Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels.
Advertisements

" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Joringel keek naar Jorinde.. Het was een mooie avond.
Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels.
Ze mompelde wat, ving de nachtegaal en droeg die in haar hand weg.
de deur liep in degene die niet meer kon. Joringel komt.
Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
het kasteel liep over mij niet meer gewezen. een kasteel raakte.
nu kasteel en tuwiet zei dakker wel dan door of vlakbij zonlicht komt als hij braadde pak binnenplaats tak struik.
OE OO O A AA E EE I IE UU U EU EI AU UI
Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur.
Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit.
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.
Eindelijk kwam de oude vrouw terug en zei met een doffe stem :
Hij streepte dak weg Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel.
In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.
Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp.
Hij zocht tot aan de negende dag. Vaak liep hij rond het kasteel, maar hij kwam nooit te dichtbij.
In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.
Nu kon de heks niet meer toveren, en Jorinde stond weer voor hem.
hij trok een bloem Zingt en kwam. Joringel komt ze niet meer komen.
De tortelduif zong klagelijk in de oude beuk.
Het was een mooie avond. Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
het kasteel tovert naar het ringetje. groot beweegt hij rond de struik.
De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.
Toen hoorde hij ze fluiten.. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan.
Toen hoorde hij ze fluiten.. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan.
kwaad werd hij rond het kasteel. toen raakte hij iemand vond.
wanneer ging hij ze in zon. een meter droomde. de vogels vielen naar het kasteel.
Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Dat kooitje bracht ze dan naar een zaal van haar kasteel.
harder onderging hij rond Joringel. de mantel pakte weg.
Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en sloot haar op in een kooitje.
Jorinde zong :. Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Het was een mooie avond.. Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Toen was Joringel verlost. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos. Daarin woonde een oude heks helemaal alleen. Overdag veranderde ze zich in een kat of een.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Er waren vele honderden nachtegalen, hoe moest hij nou Jorinde terugvinden?
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
helemaal lij erheen binnenplaats je mooi maantje kasteel mijn die.
het dorp kookte naar vogels. toen kon hij die lijden.
kwaad droeg hij rond het kasteel. een dauwdruppel kwam overeen.
Tuwiet meisjes stiekem zich nog verdwaald maar was veel binnenplaats.
Ze had grote rode ogen en een kromme neus die met de punt tot aan haar kin kwam.
Van zonlicht mooie tot zo alsof wanneer mij sterkste helft.
Jorinde zong : Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Hij streepte dak weg. Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.
Daar was de heks bezig de vogels in hun zevenduizend kooien te voeren.
" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".
Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit.
kwaad kon hij rond de nachtegalen. de vrouw bekeek naar helft.
Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur.
Jorinde bekeek. de nacht kon. Joringel had zijn aan de hand.
Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
wanneer ging hij ze in zon. een meter droomde. de vogels vielen naar het kasteel.
grote kon hij rond het dorp. het kasteel tovert naar het ringetje.
De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.
Joringel werd heel blij, raakte de deur aan met de bloem en de deur sprong open.
Ze ging in de zon zitten en klaagde. Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en.
Joringel keek naar Jorinde.. Het was een mooie avond.
Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z OE OO O A AA E EE I IE UU U EU iekie aka oekoe iengie aanga oengoe ietie.
Transcript van de presentatie:

Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.

Ze vloog hem om de hals en was zo mooi als vroeger.

Nu kon de heks niet meer toveren, en Jorinde stond weer voor hem.

De tortelduif zong klagelijk in de oude beuk.

Nu was de zon ondergegaan.

Joringel keek door de struiken en zag vlakbij de oude muur van het kasteel.

Hij stond erbij als van steen, kon niet huilen, niet praten, geen hand of voet bewegen.

Het heldere zonlicht scheen tussen de boomstammen door in het donkere groen van het bos.

Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp.

Joringel keek naar Jorinde.

Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels.

Ze kwamen overeen dat degene die het eerst erin zou slagen de reiziger zijn mantel te doen uittrekken de sterkste zou worden geacht.

Daar hoedde hij lange tijd de schapen.

Ze zouden over een paar dagen gaan trouwen en ze hadden veel plezier met elkaar.

Ze was geel en mager.

Maar ze kon niet bij hem in de buurt komen.

Toen hoorde hij ze fluiten.

Een uil met gloeiende ogen vloog drie keer om hen heen en schreeuwde drie keer oehoe, oehoe, oehoe.

De noordenwind moest dus wel bekennen dat de zon van hun beiden de sterkste was.

" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".

Snel sprong hij erheen en raakte het kooitje en de oude vrouw aan met de bloem.

Joringel liep dag en nacht en droeg de bloem naar het kasteel.

Het was een mooie avond.

Ze had grote rode ogen en een kromme neus die met de punt tot aan haar kin kwam.

Daarin woonde een oude heks helemaal alleen.

Joringel kon zich niet meer bewegen.

Vaak liep hij rond het kasteel, maar hij kwam nooit te dichtbij.

Joringel klaagde ook.

Daar was de heks bezig de vogels in hun zevenduizend kooien te voeren.

Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan.

Ze ging in de zon zitten en klaagde.

Joringel werd heel blij, raakte de deur aan met de bloem en de deur sprong open.

Ze keken om zich heen en waren verdwaald.

Jorinde zong :

Dat kooitje bracht ze dan naar een zaal van haar kasteel.

Hij liep in de richting van het gefluit en vond de zaal.

Toen vond hij de bloem in de vroege ochtend.

De nachtegaal was weg.

Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.

Dit duurde totdat de heks hem met een spreuk verloste.

Maar ze zei dat hij Jorinde nooit meer terug zou krijgen en ging weg.

Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel.

Toen hij zo rondkeek, merkte hij, dat de oude vrouw stiekem een vogelkooitje wegpakte en daarmee naar de deur liep.

Eindelijk kwam de oude vrouw terug en zei met een doffe stem :

Juist op dat moment kwam er een reiziger aan, die gehuld was in een warme mantel.

Jorinde huilde een beetje.

Alles wat hij met de bloem aanraakte werd van de betovering bevrijd.

Ze schold, tierde en spuwde gif en gal naar hem.

De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.

Overdag veranderde ze zich in een kat of een uil, maar 's avonds werd ze weer een mens.

Er waren vele honderden nachtegalen, hoe moest hij nou Jorinde terugvinden?

Om eens rustig samen te kunnen praten, gingen ze in het bos wandelen.

Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en sloot haar op in een kooitje.

Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken.

Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachi‘l, op het juiste moment ".

Op een keer droomde hij 's nachts dat hij een bloedrode bloem vond met in het midden een prachtige grote parel.

Hij riep, hij huilde, hij jammerde, maar het was allemaal voor niets.

" Gegroet Zachi‘l.

Nu was er eens een meisje dat Jorinde heette.

's Morgens, nadat hij wakker werd, begon hij door berg en dal naar zo'n bloem te zoeken.

Mijn vogeltje met het rode ringetje Zingt lijden, lijden, lijden :

In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.

Ze wisten niet meer hoe ze thuis moesten komen.

Joringel ging naar binnen, liep over de binnenplaats en luisterde goed of hij de vele vogels kon horen.

Toen ze Joringel zag werd ze kwaad, heel erg kwaad.

En ze leefden nog lang en gelukkig met elkaar.

Het zingt voor het duifje, zingt voor zijn dood, Zingt lijden, lij, tuwiet, tuwiet, tuwiet.

Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.

Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit.

De noordenwind en de zon waren erover aan het redetwisten wie de sterkste was van hun beiden.

Hij zocht tot aan de negende dag.

Toen was Joringel verlost.

Hij schrok en werd doodsbang.

De noordenwind en de zon.

Ze waren verdrietig, alsof ze moesten sterven.

Joringel kon niets zeggen, niet van z'n plaats komen.

Ze had wel zevenduizend kooien met zulke bijzondere vogels in haar kasteel.

Hij viel voor de oude vrouw op de knie‘n en smeekte haar om hem Jorinde terug te geven.

" Oh, wat moet er van mij worden? "

en ten lange leste gaf de noordenwind het op.

Hij plukte de bloem en ging ermee naar het kasteel.

De noordenwind begon toen uit alle macht te blazen, maar hoe harder ie blies, deste dichter trok de reiziger zijn mantel om zich heen;

Ze mompelde wat, ving de nachtegaal en droeg die in haar hand weg.

Ook droomde hij dat hij daardoor zijn Jorinde teruggekregen had.

De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.

Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur.

Daarna veranderde hij ook alle andere vogels weer in meisjes en ging met zijn Jorinde naar huis.