6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3). Hoe haal je de INFO van het DNA? Volgorde van de ‘letters’ A-T-G-C = info. Één gen bevat de info voor één.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Genregulatie en Epigenetica.
Advertisements

DNA Korte herhaling.
Hoofdstuk 3: DNA Eiwitten zijn belangrijk als bouwstof en het regelen van processen. In DNA zit de informatie voor het maken van eiwitten. DNA kan gebruikt.
21.3 PCR-techniek Dubbelstrengs DNA verhitten, resultaat: enkelstrengs DNA Afkoelen Binding complementaire DNA-primers op specifieke plekken los DNA.
Eiwitsynthese Klik hierop Klik hierop 1 uur 2 uur Jaak Smeets.
1 van genotype tot fenotype
DNA bouw en replicatie.
In deze presentatie ga je kijken hoe van aanwijzingen van het DNA
DNA en chromosomen (4.6).
EIWITSYNTHESE.
Genetisch materiaal onder de loep
de erfelijke blauwdruk
Vertaalslagen in een cel
Transcriptie DNA overschrijven.
1 van genotype tot fenotype
Hoofdstuk 10 : Van DNA tot eiwit
Genetisch materiaal onder de loep
EIWITSYNTHESE.
EIWITSYNTHESE.
Nucleïnezuren en DNA-replicatie
Van genotype tot fenotype
DNA Replicatie 1. Origineel DNA molecuul: dubbele streng
Transcriptie en translatie van het DNA
Computer – DNA Een vergelijking. Computer DNA Hardware: elektronische verbindingen in chips Code binair(2-tallig): 0 en 1 Hardware: rug van suiker en.
De Cel, DNA.
DNA.
Genexpressie = de mate waarmee het DNA van een gen gekopieerd wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuursequentie.
DNA Erfelijke materiaal. Twee nucleotiden ketens
Keuze-opdracht 3-1.
DNA en eiwitten.
Paragraaf 3.3 DNA vertaald.
HIV replicatie.
Genexpressie = de mate waarmee het DNA van een gen gekopieerd wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuurvolgorde.
DNA 5 havo 2014.
Thema 7 Genexpressie DEEL 3 Gentisch materiaal en celdelingen.
Hoofdstuk 14 Chemie van het leven.
Thema 8 Moleculaire genetica
Thema 8 Moleculaire genetica
Thema 8 Moleculaire genetica
Vandaag Goedemorgen allemaal. Ik heb niet echt een stem vandaag, vandaar deze powerpoint. Ik kan wel individueel uitleg geven. Ps. Wil zeker niet zeggen.
BIO 42 Transcriptie.
BIO 42 Replicatie “hoe het DNA in een cel wordt verdubbeld”
MBI12 Moleculaire Biologie 1.
BIO 42 Het centrale dogma.
of de synthese van eiwitten
Moleculaire mechanismen van genexpressie
9. DNA & CHROMOSOMEN Structuur en replicatie. Inleiding Chromosomen (fig A): Chromosomen (fig A): in de kern van elke lichaamscel (bij de mens 23 paar)
From Gene to Protein (CHMBCM21) College 2, CHMBCM21
Expressie van het DNA De translatie vindt plaats in het cytoplasma.
DNA, RNA en Eiwitsynthese
B5 translatie en eiwitsynthese
Thema 2 DNA.
Genexpressie B6.
Regulatie van de genexpressie. Mutaties. Genetische modificaties.
13.4. t/m De ruimtelijke vorm van eiwitten Nadat een eiwit in de cel is aangemaakt, vouwt het zich spontaan in een kluwen, die kenmerkend is voor.
B4 TRANSCRIPTIE. DEZE LES Uitleg B4 Transcriptie Nakijken opdrachten B3 Opdrachten maken B4.
Zelfstandigheidproject 3 VWO
Thema 4 DNA. Genotype - Fenotype genotype: de erfelijke eigenschappen die vastliggen in het DNA (in de genen). fenotype: alle uiterlijk waarneembare kenmerken.
2 DNA ©JasperOut.nl.
6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3).
Van RNA naar DNA HOE DAN?!?! Damla Baspinar, Jonelle Marasigan, Lotti Denslagen, Grisha Prevoo.
Biotechnologie. Veredeling : kruisingen en selectie planten gunstige eigenschappen combineren Weefselkweken: voor produceren van medicijnen, insecticiden.
6A1 Stofwisseling B5 Regulatie van de genexpressie. B6 Mutaties.
Genetisch materiaal onder de loep
Verschil tussen RNA en DNA
Eiwit synthese.
Celkern Kernplasma. Kernmembraan met kernporiën.
DNA, RNA en Eiwitsynthese
DNA.
Transcript van de presentatie:

6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3)

Hoe haal je de INFO van het DNA? Volgorde van de ‘letters’ A-T-G-C = info. Één gen bevat de info voor één eigenschap. Op ons genoom liggen ca genen. Gen wordt afgelezen, indien nodig mRNA Ribosoom maakt EIWIT Het eiwit kan een enzym zijn dat een proces aanstuurt of een eindproduct zijn (bv ons haar).

Van DNA naar RNA naar eiwit. Kies animaties bovenbouw Biochemie

DNA transcriptie m-RNA translatie Eiwit Transcriptie = ‘overschrijven’ van een stukje DNA in mRNA. de ‘taal’ is hetzelfde: de nucleotide-code ( T  U) Het mRNA wordt ‘vertaald’ in een eiwit Dit heet Translatie

Verschillen tussen DNA en RNA RNA bevat U i.p.v T RNA is enkelstrengs RNA is korter dan DNA. De suiker is een Ribose DNA A-T EN G-C Dubbelstrengs Suiker = desoxyribose

Verschillende soorten RNA

Messenger-RNA = info voor een eiwit. Ribosomaal-RNA = vormt de ribosomen. Transport-RNA = vervoert de aminozuren naar de ribosomen

Transcriptie. Biochemie transcriptie Bekijk ook de introns en exons Welke daarvan wordt eerst verwijderd om zo het echte stuk mRNA te krijgen?

Transcriptie. mRNA-keten groeit en het RNA-polymersase schuift op. Er is ook een ‘stop’-plaats Dat zijn 3 stopcodons BINAS GEBRUIKEN Promotor = startplaats  hechting RNA- polymerase Operator = start aflezen ‘Openknippen’ dubbel- strengs DNA. Vrije nucleotiden A-U- G-C uit kernplasma binden aan DNA.

De genetische code. Er zijn 20 verschillende Aminozuren Er zijn maar 4 verschillende nucleotiden (AUCG). Om 20 verschillende combinaties te maken wordt er met ‘woorden’ gewerkt. Met 2 letters kun je 4 X 4 = 16 combinaties maken (AT, AA, AC, AG, TT, TA ….. Enz.) Met 3 letters heb je 4 X 4 X4 = 64 combinaties. Dat zijn er teveel en dat is beter dan te weinig.

De genetische code. De volgorde van de stikstofbasen in het mRNA.

Translatie en t-RNA Er zijn 61 verschillende t-RNA’s Één voor elk anticodon. Elk type t-RNA bindt aan één aminozuur. Bv AUG  methionine Er zijn 61 verschillende enzymen om het goede AZ aan het goede t-RNA te koppelen.

Translatie en t-RNA.

Translatie en Ribosomen. Ribosomen bestaan uit twee stukken. Die binden zich aan het m-RNA Ribosomen bevatten vele enzymen die de translatie aansturen.

Translatie: de start. Het kleine deel van het ribosoom bindt aan Methionine Dit complex bindt aan de start-codon = AUG Hierna bindt het grote ribosoomdeel.

Translatie: de start Het tweede deel van het ribosoom bindt aan het m-RNA. Het volgende AZ wordt aangedragen.

Translatie: het 2 e aminozuur. Het 2 e aminozuur wordt door enzymen aan het eerste AZ geplakt. Dit heet peptidebinding. Het ribosoom schuift 3 nucleïnezuren op.

Translatie: het 3 e aminozuur Het eerste t-RNA laat los van de M-RNA én het aminozuur. Het volgende AZ wordt gekoppeld Enz., enz..

Translatie: het einde Bij een STOP-codon wordt een termination factor gebonden Het ribosoom laat los van het m-RNA. De polypeptideketen komt vrij

Verschillende soorten RNA Messenger-RNA = bevat de info voor een eiwit. Ribosomaal-RNA = vormt de ribosomen. Transport-RNA = vervoert de aminozuren tijdens de eiwitsynthese

Na de translatie. Het polypeptide wordt afgevoerd door het ER. In het Golgi-systeem krijgt het eiwit zijn uiteindelijke vorm. De eerste methionine wordt vaak verwijderd.

De weg van het eiwit. Kern  ER  Cytoplasma  Golgisysteem  Lysosoom  Extern milieu ↓ →  functioneert in de cel

Polyribosomen: meerdere ribosomen aan één m-RNA