De persoonsvorm verleden tijd

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Herhaling van hoofdstuk
Advertisements

Bijvoeglijk gebruikt werkwoord
Persoonsvorm verleden tijd
Taaloefeningen. Mijn oom wil een heel mooi schilderij kopen. zin 1 Zinnen ontleden.
Taaloefeningen.
Werkwoordspelling invulschema.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Vandaag hebben we het over :
Wat gaan we doen vandaag?
College Schrijfvaardigheid
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Het hele werkwoord.
Het Voltooid Deelwoord
Voltooid deelwoord.
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Brugklas Werkwoordspelling.
Het bijvoeglijk naamwoord
Taaloefeningen.
Heel werkwoord en bijwoord
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen.
Het voltooid deelwoord
2. Grammatica en spelling
Spelling werkwoorden Denk – dacht schets - schetste Ontwerp – ontwierp
Taaloefeningen.
Voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
De persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
De stam van het werkwoord
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
Taaloefeningen.
Is ‘t kofschip gezonken…?
Alleen wat je moet weten!
Werkwoorden en tijden van het werkwoord. Spoorboekje Oefening werkwoorden Uitleg werkwoorden Uitleg tijden Oefening tijden Wat gaan we leren? Jullie kunnen.
Werkwoordspelling -d of –t?
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd. Stam zoeken (infinitief –en) PersoonVormPersoon Ik …Stam Je/JijStam + t StamJe Hij/zij/hetStam + t Wij/jullie/zijStam.
Werkwoordsvormen. Spoorboekje 1)Wat weet je al? 2)Oefening werkwoordsvormen 3)Bespreken 4)Zelfstandig aan het werk Wat gaan we leren? - Je kunt werkwoordsvormen.
SPELLING BIJVOEGLIJK GEBRUIKT DEELWOORD HOOFDLETTERGEBRUIK.
SPELLING Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Wat een persoonsvorm t.t. (pv t.t.)is en hoe je deze uit een zin haalt. Welke spellingsregels er zijn.
Hoofdstuk 6 Spelling Voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord.
Hoofdstuk 5 Spelling Persoonsvorm in de verleden tijd: zwakke werkwoorden.
Briant College Spelling Engelse werkwoorden en Leenwoorden.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
Werkwoorden vervoegen
Werkwoordspelling.
Betrekkelijk voornaamwoord
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Werkwoorden Hele werkwoord: wij-vorm tegenwoordige tijd Stam: ik-vorm tegenwoordige tijd Persoonsvorm: Belangrijkste werkwoord in de zin.
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Werkwoordspelling Doel: persoonsvormen in de t.t..
Laatste letter: -t of -d
Direct Grammaticales 1 22/07/2018 Direct Grammaticales 1.
Direct Grammaticales 1 30/07/2018 Direct Grammaticales 1.
Stappenplan werkwoordspelling
Alleen wat je moet weten!
Grammatica zinsdelen Redekundig ontleden.
Schrijven 1.3 en 1.4 Spreken en gesprekken 1.3 en 2.1 Grammatica 3.2
Extra oefenen Hoofdstuk 1 & 2 Ta!ent: Grammatica & Spelling
Spelling.
Voltooid deelwoord 1A3 en 1A4.
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
Stappenplan werkwoordspelling
Werkwoordspelling: een werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Transcript van de presentatie:

De persoonsvorm verleden tijd Aflevering 2: De persoonsvorm verleden tijd

Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d

Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d

Zwak Hulp zichzelf ‘de’ of ‘te’ Sterk Haalt de kracht uit van extra letters: ‘de’ of ‘te’ Haalt de kracht uit zichzelf

Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d

Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d

Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP?

Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5.

Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5.

Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Heel werkwoord 3. 4. 5.

Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Heel werkwoord 3. ‘-en’ eraf 4. 5.

Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Heel werkwoord 3. ‘-en’ eraf 4. Laatste letter 5.

Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Heel werkwoord 3. ‘-en’ eraf 4. Laatste letter 5. WEL in TeXKoFSCHiP = ‘te’

TeXKoFSCHiP Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Heel werkwoord 3. ‘-en’ eraf 4. Laatste letter 5. WEL in TeXKoFSCHiP = ‘te’ TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. Land 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. Land 4. d 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. Land 4. d 5. ‘de’ TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. Land 4. d 5. ‘de’ > land+de TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. Land 4. d 5. ‘de’ > land+de > landde TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. Gooi 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. Gooi 4. i 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. Gooi 4. i 5. ‘de’ TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. Gooi 4. i 5. ‘de’ > gooi+de TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. Gooi 4. i 5. ‘de’ > gooi+de > gooide TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. Gelov 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. Gelov 4. v 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. Gelov 4. v 5. ‘de’ TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. Gelov 4. v 5. ‘de’ > geloof+de TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. Gelov 4. v 5. ‘de’ > geloof+de > geloofde TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. Verrass 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. Verrass 4. s 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. Verrass 4. s 5. ‘te’ TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. Verrass 4. s 5. ‘te’ > verras+te TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. Verrass 4. s 5. ‘te’ > verras+te > verraste TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. Rac 4. 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. Rac 4. c 5. TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. Rac 4. c 5. ‘te’ TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. Rac 4. c 5. ‘te’ > race+te TeXKoFSCHiP

TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. Rac 4. c 5. ‘te’ > race+te > racete TeXKoFSCHiP

Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d

Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d