De persoonsvorm verleden tijd Aflevering 2: De persoonsvorm verleden tijd
Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d
Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d
Zwak Hulp zichzelf ‘de’ of ‘te’ Sterk Haalt de kracht uit van extra letters: ‘de’ of ‘te’ Haalt de kracht uit zichzelf
Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d
Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d
Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP?
Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5.
Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5.
Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Heel werkwoord 3. 4. 5.
Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Heel werkwoord 3. ‘-en’ eraf 4. 5.
Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Heel werkwoord 3. ‘-en’ eraf 4. Laatste letter 5.
Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Heel werkwoord 3. ‘-en’ eraf 4. Laatste letter 5. WEL in TeXKoFSCHiP = ‘te’
TeXKoFSCHiP Hoe werkt stam + TeXKoFSCHiP? Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Schrijf de stam op Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Heel werkwoord 3. ‘-en’ eraf 4. Laatste letter 5. WEL in TeXKoFSCHiP = ‘te’ TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. Land 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. Land 4. d 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. Land 4. d 5. ‘de’ TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. Land 4. d 5. ‘de’ > land+de TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Gisteren (landen, vt) er een vliegtuig in het weiland van mijn oma. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Land Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Landen 3. Land 4. d 5. ‘de’ > land+de > landde TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. Gooi 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. Gooi 4. i 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. Gooi 4. i 5. ‘de’ TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. Gooi 4. i 5. ‘de’ > gooi+de TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De visser (gooien, vt) de gevangen karpers weer terug in het water. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Gooi Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Gooien 3. Gooi 4. i 5. ‘de’ > gooi+de > gooide TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. Gelov 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. Gelov 4. v 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. Gelov 4. v 5. ‘de’ TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. Gelov 4. v 5. ‘de’ > geloof+de TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De grote man (geloven, vt) niet dat zijn kleine buurvrouw zo hoog kon springen. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Geloof Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Geloven 3. Gelov 4. v 5. ‘de’ > geloof+de > geloofde TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. Verrass 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. Verrass 4. s 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. Verrass 4. s 5. ‘te’ TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. Verrass 4. s 5. ‘te’ > verras+te TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen De spontane liefdesverklaring (verrassen, vt) de verlegen man volledig. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Verras Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Verrassen 3. Verrass 4. s 5. ‘te’ > verras+te > verraste TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. Rac 4. 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. Rac 4. c 5. TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. Rac 4. c 5. ‘te’ TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. Rac 4. c 5. ‘te’ > race+te TeXKoFSCHiP
TeXKoFSCHiP Even oefenen Direct na de les sprong de docent in zijn auto en (racen, vt) met een noodvaart naar huis. Deel 1 Wat is de stam (de ik-vorm)? 1. Race Deel 2 Komt er ‘de’ of ‘te’ achter? 2. Racen 3. Rac 4. c 5. ‘te’ > race+te > racete TeXKoFSCHiP
Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d
Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord Persoonsvorm Voltooid deelwoord Bijvoeglijk naamwoord Heel werkwoord Bijwoord ‘te’ Tegenw. tijd Stam + ‘lopen’ Zo kort mogelijk Verl. Tijd ZWAK Stam + T eXKoFSCHiP Verl. Tijd STERK Uit het hoofd leren Heel ww + d