" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels.
Advertisements

" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Joringel keek naar Jorinde.. Het was een mooie avond.
Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels.
tak hoe redetwisten binnenplaats als was boomstammen stiekem ook maantje.
Ze mompelde wat, ving de nachtegaal en droeg die in haar hand weg.
de deur liep in degene die niet meer kon. Joringel komt.
Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
het kasteel liep over mij niet meer gewezen. een kasteel raakte.
nu kasteel en tuwiet zei dakker wel dan door of vlakbij zonlicht komt als hij braadde pak binnenplaats tak struik.
OE OO O A AA E EE I IE UU U EU EI AU UI
Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur.
Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit.
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.
Eindelijk kwam de oude vrouw terug en zei met een doffe stem :
Hij streepte dak weg Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel.
In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.
Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp.
Hij zocht tot aan de negende dag. Vaak liep hij rond het kasteel, maar hij kwam nooit te dichtbij.
In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.
Nu kon de heks niet meer toveren, en Jorinde stond weer voor hem.
hij trok een bloem Zingt en kwam. Joringel komt ze niet meer komen.
De tortelduif zong klagelijk in de oude beuk.
Het was een mooie avond. Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
het kasteel tovert naar het ringetje. groot beweegt hij rond de struik.
De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.
Toen hoorde hij ze fluiten.. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan.
Toen hoorde hij ze fluiten.. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan.
kwaad werd hij rond het kasteel. toen raakte hij iemand vond.
wanneer ging hij ze in zon. een meter droomde. de vogels vielen naar het kasteel.
Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Dat kooitje bracht ze dan naar een zaal van haar kasteel.
harder onderging hij rond Joringel. de mantel pakte weg.
Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en sloot haar op in een kooitje.
Jorinde zong :. Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Het was een mooie avond.. Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Toen was Joringel verlost. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos. Daarin woonde een oude heks helemaal alleen. Overdag veranderde ze zich in een kat of een.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Er waren vele honderden nachtegalen, hoe moest hij nou Jorinde terugvinden?
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
helemaal lij erheen binnenplaats je mooi maantje kasteel mijn die.
het dorp kookte naar vogels. toen kon hij die lijden.
kwaad droeg hij rond het kasteel. een dauwdruppel kwam overeen.
Tuwiet meisjes stiekem zich nog verdwaald maar was veel binnenplaats.
Ze had grote rode ogen en een kromme neus die met de punt tot aan haar kin kwam.
Van zonlicht mooie tot zo alsof wanneer mij sterkste helft.
Jorinde zong : Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Hij streepte dak weg. Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.
Daar was de heks bezig de vogels in hun zevenduizend kooien te voeren.
Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit.
kwaad kon hij rond de nachtegalen. de vrouw bekeek naar helft.
Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur.
Jorinde bekeek. de nacht kon. Joringel had zijn aan de hand.
Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
wanneer ging hij ze in zon. een meter droomde. de vogels vielen naar het kasteel.
grote kon hij rond het dorp. het kasteel tovert naar het ringetje.
De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.
Ze ging in de zon zitten en klaagde. Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en.
Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
Joringel keek naar Jorinde.. Het was een mooie avond.
Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z OE OO O A AA E EE I IE UU U EU iekie aka oekoe iengie aanga oengoe ietie.
Transcript van de presentatie:

" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".

Zij gumde tak uit

Joringel keek door de struiken en zag vlakbij de oude muur van het kasteel.

Ze wisten niet meer hoe ze thuis moesten komen.

Joringel klaagde ook.

Hij liep in de richting van het gefluit en vond de zaal.

Daarin woonde een oude heks helemaal alleen.

De noordenwind moest dus wel bekennen dat de zon van hun beiden de sterkste was.

Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit.

De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.

Eindelijk kwam de oude vrouw terug en zei met een doffe stem :

Zij gumde pak uit

Hij hoorde vak zeggen

Een uil met gloeiende ogen vloog drie keer om hen heen en schreeuwde drie keer oehoe, oehoe, oehoe.

Nu kon de heks niet meer toveren, en Jorinde stond weer voor hem.

Toen hij zo rondkeek, merkte hij, dat de oude vrouw stiekem een vogelkooitje wegpakte en daarmee naar de deur liep.

Daar was de heks bezig de vogels in hun zevenduizend kooien te voeren.

Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.

Ook droomde hij dat hij daardoor zijn Jorinde teruggekregen had.

Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en sloot haar op in een kooitje.

Toen was Joringel verlost.

Dit duurde totdat de heks hem met een spreuk verloste.

Toen ze Joringel zag werd ze kwaad, heel erg kwaad.

Juist op dat moment kwam er een reiziger aan, die gehuld was in een warme mantel.

Ze waren verdrietig, alsof ze moesten sterven.

Het heldere zonlicht scheen tussen de boomstammen door in het donkere groen van het bos.

Ze had grote rode ogen en een kromme neus die met de punt tot aan haar kin kwam.

's Morgens, nadat hij wakker werd, begon hij door berg en dal naar zo'n bloem te zoeken.

Overdag veranderde ze zich in een kat of een uil, maar 's avonds werd ze weer een mens.

De noordenwind en de zon.

Ze had wel zevenduizend kooien met zulke bijzondere vogels in haar kasteel.

Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp.

Om eens rustig samen te kunnen praten, gingen ze in het bos wandelen.

Toen hoorde hij ze fluiten.

Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.

Ze schold, tierde en spuwde gif en gal naar hem.

Op een keer droomde hij 's nachts dat hij een bloedrode bloem vond met in het midden een prachtige grote parel.

Daarna veranderde hij ook alle andere vogels weer in meisjes en ging met zijn Jorinde naar huis.

Ze kwamen overeen dat degene die het eerst erin zou slagen de reiziger zijn mantel te doen uittrekken de sterkste zou worden geacht.

Hij zocht tot aan de negende dag.

Vaak liep hij rond het kasteel, maar hij kwam nooit te dichtbij.

Joringel ging naar binnen, liep over de binnenplaats en luisterde goed of hij de vele vogels kon horen.

Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan.

Hij riep, hij huilde, hij jammerde, maar het was allemaal voor niets.

Maar ze kon niet bij hem in de buurt komen.

Nu was de zon ondergegaan.

Hij streepte dak weg