Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten Werkwoord
Wat zijn de werkwoorden? gummen concentratie antwoord etui spelde programmeren computer beeldscherm e-mail vakanties land zwembad zonnen ontvangst
Wat is een werkwoord? Een woord dat aangeeft wat iemand doet of overkomt. sporten, antwoorden, e-mailen Een werkwoord kan ook een minder duidelijke betekenis hebben. moeten, hebben, zijn
Wat gebeurt er met het werkwoord? Ik droomde vannacht over de zomervakantie. Droomt Sander over blauwe luchten en witte stranden? Zij herinnert zich niet wat ze heeft gedroomd. Het werkwoord dromen is vervoegd, het heeft verschillende werkwoordsvormen gekregen.
Hoe heten de werkwoordsvormen? dromen infinitief (ik) droom, (jij/hij/zij) droomt, (wij/jullie/zij) dromen persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) droomde, droomden persoonsvorm verleden tijd (pvvt) gedroomd voltooid deelwoord (vd) dromend onvoltooid deelwoord (od)
Wat gebeurt er met de werkwoorden? Thomas neemt morgen zijn gitaar mee. Gooi jij dat afval even weg? De werkwoorden zijn gesplitst, het zijn scheidbare werkwoorden. meenemen weggooien
Wat is de juiste werkwoordsvorm? Voorbeeld: Deze week (fietsen pvtt)…………. hij elke dag naar school. Gisteren (lopen pvvt)……….. ik op het strand. Hoeveel geld (uitgeven pvtt)……….. jij ….… per maand? Wij hebben in de pauze snoep (eten vd)…………….. . fietst liep geef uit gegeten