Thema 8 Moleculaire genetica

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Waarom DNA alleen niet genoeg is…
Advertisements

Genregulatie en Epigenetica.
DNA Korte herhaling.
Hoofdstuk 3: DNA Eiwitten zijn belangrijk als bouwstof en het regelen van processen. In DNA zit de informatie voor het maken van eiwitten. DNA kan gebruikt.
Communicatie tussen cellen
Voorkennistoets Bio-informatica week 3.1.
1 van genotype tot fenotype
Genotype, Fenotype en Chromosomen
Effecten mutaties Vervangen: Een te kort eiwit door een extra stopcodon. Leidt tot het vervangen van een aminozuur op een essentiële plaats. Verwijderen.
DNA en chromosomen (4.6).
EIWITSYNTHESE.
Genetisch materiaal onder de loep
de erfelijke blauwdruk
Forensisch DNA-onderzoek
Transcriptie DNA overschrijven.
1 van genotype tot fenotype
Hoofdstuk 10 : Van DNA tot eiwit
EIWITSYNTHESE.
Nucleïnezuren en DNA-replicatie
Van genotype tot fenotype
DNA Erfelijke materiaal Twee nucleotiden ketens
Transcriptie en translatie van het DNA
Computer – DNA Een vergelijking. Computer DNA Hardware: elektronische verbindingen in chips Code binair(2-tallig): 0 en 1 Hardware: rug van suiker en.
De Cel, DNA.
Workshop Bio-informatica
DNA.
Centrale vraag Hoe kunnen inzichten in de moleculaire biologie helpen om ziektes te begrijpen, te voorkomen en te genezen?
Genexpressie = de mate waarmee het DNA van een gen gekopieerd wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuursequentie.
DNA Erfelijke materiaal. Twee nucleotiden ketens
Keuze-opdracht 3-1.
Industrie op miniformaat Video: The inner life of a cell
DNA en eiwitten.
Paragraaf 3.3 DNA vertaald.
HIV replicatie.
Genexpressie = de mate waarmee het DNA van een gen gekopieerd wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuurvolgorde.
DNA 5 havo 2014.
Hoofdstuk 14 Chemie van het leven.
Thema 8 Moleculaire genetica
Thema 8 Moleculaire genetica
Basisstof 6 & 7: Chromosomen en Celdeling
Structuur van chromatine en chromosomen
Thema 8 Moleculaire genetica
BIO 42 Transcriptie.
BIO 42 Replicatie “hoe het DNA in een cel wordt verdubbeld”
MBI12 Moleculaire Biologie 1.
RFLPs SNPs Micro-array
BIO 42 Het centrale dogma.
of de synthese van eiwitten
From Gene to Protein (CHMBCM21) College 2, CHMBCM21
Expressie van het DNA De translatie vindt plaats in het cytoplasma.
DNA, RNA en Eiwitsynthese
B5 translatie en eiwitsynthese
Thema 2 DNA.
Genexpressie B6.
13.4. t/m De ruimtelijke vorm van eiwitten Nadat een eiwit in de cel is aangemaakt, vouwt het zich spontaan in een kluwen, die kenmerkend is voor.
6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3). Hoe haal je de INFO van het DNA? Volgorde van de ‘letters’ A-T-G-C = info. Één gen bevat de info voor één.
B4 TRANSCRIPTIE. DEZE LES Uitleg B4 Transcriptie Nakijken opdrachten B3 Opdrachten maken B4.
Thema 3 Organen en cellen
VAN MELISSA WEIDUM 3MA2 VERSLAG BIOLOGIE. Inhoud Onstaan van mutatie Soorten mutat Gemuteerde dieren.
Thema 4 DNA. Genotype - Fenotype genotype: de erfelijke eigenschappen die vastliggen in het DNA (in de genen). fenotype: alle uiterlijk waarneembare kenmerken.
2 DNA ©JasperOut.nl.
6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3).
6A1 Stofwisseling B5 Regulatie van de genexpressie. B6 Mutaties.
Genetisch materiaal onder de loep
VMBO – 2 kader Thema: Erfelijkheid en Evolutie Basisstof 2
Eiwit synthese.
DNA, RNA en Eiwitsynthese
DNA.
Transcript van de presentatie:

Thema 8 Moleculaire genetica § 8.3. De genetische code

Hoe zit de erfelijke code in elkaar? Genetische code  informatie  synthese eiwit Eiwit bestaat uit lange keten aminozuren Alle organismen gebruiken dezelfde 20 aminozuren Triplet = drie nucleotiden = bepaald aminozuur 4 stikstofbasen  64 mogelijke triplets Elk aminozuur wordt gecodeerd door meer dan 1 triplet mRNA  3 basen = 1 codon  bepaald aminozuur

mRNA bevat informatie voor eiwit mRNA bestaat uit bepaalde volgorde van codons Elk codon bevat de code voor een aminozuur Volgorde van de aminozuren bepaalt de samenstelling van het eiwit Sommige codons bevatten de code voor starten of stoppen met synthese

Tabel: codons in mRNA + aminozuren

Evolutie van de genetische code De 1ste letter van een triplet: geeft aan van welke verbinding het aminozuur gemaakt wordt Voorbeeld: Alle aminozuren van pyrodruivenzuur  T – – De 2de letter: geeft hydrofiel – hydrofoob aan Voorbeeld: Hydrofiele aminozuren  – A – Voorbeeld: Hydrofobe aminzuren  – T – Voorbeeld: Tussenliggende aminozuren  – C – of – G – De 3de letter doet er soms helemaal niet toe

Niet coderend DNA Promotor – terminator – intron – transcriptiefactoren Pseudogenen: coderen niet voor eiwit Voorbeeld: gen voor productie vitamine C RNA-genen: coderen voor ncRNA, tRNA, rRNA en niet voor eiwit Niet-coderend (nc)RNA  genregulerende functies tRNA  transport-RNA ; rRNA  ribosomaal RNA

Repetitief DNA Microsatellieten Aantal herhalingen van korte nucleotidenreeksen STR’s (short tandem repeats) of SSR’s (simple sequence repeats) Aantal herhalingen is erfelijk Wordt gebruikt bij DNA-profielen (identificatie) Repetitief DNA SNP = single nucleotide polymorphism

Genetisch onderzoek: SNP en haplotypes SNP = single nucleotide polymorphism Puntmutatie  gewijzigd basenpaar (T ipv C) Haplotype: combinatie van STR – SNP – bepaalde genen Haplogroep: verwante haplotypen (één voorouder) Haplogroep mitochondriaal DNA Haplogroep Y-chromosoom In kaart brengen van migratie via haplotypen