Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdAntoon van der Meer Laatst gewijzigd meer dan 7 jaar geleden
1
die aardrijkskundige competenties vergroten
Mr, dat hebben we niet gezien in het S.O ! Kaartvaardigheden die aardrijkskundige competenties vergroten R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
2
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Welk deel van het landschap is zichtbaar vanuit een bepaald standpunt (op kaart)? – Line of sight (LOS) Hoe dik is een gesteentelaag weergegeven op een geologische kaart ? Helling en strekking van lagen. Waar is ons standpunt (op kaart) met kaart en kompas? - Kruispeiling R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
3
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Leerplandoelen in competentiedoelen vertalen. Voorbeelden Eerste graad ET 2 kaarten en plattegronden lezen door gebruik te maken van legende, schaal en oriëntatie. Via een reliëfdoorsnede op een hoogtelijnenkaart nagaan welke delen van de doorsnede zichtbaar zijn vanaf een bepaald standpunt. Derde graad ET 18 een standplaats op aarde bepalen door middel van beschikbare, hedendaagse technieken en methodes. Met kompasmeting naar twee herkenningspunten in het landschap de standplaats bepalen. ET 24 vereenvoudigde geologische kaarten (en bodemkaarten) lezen. Op een geologische kaart en helling en de strekking van de gesteentelagen bepalen om een verband te zoeken met de structurele reliëfvormen. R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
4
Uit het rapport: tweede peiling informatieverwerving en –verwerking
in de eerste graad secundair onderwijs (A-stroom) Hoogtes en hoogtezones aflezen aan de hand van kleuren en hoogtepunten lukt goed bij de meeste leerlingen. Het werken met hoogtelijnen is echter voor veel leerlingen te moeilijk. Hoe hoog ligt het punt B dat aangeduid is met een *? 36% Minstens een kwart van de leerlingen kan zich moeilijk oriënteren op kaarten, plannen of schema’s. Daarbij valt onder andere op dat nogal wat leerlingen het oosten en het westen verwarren en niet kunnen werken met een noordpijl. In lijn met het algemene verschil tussen de eerste en de tweede peiling voor deze toets worden opgaven over oriëntatie die ook in 2004 werden afgenomen, nu duidelijk minder goed opgelost
5
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking Robert Jozef 33% Geert Jozef 22% Annemie Annie 37% Geert Annemie 6% = keuze lln R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
6
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking
Reliëfkaart opgemaakt met 3dem en SRTM-data Bron SRTM Bron 3dem: R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
7
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking Horizon: is het horizontale vlak in het tafereel op ooghoogte van de waarnemer. Antrop, M., Perspectieven op het landschap. Gent, Academie Press. Vergelijk met de begripsinvulling in de eerste graad: horizon: scheiding aan de gezichtseinder waar de lucht en de aarde elkaar lijken te raken. (Geogenie 1, Uitgeverij De Boeck) horizon: verste lijn van het grondoppervlak die we kunnen zien (Zenit 1, Uitgeverij Pelckmans). Line of sight R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
8
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking D =√ 0,002(2x ,002) = √0,002x(12756,0002) = √25,512004 = 5,050 km R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
9
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking Visibility cloak vanuit Sint-Niklaas R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
10
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking Zichtbaarheidsklok op het belfort van Brugge R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
11
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
12
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking Oriënteren in de Alpen Tijdens een bergwandeling in de Alpen wordt een wandelaar verrast door opkomende mist. Na het optrekken van de mist weet hij niet meer waar hij zich bevindt. Hij herkent in het landschap wel twee bergtoppen: m.n. de Monte Platasse en de Monte Furgon. Met zijn kompas ‘schiet’ hij de richtingen van die bergtoppen. Dit levert twee richtingen op. (zie fig. 1 en 2). Zo kan hij zijn standplaats terugvinden op zijn topografische kaart. 100° Monte Platasse 148° Tegenazimut ( of 180+Az = ..) Monte Platasse = 280° Monte Furgon= 328° Azimut Monte Platasse =100° Azimut Monte Furgon =148° R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
13
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking Plaquete huis Willebrord Snellius, Leiden R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012 Achterwaartse insnijding is een methode in de landmeetkunde om de coördinaten van het punt van de waarneming te bepalen door enkel hoekmetingen te verrichten naar ten minste drie andere, in coördinaten bekende punten in het platte vlak (2-dimensionaal). (Wikipedia).
14
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking 66%
Hoe diep moet men boren door de heuveltop naar de zandsteenlaag ? De gesteentelagen op bovenstaande kaart zijn niet geplooid maar vertonen wel een helling. Een helling wordt gemeten loodrecht op de strekking, d.i. de oriëntatie van de waterpaslijn op het laagvlak. Wat is de strekking van de lagen ? A noord-zuid B west- oost C NW-ZO D NO –ZW ? In welke windrichting hellen de lagen naar beneden? A naar het noorden B naar het zuiden C naar het westen D naar het oosten. 1500 m 1400 1300 1200 1100 1000 900 800 66% R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
15
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking 60 De lagen op kaart
Fragment geologische kaart omgeving Ninglinspo Richting strekking 60 Richting helling + aantal graden naar beneden hellend De lagen op kaart A zijn geplooid B zijn niet geplooid C staan loodrecht D liggen horizontaal. Vooraleer bijgevoegde vragen te beantwoorden teken je best eerst een (schetsmatige) doorsnede volgens de lijn A –A’ op volgende geologische kaart. (De lagen dagzomen in een vlak gebied). Welk gesteente is het oudste ? A Kalksteen B Zandsteen C Leisteen D Conglomeraat. R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
16
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking oplossing De lagen op kaart A zijn geplooid B zijn niet geplooid C staan loodrecht D liggen horizontaal. Welk gesteente is het oudste ? A Kalksteen B Zandsteen C Leisteen D Conglomeraat. R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
17
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking In X, Y, Z wordt steenkool aangeboord resp. In X op 50 m diepte, Y op 75 m diepte en Z op 100 m diepte. Teken de lijn waar die laag aan de oppervlakte komt. R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
18
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking In X, Y, Z wordt steenkool aangeboord resp. In X op 50 m diepte, Y op 75 m diepte en Z op 100 m diepte. Teken de lijn waar die laag aan de oppervlakte komt. 725 700 675 750 650 700 675 650 625 725 625 575 600 550 525 500 R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
19
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking Meten van helling en strekking met het kompas R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
20
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
21
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking splijtvlak laagvlak R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
22
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Prof. M. Sintubin
23
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking Maboge R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
24
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking Met de dip of helling van een gesteentelaag, een breuk of een splijtvlak wordt de gemiddelde waarde van de maximale hellingshoek van die laag bedoeld. De helling staat loodrecht op de strekking van de laag. De dip is de hoek tussen een horizontale lijn loodrecht op de strekking en het vlak van de gesteentelaag. De oriëntatie van een gesteentelaag wordt gegeven door de strekking, de dip en de windrichting waarheen de laag helt (hellingsrichting). Een laag (gele laag fig.) kan bijvoorbeeld de oriëntatie 30/40 SE hebben. Dat betekent: - de strekking is 30° met het geografische noorden (het azimut), de hellingshoek is 40° met het horizontale vlak en de hellingsrichting is naar het zuidoosten (loodrecht op 30°, dus 30°+90° = 120° =zuidoosten). (naar Wikipedia) 40° 30° R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
25
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
26
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Link met onderzoekscompetenties 70/45 SSE R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
27
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
28
R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking 4. Géomorphologie – Hydrologie En amont de La Roche-en-Ardenne, le tracé de l'Ourthe décrit un train de méandres allongés très encaissés. Ces circonvolutions de l’Ourthe donnent un caractère paysager remarquable à la région comprise entre Maboge et Nisramont, arpentée chaque année par des milliers de promeneurs. Les méandres présentent une direction d’étirement préférentielle grossièrement perpendiculaire à la direction moyenne de la schistosité (Alexandre, 1956; Seret, 1979; fig. 12). Cette tendance est particulièrement nette dans les portions du cours d’eau qui sont sensiblement parallèles à la schistosité. C’est le cas entre La Roche en-Ardenne et Le Cheslé ainsi que dans la partie aval du cours de l’Ourthe orientale. Entre Le Cheslé et la confluence des deux Ourthes, l’Ourthe recoupe transversalement la schistosité. Dans cette zone, les méandres développent des apophyses orientées NW-SE, perpendiculaires à la direction moyenne de la schistosité (Alexandre, 1956). Deux hypothèses ont été avancées pour expliquer le rôle de la schistosité dans le développement des méandres: 1. Selon Alexandre (1956), au travail d'érosion verticale est venu s'ajouter un glissement général du train de méandres vers l'aval. L’érosion progresse plus rapidement dans la partie du méandre qui est parallèle (et non perpendiculaire!) à la schistosité, par sapement de la base des feuillets ou des plaques suivant lesquels se débite la roche. Au contraire, dans la partie du méandre qui est perpendiculaire à la schistosité, l’érosion latérale est peu active. 2. Pour Seret (1979), l’étirement des méandres encaissés perpendiculairement à la direction de la schistosité résulte d’un processus périglaciaire. Le débitage de la roche suivant le plan de schistosité est accéléré par gélivation due à la croissance de lentilles de glace. Ce processus n’est actif qu’au- dessus du niveau de basses eaux. L’action mécanique de la rivière se limite à l’élimination des débris qui s’accumulent à la base des parois rocheuses des rives concaves, au contact desquelles une plate-forme rocheuse subhorizontale se forme dans le lit de la rivière. Cette plate-forme marque la limite inférieure atteinte par la gélivation. Signalons que la migration latérale d’un méandre vers l’aval peut aboutir à la capture d’un affluent (intercision). Ce phénomène s’est produit un peu en aval de La Roche-en- Ardenne où le ruisseau de Royen a été capturé par le méandre de Harzé. R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.