WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen
Persoonsvorm? Ja Nee
Voltooid deelwoord Ja Nee
Infinitief? Ja
Tegenwoordige tijd? Ja Nee
Verleden tijd? Ja
Ook zijn er onregelmatige voltooid deelwoorden, deze leer je. Als de verleden tijd op –te(n) eindigt is de laatste letter van het voltooid deelwoord een t. Als de verleden tijd op –de(n) eindigt is de laatste letter van het voltooid deelwoord een d. Ook zijn er onregelmatige voltooid deelwoorden, deze leer je. Voorbeeld: Hij gebruikte. -> Hij heeft gebruikt. Hij kruidde. -> Hij heeft gekruid. Hij wist. -> Hij heeft geweten. Hij was. -> Hij is geweest. Weet je niet op wat een werkwoord eindigt in de verleden tijd? Klik hier.
Infinitief Het werkwoord wordt geschreven zoals in het woordenboek. (Woordenboekvorm) Voorbeeld: hebben tekenen
bij jij of je achter de persoonsvorm bij de gebiedende wijs Tegenwoordige tijd Enkelvoud: ik-vorm : bij ik bij jij of je achter de persoonsvorm bij de gebiedende wijs ik-vorm + t : bij jij of je, hij, zij, het en u Meervoud het hele werkwoord bij wij, jullie, zij Voorbeelden: ik word, word jij?, word! jij wordt, hij wordt, zij wordt, het wordt, u wordt wij worden, jullie worden, zij worden
Regelmatige werkwoorden: De regel van KoFSCHiPTaXi. Verleden tijd Regelmatige werkwoorden: De regel van KoFSCHiPTaXi. Als de stam van een werkwoord eindigt op k, f, s, ch, p, t of x wordt de verleden tijd gevormd door ik-vorm + te(n) Als de stam niet op die letters eindigt gebruik je ik-vorm + de(n) Onregelmatige werkwoorden: Deze moet je leren. Voorbeelden: krassen -> krass -> kraste(n) vertellen -> vertell -> vertelde(n) beven -> bev -> beefde(n) drijven -> dreef