Par Planten Planten zijn: AUTOTROFE EUKARYOTEN

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Van cel tot DNA Interactieve quiz.
Advertisements

Wat zijn microben?.
8. Virussen.
GMP and HACCP in restaurants
Ordening samenvatting.
ORDENING THEMA 2.
Bacteriën Schimmels Planten Dieren
BS4 Schimmels.
Evolutie Duurt miljoenen jaren.
VERSCHIL TUSSEN VIRUS EN BACTERIE.
Systematiek De eerste die probeerde een systematische indeling te maken was Aristoteles ( voor Christus). Bijna alle wetenschappers uit zijn tijd.
Thema 4 DNA Basisstof 1 Van genotype tot fenotype
Thema Ordening; Basisstof 4
Vijfrijkensysteem volgens Whittaker.
Keuze-opdracht 3-1.
Industrie op miniformaat Video: The inner life of a cell
Belang van planten Zonder planten géén leven op aarde
Basisstof 9: Autotroof en Heterotroof
Ordening: Indeling in de 4 rijken
Thema 5: Erfelijkheid en evolutie
Par. 25 t/m 25.2 Ordening: het 2-rijkensysteem
B. Stof 4 Ordening van organismen
Organisatieniveaus Sikkelcelanemie Hoofdstuk 3 (Cellen)
Basisstof 6 & 7: Chromosomen en Celdeling
BIO 42 Replicatie “hoe het DNA in een cel wordt verdubbeld”
B. Stof 2 Zelf cellen bekijken B
Ordening en Evolutie ‘Het is een teken van een geschoolde geest als iemand kan nadenken over een gedachte zonder ze te aanvaarden’  Aristoteles.
B. Stof 5 De celorganellen Plantencellen en hun organellen 1
Hoofdstuk 2 De cel.
DNA-technologie 1 Virus plaatst zijn eigen DNA (of RNA) in het DNA van de gastheercel, waardoor deze de bouwstenen van het virus kan maken.DNAbouwstenen.
Darwin Charles Darwin ( ) 1831: 5-jarige wereldreis “The Beagle” 1859: “The origin of species” Uitgangspunt boek: Biologische/evolutionaire.
13.4. t/m De ruimtelijke vorm van eiwitten Nadat een eiwit in de cel is aangemaakt, vouwt het zich spontaan in een kluwen, die kenmerkend is voor.
Hoofdstuk 43: Biodiversiteit: ordening en evolutie Nieuw: F2 in het CE, mag in SE; ook F3, dat moet in het SE. Lieveheersbeestjes: Aaibaar zijn ze zeker,
Knutselen met DNA VWO.
Zelfstandigheidproject 3 VWO
13.3 Soorten veranderen Evolutie.
Thema 1: Ordening Boek: biologie voor jou Vwo B2 deel 1
Leskaart indelen van organismen
Thema 4 DNA. Genotype - Fenotype genotype: de erfelijke eigenschappen die vastliggen in het DNA (in de genen). fenotype: alle uiterlijk waarneembare kenmerken.
ORDENING. celwand rijk van bacteriën rijk van de schimmels rijk van de planten rijk van de dieren celwand celkern bladgroen celwand celkern Celkern.
Charles Darwin Evolutietheorie. een geleidelijke ontwikkeling waarbij uit eenvoudig gebouwde soorten nieuwe ingewikkelder gebouwde soorten ontstaan.
Bacteriën Schimmels Planten Dieren
PP Thema 2 ZW klas 3. §1 Organismen ordenen Een organisme is een levend wezen. Ordenen is organismen in groepen indelen. Je doet dit door naar de kenmerken.
ANW thema LEVEN 3. Wat is leven?.
Planten Dieren Bacteriën Schimmels
Thema 4 Ordening.
1HA2 Ordening.
Biotechnologie. Veredeling : kruisingen en selectie planten gunstige eigenschappen combineren Weefselkweken: voor produceren van medicijnen, insecticiden.
Virussen NW 2015 Hygiene en Gezondheid.
3 DOMEINEN Uit door endosymbiose Par. 5 blz. 112) ontstaan cellen hebben zich de huidige organismen ontwikkeld die we kunnen onderbrengen in 3 domeinen:
12.4 Dissimilatie Dissimilatie is het afbreken van grotere moleculen in kleinere, waarbij energie vrijkomt en wordt vastgelegd in de vorm van ATP. Deze.
Organen en cellen Thema 1.
Bouw, functie, onderdelen, transport
Het plantenrijk 2.4.
H10 Gezondheid.
Biologie   studie van het leven Wat is leven? Een unieke ordening van moleculen (ligt vast in DNA) Stofwisselingsprocessen (enzymen) Zelf kunnen.
Herhalingsles Module 1 Basisstof 5 t/M 8.
Basisstof 4 (+12). Het rijk van de planten
Indeling van het plantenrijk
Thema 5, evolutie.
B. Stof 2 Prokaryoten B. Stof 3 Eukaryoten
Transcript van de presentatie:

Par. 25.7 Planten Planten zijn: AUTOTROFE EUKARYOTEN Cellen omgeven door: CELWAND Fotosynthese m.b.v.: chlorophyl (bladgroen) Zie afbeelding evolutie plantenrijk Film David Arrenburrough

Voortplanting planten 1 Wieren, varens, paardenstaarten en wolfsklauwen: eencellige sporen zogenaamde sporenplanten

Voortplanting planten 2 Zaadplanten: Naaktzadigen en bedektzadigen

Dieren 1 Par. 25.8.1 t/m 25.8.5 Zelfstandig doornemen Basiskennis Van enkele diersoorten krijg je practica Je maakt natuurgetrouwe tekeningen en zet de typische kenmerken van dit dier (o.a. tot welke groep behoort deze en de kenmerken van deze groep?) bij de tekeningen Tekeningen horen bij je portfolio

Dieren 2 Systematiek

Dieren 3 Systematiek

25.8.5 Vogels en Zoogdieren Eerste soorten vogels en zoogdieren: ontstaan uit bepaalde vormen van reptielen Pas na uitsterven Dinosauriërs (65-140 miljoen jaar geleden) namen vogels en zoogdieren de heerschappij over In het begin waren de verschillen uiteraard kleiner dan tegenwoordig Huidige reptielen koudbloedig Er waren ook warmbloedige dinosauriërsoorten die hun eieren uibroedden Er Fossielen gevonden die zowel lenmerken van reptielen als vogels hebben Bekendste: Archaeoteryx (afgietsel in biolokaal) Zie afbeelding volgende dia

Archaeoteryx

ZEESLAK EN CHLOROPHYL MAAK EEN SAMENVATTING VAN: ZEESLAK HEEFT GENEN GESTOLEN VAN DE ALGEN DIE HIJ EET (voor je portfolio)

25.9 Virussen 1 Een virus bestaat slechts uit een DNA- of een RNA-molecuul, omgeven door een eiwitmantel. Het hebben van DNA of RNA én kunnen evolueren, zijn kenmerken van het leven. Aan de andere kant vertonen geïsoleerde virussen geen levenskenmerken, zoals voeding en voortplanting. Virussen kunnen zelfs hun eigen eiwitten niet maken, doordat ze geen ribosomen hebben. Ook andere celorganellen ontbreken. Ze hebben altijd een gastheercel nodig om te overleven en zich te vermeerderen. Nadat een virus op een gastheercel terecht gekomen is, dringt zijn erfelijk materiaal de cel binnen. De gastheercel wordt nu gedwongen met de virale erfelijke codes, maar met eigen enzymen nieuw viraal DNA (of RNA) en de virale eiwitten te maken. Dat wordt zijn dood.

25.9 Virussen 2 Een virus bevat alleen de enzymen die nodig zijn om door de celmembraan van een gastheercel te komen De meest aannemelijke hypothese is nu dat ze zijn ontstaan uit brokstukken DNA of RNA, de transposons genaamd, die in staat waren om binnen de cel te verspringen en die ook wel van de ene cel naar de andere konden overstappen. Voor deze hypothese pleit dat het genoom van veel virussen sterk lijkt op delen van het genoom van de soort waarop ze parasiteren. Bij bacteriën komen plasmiden voor, afzonderlijke DNA-ringen, die vaak gemakkelijk van de ene cel naar de andere overspringen. Uit dergelijke plasmiden zouden met name de bacteriofagen (= virussen die op bacteriën parasiteren) kunnen zijn ontstaan

25.9 Virussen 3 Virussen parasiteren op alle typen organismen en veroorzaken vaak ernstige ziekten. Virussen reageren niet op antibiotica, doordat ze binnen de cellen actief zijn; ze zijn dan ook lastig te bestrijden.  Omdat virussen gemakkelijk in cellen kunnen doordringen, worden ze veel gebruikt in de biotechnologie om genetisch materiaal in cellen over te brengen.

25.9 Virussen Schematisch Vallen buiten ordening 4 Rijken Waarom? 1. Erg klein (zichtbaar met elektronenmicroscoop) 2. Bestaat uit omhulsel van eiwitten 3. In virus of een streng DNA of RNA 4. Geen cytoplasma of kernplasma 5. Niet in staat zich zelfstandig voort te planten 6. Specifieke gastheer nodig 7. Gastheercel vormt nieuwe virussen 8. Gastheercel gaat dood 9. Speciaal geval: HIV-virus, doodt witte bloedcellen 10. Antibiotica helpt niet. Waarom niet?

25.9 Virussen Hoe/wanneer ontstaan?? We weten niet hoe en wanneer virussen zijn ontstaan. Er zijn geen fossielen van. Vermoedelijk nakomelingen van parasitaire bacteriën, die hun voortplanting hebben ’uitbesteed’ aan hun gastheer(cel) Er zijn ook onderzoekers die denken dat het gaat om stukjes DNA die ’voor zichzelf begonnen zijn’. Hun DNA bevat alleen de genen, die nodig zijn om de juiste gastheercel te herkennen, om daarin binnen te dringen en om die cel te dwingen het virus te vermeerderen. Virussen zijn dus altijd parasieten. Virussen kunnen voorkomen in/op mensen, dieren, planten en bacteriën. In het laatste geval heten ze bacteriofagen (=bacterievreters).  Bekijk de animatie op Bioplek (klik hier voor de iPad). 

Bacteriofagen Virussen die gespecialiseerd zijn op bacteriën http://www.trouw.nl/tr/nl/6700/Wetenschap/article/detail/3401611/2013/02/28/Virussen-winnen-slag-in-oorlog-met-bacterien.dhtml Lees het artikel Maak een korte samenvatting VOOR IN JE PORTFOLIO

EXTRA: Virussen en DNA-technologie Virus plaatst zijn eigen DNA (of RNA) in het DNA van de gastheercel, waardoor deze de bouwstenen van het virus kan maken. Soms overleeft gastheercel dat en heeft dan na de infectie een extra stukje viraal DNA in zijn kern. Vooral bij bacteriën gebeurt dit vrij gemakkelijk. De mens gebruikt deze 'techniek' van de virussen om stukjes DNA van de ene soort in te bouwen in het DNA van een andere soort. We noemen dat genetische modificatie en de genetisch veranderde organismen heten transgene organismen. Transgene organismen hebben door het ingebouwde 'vreemde' stukje DNA een veranderd genoom.