Spanningen, Stromen en weerstanden + U R - Wel spanning, geen stroom => weerstand ? Geen spanning, wel stroom => weerstand ? Wel spanning en ook stroom => weerstand ? Geen spanning en geen stroom => weerstand ?
Weerstanden Dit zijn slechte geleiders waarvan de mate van geleiding bekend is. Deze geleidingswaarde wordt uitgedrukt in S(iemens). G = .. [S]. I = U * G. Weerstand R = 1/G [ W] I = U/R
Spanningsbronnen Batterij Accu Zonnecellen. Voeding/netadapter generator U - + of R U + -
Eigenschappen Spanningsbron Een ideale spanningsbron heeft een inwendige weerstand van 0 W. Een spanningsbron mag nooit worden afgesloten met 0 W (kortgesloten) Een spanningsbron met een waarde 0 V gedraagt zich als een geleider van 0 W. Sluit nooit twee spanningsbronnen van ongelijke waarde parallel
Stroombronnen I - + of R I + -
Eigenschappen Stroombron Een ideale stroombron heeft een inwendige weerstand van W. Een stroombron mag nooit worden afgesloten met W (Open klemmen). Een stroombron met een waarde 0 A gedraagt zich als een geleider van W. Sluit nooit twee stroombronnen van ongelijke waarde in serie
Serie schakelen van weerstanden U + - I R1 U + - I R2 Bij serie schakelen mogen de weerstand waarden worden opgeteld.
Parallel schakelen van weerstanden/geleiders U + - I G2 G1 U + - I Bij parallel schakelen mogen de geleidingen worden opgeteld.
Parallel schakelen van weerstanden Rv
Voorbeeld I R1 R2 + U - - R3
R2 R1 R3 R4 R5 U + - I U = 10 V R1 = 5 W ; R2 = 10 R3 = 15 R4 = 20 · U = 10 V R1 = 5 W ; R2 = 10 R3 = 15 R4 = 20 R5 = 10 W I = ?
Kirchhoff + U - De som van alle stromen De som van alle spanningen in een knooppunt is 0 De som van alle spanningen in een maas is 0 + - U
Teken <=> richting + U R -
Maasmethoden masen: I: U = (R 1 +R3) I - R1.I 2 II: 0 = -R1.I · I: U = (R 1 +R3) I - R1.I 2 II: 0 = -R1.I + (R1+R2) I
Maasvergelijkingen invullen geeft 1) 10 = 11.I1 - 3.I2 3 30 = 33.I1 - 9.I2 2) 0 = -3.I1 + 9.I2 1 0 = -3.I1 + 9.I2 30 = 30.I1 => maasstroom I1 = 1 A Invullen geeft: 0 = -3 + 9.I2 => maasstroom I2 = 1/3 A
R2 R1 R3 R4 R5 U + - I U = 10 V R1 = 5 W ; R2 = 10 R3 = 15 R4 = 20 · U = 10 V R1 = 5 W ; R2 = 10 R3 = 15 R4 = 20 R5 = 10 W I = ?
I R2 R1 R3 R4 R5 + - U I2 I3 I1
Comp. stroom Maasstroom I = I - I R1 1 2 I = I R2 2 I = I - I R3 1 3 I U + - I II III Comp. stroom Maasstroom I = I - I R1 1 2 I = I R2 2 I = I - I R3 1 3 I = I R4 3 I = I - I R5 2 3
Superpositie beginsel Kijk wat iedere voedingsbron voor invloed heeft op de schakeling: Bereken de stromen die gaan lopen als gevolg van een enkele voedingsbron. Zet alle andere voedingsbronnen op 0. Herhaal dit voor ieder voedingsbron. Tel alle stromen op (let op teken).
I U - R2 R1 + U - R2 R1 + I R2 R1
I R2 R1 U - +
Thevenin U - R2 R1 + RL(ast) U thevenin - R thevenin + RL(ast)
Hoekmeter U - Rb Ra + RL(ast) U thevenin - R thevenin + RL(ast)