Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Transport en Infrastructuur
Advertisements

H3 Industralisatie en Ismen.
1.2 De wereld wordt kleiner
8.6 Het moderne imperialisme
2.3 Groot-Brittannië en India
AANTEKENINGEN Basisboek Paragraaf 4
Paragraaf 8 De ontwikkeling van Oost-Europa
P2.2 Landbouw en platteland in Europa
Historisch overzicht paragraaf 6.1
Par. 4.3 Handel, investeringen en migratie.
Kenmerken van de industriële samenleving
Hoofdstuk 4. Europa in beweging.
Imperialisme 12.
IJzeren gordijn gaat open
Hoofdstuk 5.
2.4 Een wereldmacht in opkomst
4. De Wereld na Oorlog na de oorlog.
Hst 1: De wereld: Systeem van landen en relaties
Paragraaf 2.2 Europa: oude kernregio met rimpels
Hst 1: De wereld: Systeem van landen en relaties
Hst 1: De wereld: Systeem van landen en relaties
Hoofdstuk 4. Europa in beweging.
Onderwerp: De verschillende economische sectoren opsommen, met voorbeelden illustreren, hun relatief belang inschatten.
Par. 4.3 Handel, investeringen en migratie.
Schroeven en schrobben De industrie en de dienstverlening
Modern imperialisme.
Hoofdstuk 1 Par. 10 en 11.
Hoofdstuk 1 Koude Oorlog en dekolonisatie in Indochina
Terra Tweede Fase havo © Wolters-Noordhoff bv
Terra Tweede Fase vwo © Wolters-Noordhoff bv Make poverty history In 2000 zijn millenniumdoelen vastgesteld, bijvoorbeeld: in 2015 moeten armoede.
Terra Tweede Fase vwo © Wolters-Noordhoff bv
Terra Tweede Fase vwo © Wolters-Noordhoff bv
§ 5 JAPAN EN ANDERE TIJGERS
HOOFDSTUK 11 GLOBALISERING.
Samenhang en verscheidenheid
Schematische samenvatting
Van slow world tot fast world
Hoofdstuk 4 Aardrijkskunde, economie en maatschappij
OORLOG IN VIETNAM. ACHTERGROND Het midden van de 20e eeuw stond in het teken van de opkomst van grote mogendheden: de Verenigde Staten en de Sovjet Unie.
8.6 HET MODERNE IMPERIALISME
Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
Hoofdstuk V: Rome Les 3 - par 2 – Romeinse samenleving
Kolonisatie en Dekolonisatie
De economie in de Gouden eeuw
Wat moet je weten aan het eind van de les?
M. GIMBRERE Tijd van burgers en stoommachines,
Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
Wat moet je weten aan het eind van de les?
Tijd van de burgers en stoommachines ( )
 Industriële revolutie Uitleg  Periode waarin de landbouw voor de meeste mensen in Europa als belangrijkste middel van bestaan verdrongen werd door.
De structuur van de economie
Context 2: Duitsland Les 1 –
De Koude Oorlog
1. globalisering. 1.1 Het economisch wereldbeeld.
1.2 De wereld wordt steeds kleiner. Even herhaling van voor de vakantie internationalisering ) mondialisering ) globalisering ) enkele gevolgen- minder.
H6 Imperialisme §6.5 Gevolgen van het imperialisme Wat moet je weten aan het eind van de les? Wat de politieke gevolgen voor Europa waren Wat de economische.
Koloniale verleden.
De industriële revolutie
Paragraaf 13.6 Globalisering.
Burgers en stoommachines §5.1 Industrie en samenleving
Paragraaf 13.4 Noord en Zuid.
Paragraaf 3 MODERN IMPERIALISME
Hoofdstuk 9 De economische sprong van Europa
Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
Cursus 6.2 : Koude Oorlog 2 KGT Lesweek 1
Cursus 6.2 : Koude Oorlog 2 KGT Lesweek 1
Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
§3.1 Industrie en samenleving
1.1 Globalisering: one world?
§2.1 Industrie en samenleving
Transcript van de presentatie:

Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting De Geo - Globalisering Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting

H.1 de wereld: systeem van landen en relaties 1.2 Het wereldsysteem in historisch perspectief Voor 1500 bestonden er nog geen staten en waren de handelsrelaties beperkt 3 typen samenlevingen: Met sedentaire landbouw Met nomadische veeteelt Met zelfvoorzienende landbouw

Sedentaire landbouw Dit houdt in dat er landbouw wordt bedreven vanuit een vaste plaats en zorgt voor de eerste vorm van een agrarische samenleving. Hier worden vooral landbouw gewassen verbouwd. Slechts een klein gedeelte is gericht op veeteelt. De overgang van nomadische veeteelt naar sedentaire landbouw wordt de Neolithische revolutie genoemd. Gevolgen van deze overgang zijn meer voedsel dus bevolkingsgroei en een vaste woonplaats zorgt voor betere huizen en betere voorzieningen (badhuis/ betere ovens)

De geboorte van het wereldsysteem Ontdekkingsreizen zorgden voor handel en verbondenheid tussen landen. Na 15e eeuw is er wereldwijde handel in (sub)tropische gewassen. Er ontstond een kernregio (West-Europa) met een netwerk van kolonies. Kolonie= een buiten de staat gelegen –veelal overzees- gebied dat op gewelddadige of vreedzame manier in bezit was gekomen.

Succes van West-Europa als kernregio Ontwikkeling van een kapitalistische markteconomie  privébezit van productiemiddelen + vrije marktmechanisme Stimulerende rol van moderne staten in Europa  aanleg van infrastructuur Handel zorgde voor zeer veel winsten

Industriële revolutie Ontwikkeling van de industrie in West-Europa vanaf eind 18e eeuw. Gunstige voorwaarden hiervoor waren: Goede infrastructuur Onafhankelijke ondernemersklasse met veel geld Aanwezigheid van delfstoffen (vb bruinkool in Duitsl.) Opgebouwde economische macht zorgt voor levering van grond- en hulpstoffen en energiebronnen uit de perifere gebieden

Exploitatie kolonies Kolonies die volledig worden gebruikt voor de levering van grondstoffen en energiebronnen Hiervoor legden de koloniale machten goede infrastructuur aan Zijn ook een afzetmarkt voor de industrieproducten uit de kernregio

Het wereldsysteem krijgt een 2e kern Ontdekkingsreizen zorgden voor de ontwikkeling van Noord-Amerika. Hier ontstonden vestigingskolonies. Deze kolonies voegden zich samen en vormden de Verenigde Staten van Amerika. Deze nieuwe staat kon zich afsplitsen van de kernregio, omdat ze veel meer zelfvoorzienend waren in hun voedsel. Daarnaast stimuleerde de overheid een ondernemende klasse en zorgde voor goede infrastructuur( vanuit oost naar west)

Hegemoniale staten Staten die met behulp van politieke, economische, financiële en militaire middelen een dominante rol spelen in het wereldsysteem. Hun invloed op de periferie wordt steeds groter. De overheersing van Groot Brittannië wordt bedreigd door de opkomst van Duitsland, Frankrijk, Nederland, V.S. en Japan als hegemoniale staten. Eind 19e eeuw Imperialisme  kerngebieden beheersen de economie van de perifere landen

Kerngebieden en Kolonies 1898

Dekolonisatie en Veranderingen in het wereldsysteem Na WO II vindt er dekolonisatie plaats. Koloniën worden soeverein en de economische macht wordt opnieuw bepaald. Er ontwikkelen zich 3 groepen landen: Eerste wereld  West-Europa, V.S. en Japan proberen hun invloed op andere gebieden te behouden of uit te breiden (neokolonialisme) Tweede wereld  socialistische en communistische landen met een planeconomie (China, Sovj. Unie, N. Korea, Cuba) Derde wereld  Landen die afhankelijk zijn van het kolonialisme. Deze landen hebben veel economische en sociale problemen. De kernlanden proberen hun invloed op deze landen te handhaven.

Neo-kolonialisme Na de dekolonisatie bleef de afhankelijkheid van derde wereldlanden ten opzichte van de kernlanden bestaan. Ex-kolonies blijven ruwe grondstoffen, mijnbouwproducten en voedsel leveren aan kernlanden. Ruilvoetverslechtering (relatieve prijsdaling van producten uit primaire sector ten opzichte van producten uit secundaire sector) zorgt voor steeds meer achterstand (negatieve handelsbalans) van perifere gebieden. Industrialisatie in de periferie wordt hierdoor bemoeilijkt en slechte economische tijden (laagconjunctuur) kunnen moeilijk worden opgevangen.

Ontsnappen uit de periferie mogelijk? Ja, positieverbetering is mogelijk! Bij de lichte industrie is continu het proces van uitschuiving aan de gang. Steeds meer producten worden gemaakt in lage lonen landen. Hierdoor kunnen die landen zich ontwikkelen tot NIC’s (Newly Industrializing Countries/ nieuwe industrielanden). Vooral in Azië vindt je dit soort landen. Een groot deel van de productie is bestemd voor de export naar de wereldmarkt Landen met een planeconomie krijgen na 1989 (Val Berlijnse muur) steeds meer een kapitalistische economie.