door Google