Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdValentijn Sasbrink Laatst gewijzigd meer dan 8 jaar geleden
2
Eindtoets taal Oefenreeks 9
3
Gebruikte symbolen Ga naar mijn volgende dia Ga naar mijn voorgaande dia Ik wil nog even mijn informatie raadplegen
4
Keuzemogelijkheid Wil je nog graag even de informatie doornemen ? Klik op onderstaande knop Maak je graag onmiddellijk de oefeningen ? Klik op onderstaande knop
5
Naamwoorden = woorden die een naam geven aan personen, dieren en dingen.
6
Klik de naamwoorden aan. Een groot huis heeft veel kamers. Er is een trap naar de kelder. Boven gaat er een trap naar de zolder. Als ik ‘s avonds naar bed toe ga, sta ik nog eventjes voor de spiegel. Dan weet ik : ik woon dertien-hoog op een flat en ik heb een lekker warm bed.
7
Geef elk ding een naam. Zet er ‘de’ of ‘het’. de ladderhet vliegtuigde olifant
8
de tenthet oogde appel Geef elk ding een naam. Zet er ‘de’ of ‘het’.
9
Schrijf de woorden in het juiste vak. PersonenDierenDingen (zaken) Bilkonijnbed vriendvarkentaart bakkerkoebrood
10
Klik de naamwoorden aan. Een groot huis heeft veel kamers. Er is een trap naar de kelder. Boven gaat er een trap naar de zolder. Als ik ‘s avonds naar bed toe ga, sta ik nog eventjes voor de spiegel. Dan weet ik : ik woon dertien-hoog op een flat en ik heb een lekker warm bed.
11
Geef elk ding een naam. Zet er ‘de’ of ‘het’. de ladderhet vliegtuigde olifant
12
de tenthet oogde appel Geef elk ding een naam. Zet er ‘de’ of ‘het’.
13
Schrijf de woorden in het juiste vak. PersonenDierenDingen (zaken) Bilkonijnbed vriendvarkentaart bakkerkoebrood
14
Naamwoorden = woorden die een naam geven aan personen, dieren en dingen.
15
Klik de naamwoorden aan. Een groot heeft veel. Er is een naar de. Boven gaat er een naar de. Als ik ‘s avonds naar toe ga, sta ik nog eventjes voor de. Dan weet ik : ik woon dertien-hoog op een en ik heb een lekker warm. huis kamers trap kelder trapzolder bedspiegel flat bed
16
Zet er ‘de’ of ‘het’. ______ ladder dehet
17
Zet er ‘de’ of ‘het’. _______ vliegtuig dehet
18
Zet er ‘de’ of ‘het’. _______ olifant dehet
19
_______ tent dehet Zet er ‘de’ of ‘het’.
20
_______ oog dehet Zet er ‘de’ of ‘het’.
21
_______ appel dehet Zet er ‘de’ of ‘het’.
22
Schrijf de woorden in het juiste vak. Klik op de juiste woorden. Personen __________ konijn brood bakker taart Bil bed varken vriend koe
23
Dingen (zaken) ___________ konijn brood bakker taart Bil bed varken vriend koe Schrijf de woorden in het juiste vak. Klik op de juiste woorden.
24
Dieren ___________ konijn brood bakker taart Bil bed varken vriend koe Schrijf de woorden in het juiste vak. Klik op de juiste woorden.
25
Proficiat !
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.