In mit durch von zu zwischen aus bei an seit neben für unter.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Willkommen ! ! ! Welkom ! ! ! Verder Terug Terug naar af
Advertisements

Grammatica Passwort Deutsch Klas 4
2E - Donderdag Groep 1: Woorden & Zinnen
Rot sind die Rosen.
Welke woorden krijgen een naamval?
Grammatica Passwort Deutsch Klas 4
Oefentoets Duits Voorzetsels Leerjaar 2 START Door M. Wittwer.
Naamvallen In tegenstelling tot het Nederlands heeft het Duits vier naamvallen: Eerste naamval: Tweede naamval: Derde naamval: Vierde naamval: Nominativ.
Naamvallen De Theorie Klas 2 – 3 - 4
STAPPENPLAN GRAMMATICUS.
Kapitel 12: S Gemaakt door Bart.
Das Versprechen Emily Gohres & Nicole van Rijn
Grammatica Passwort Deutsch Klas 4
1 1. Dauerverhör = Kruisverhoor 2. Schreibtisch = Bureau
Kapitel 6 Das Versprechen
Das Versprechen Kapitel 10: Seite
Derde of vierde naamval?
De Rijn Warum ist es am Rhein so schön? Warum ist es am Rhein so schön, Am Rhein so schön? Weil die Mädel so lustig Und die Burschen so durstig, Darum.
Der IMPERATIV de GEBIEDENDE WIJS.
5 Minuten lesen.
1 Nietzsche: wantrouwen en de Leer van de Übermensch. Machiel Keestra, IIS, 23 maart 2005.
Beamish,is een open lucht museum dat zich bevindt in Beamish, Engeland. Het voornaamste principe in het museum is een voorbeeld.
8. Leg Nathans woorden uit: ‘ Wie kann ich meinen Vätern weniger als du den deinen glauben? Kann ich von dir verlangen, dass du deine Vorfahren Lügen strafst,
bijvoeglijk naamwoord gecombineerd met trappen van vergelijking
ABENTEUER LITERATUR SEITE 24,25 Door Floor en Nathalie.
Language:
Jugend ohne Got CARLIJN CLAASSEN JOHN GESON MERLIJN ZUIDERWIJK.
EEN BIJZONDERE BOEDDHISTISCHE EIN BESONDERER BUDDHISTISCHER
In mit durch von zu zwischen aus bei an seit neben für unter.
Familie: cool! 12. Februar 2014.
Deltion College Duits B1 Lezen [Edu/002] thema: Privatzimmervermittlung can-do : kan twee produkten vergelijken.
Wat Pha Luang Ta Bua De tijgertempel In 1999 vonden de inwoners van een klein dorpje van de provincie Kanchanaburi in Thailand in het bos twee gewonde.
DUITSE TAALQUIZ Aangeboden door de Actiegroep Duits ter gelegenheid van de Europese Dag van de Talen 2015.
Naamvallen NAAMVALLEN.
Waar kantelen we vandaan en waar gaan we naar toe? (en is dat eigenlijk wel een goed idee?) Margo Trappenburg AOG Overheidsevenement 30 september Amersfoort.
De betrekkelijk voornaamwoorden
Te leren voor Schreibfähigkeits Toets 14 Dec H3c.
Vaste voorzetsels en keuzevoorzetsels
Voorzetsels, met altijd de 4e naamval 131TB
Zwei Weisen, worauf man sich die ,Null-Gruppen’ merken kann
Stof voor Proefwerk Trabitour C – Kapitel 9 Je moet kennen en kunnen: Woordjes AB Zinnen TB Bezittelijke voornaamwoorden - TB 48 Werkwoorden.
REFR.Twee ogen zo blauw Zo innig en trouw Al mijn geluk zijn die kijkers van jou Twee ogen zo blauw Als de lente de bomen en struiken Weer met geuren en.
Duits Klassen 2 alle gramm info boek A. einundzwanzig hunderteins ! dreißig ! vierzig fünfzig sechzig ! siebzig ! achtzig neunzig hundert tausend 109.
Ein informeller Brief Gute Tipps. Formuleringen Hoe gaat het met je? = Wie geht es (geht’s) dir? Ik heb het druk = Ich habe viel zu tun. in de vakantie.
Als er een miskende tekenaar op deze aardkloot loopt is het wel Julian Beever. Zijn tekeningen zijn onnavolgbaar mooi, prachtig, onbegrijpelijk, spookachtig,
Beroepsonderwijs, wiskunde en de rol van de leraar.
Welke woorden horen bij deze groep en hoe werkt het?
Meewerkend voorwerp 3VWO
Duits -1 Grammatica.
Seite 44/45 TB.  Je hebt al geleerd: 1. De werkwoorden haben, sein en werden in het Präsens en Präteritum (Periode 1) 2. De vervoegingen van normale.
Grammatik C + I Redemittel D + J
PERIODE 3: KAPITEL 3 Grammatik C + J Redemittel D + J.
Die deutsche Satzbau Welche Reihenfolge, in Beziehung auf die Verben, muss man beachten, wenn man einen deutschen Satz schreibt?
Te leren voor Schreibfähigkeits Toets
Te leren voor Schreibfähigkeits Toets
Rot sind die Rosen.
Deelname Polen aan UN vredesmissies
Naamvallen met het bepaald lidwoord
bijvoeglijk naamwoord gecombineerd met trappen van vergelijking
De betrekkelijk voornaamwoorden
Het bezittelijk voornaamwoord
Naamvallen en het onbepaald lidwoord
Het persoonlijk voornaamwoord
Presentatie serie Die wirkung einer Linie
Klassen 2 alle gramm info boek A
Zwei Weisen, worauf man sich die ,Null-Gruppen’ merken kann
Leugenspel/ Lügenspiel.
Hoe ontstaan naamvallen?
J. van Os Maurick College Tweede klas
Hoe ontstaan naamvallen?
Transcript van de presentatie:

in mit durch von zu zwischen aus bei an seit neben für unter

voorzetsels met een naamval aus durch an bei für auf mit gegen hinter nach ohne neben seit um in von bis vor zu zwischen außer über entgegen unter gegenüber

Om met voorzetsels en naamvallen te kunnen werken, moet je uiteraard deze schema’s kennen !! “der” m v o mv 1 der die das 2 des (+s) 3 dem den (+n) 4 den “ein” m v o mv 1 ein eine keine 2 eines (+s) einer keiner 3 einem keinen (+n) 4 einen

voorzetsels met 3e naamval Die Katze spielt mit d______ Ball (m) Die Katze / spielt / mit3 d____3 Ball. Unser Auto steht bei d_______ Kirche (v) Unser Auto / steht / bei3 d____3 Kirche. Oma hat von ihr_____ Enkelkinder___ (mv) schöne Blumen bekommen. Oma / hat / von3 ihr___3 Enkelkinder__3 / schöne Blumen / bekommen. em er en n

voorzetsels met 4e naamval Jochen schwimmt durch d_______ Wasser (o). Jochen / schwimmt / durch4 d___4 Wasser. Ohne mein______ Handy(o) kann ich nicht leben. Ohne4 mein____4 Handy / kann / ich / nicht / leben. as --

voorzetsels met 3e of 4e naamval hoofdregel 3e 4e waar? waarheen? rust beweging: A  B

3e waar? rust Ich liege in mein_______ Bett (o). Ich / liege / in mein____ Bett (o). Hier kan je de vraag stellen: WAAR lig ik? Antwoord: in mijn bed  3e naamval Er is sprake van ‘rust’. em

3e waar? rust Die Vase mit Blumen steht auf d_____ Tisch (m). Die Vase mit Blumen / steht / auf d___ Tisch. Hier kan je vragen: WAAR staat de vaas met bloemen? Antwoord: op de tafel  3e naamval Er is sprake van ‘rust’ em

4e waarheen? beweging: A  B Meine Tante stellt die Vase auf d______ Tisch (m). Meine Tante / stellt / die Vase / auf d___ Tisch (m). Hier kan je vragen: WAARHEEN zet mijn tante de vaas? Antwoord: op de tafel  4e naamval Er is sprake van ‘beweging’. De vaas gaat van A naar B. en

4e waarheen? beweging: A  B Der Dieb springt in d_____ Wagen (m) und fährt weg. Der Dieb / springt / in d_____ Wagen (m) / und / fährt / weg. Je kan hier vragen: WAARHEEN springt de dief? Antwoord: in de wagen  4e naamval Er is hier sprake van ‘beweging’: De dief gaat van A naar B. en

3e 4e waar? waarheen? rust beweging: A  B Wat is het verschil tussen: Die Polizei springt zwischen den3 Demonstranten (mv). Die Polizei springt zwischen die4 Demonstranten (mv).

3e 4e waar? waarheen? rust beweging: A  B Wat is het verschil tussen: Die Polizei springt zwischen den3 Demonstranten (mv). Die Polizei springt zwischen die4 Demonstranten (mv). WAAR ?  3e naamval WAARHEEN ?  4e naamval

7 / 2 – regel Als je de vragen WAAR of WAARHEEN níet kunt stellen. Als er géén sprake is van ‘rust’ of ‘beweging’. Als er sprake is van TIJD / tijdsbepaling / WANNEER ? 7 / 2 – regel 3e 4e an auf hinter über neben in vor zwischen unter

7 / 2 – regel Auf dies____ Weise (v) geht es wirklich nicht. Hier kan je niet vragen: - WAAR gaat het niet? Antwoord: op deze manier - WAARHEEN gaat het niet? Antwoord: op deze manier Ook is er geen sprake van ‘rust’ of beweging’. 7/2-regel  4e naamval e 3e 4e an auf hinter über neben in vor zwischen unter

7 / 2 – regel Vor ein_____ Woche (v) war der Junge noch krank. Hier is sprake van TIJD. Je kan de vraag stellen: WANNEER was de jongen ziek? Antwoord: een week geleden 7/2-regel  3e naamval er 3e 4e an auf hinter über neben in vor zwischen unter

Let op: door verschil van naamval kan je heel verschillende betekenissen krijgen. Er wartet auf dem3 Bus (m). WAAR wacht hij? - op de bus  3e naamval Er wartet auf den4 Bus (m) De vragen WAAR en WAARHEEN kan je niet stellen.  7/2-regel  4e naamval

3e 4e waar? waarheen? rust beweging: A  B Wat is het verschil tussen: Er wartet auf seiner3 Freundin (v). Er wartet auf seine4 Freundin (v).

3e 4e waar? waarheen? rust beweging: A  B Wat is het verschil tussen: Er wartet auf seiner3 Freundin (v). Er wartet auf seine4 Freundin (v). Hij wacht op haar… en maar wachten…. wachten… WAAR ?  3e naamval 7/2-regel  4e naamval

Viel Erfolg !