Opbouw Verslaving Verslaving en hersenen. Middelen (alcohol)
Wat is verslaving?
Verslavende middelen Halucinogenen Verdovende middelen Stimulerende middelen Ook: gedrag
Wat is verslaving?
Genetische Kwetsbaarheid Type I alcoholisme: geleidelijk en op wat latere leeftijd vanuit afhankelijke of vermijdende trekken Type II alcoholisme: Jeugdige leeftijd, familiair, gedragsproblemen (cluster-B trekken)
Leertheoretische modellen Sociaal leren Operante conditionering (effecten bekrachtigen het gebruik) Klassieke conditionering (fysiologische reacties, automatismen)
Sociaal cognitief model Cognitieve processen Verwachting => Minibeslissingen => Gedragskeuzes Positief: meer zelfvertrouwen Negatief : schaamte schuldgevoelens
Risicofactoren bij NAH, o.a. : Spanningen door herhaaldelijke en ernstige interpersoonlijke verliezen Lichamelijke beperkingen Verlies uiterlijk en presentatie Verlies of veranderingen van rollen Niet in staat zijn om zich te uiten, te weren of te kiezen: Toenemende afhankelijkheid Twijfels over het leven en doodswens
Risicofactoren bij NAH, o.a. : Genetische factoren Man zijn Eenzaamheid of isolement Veteraan zijn Wonen in een verzorgingstehuis Fysieke beperkingen Pijn door fysieke aandoeningen Financiële problemen Relatieproblemen Drinkende partner ´gehad’ Vroeger al bekend met (alcohol) gebruik
Craving Reward craving Relief craving Obsessive craving
DSM - IV - TR
DSM-IV Misbruik Afhankelijkheid
Misbruik van een middel Een patroon van het onaangepast gebruik van een middel dat significante beperkingen of lijden veroorzaakt, zoals in een periode van twaalf maanden blijkt uit ten minste een (of meer) van de volgende:
Misbruik 1 Herhaaldelijk gebruik van het middel met als gevolg dat het niet meer lukt om in belangrijke mate te voldoen aan sociale verplichtingen herhaaldelijk gebruik van het middel in situaties waarin het fysiek gevaarlijk is
Misbruik 2 herhaaldelijk, in samenhang met het middel in aanraking komen met justitie voortdurend gebruik van het middel ondanks aanhoudende of terugkerende problemen op sociaal of intermenselijk terrein
Afhankelijkheid Tolerantie Onthouding Controleverlies Minderen lukt niet, onanks besef van schadelijkheid.
Probleem bij NAH NAH-patiënten hebben mogelijk al problemen met een kleine hoeveelheid vanwege toegenomen gevoeligheid voor middelen.
Probleem Veel late-onset alcoholisten ontwikkelen geen fysiologische afhankelijkheid en dus geen onthouding.
Probleem Toegenomen cognitieve beperkingen kunnen interfereren met zelf-monitoring; alcohol kan cognitieve problemen versterken en monitoring verslechteren.
Probleem Negatieve effecten (herstel) kunnen al optreden bij een relatief lage dosis. Mogelijk zijn er minder activiteiten, wat detectie lastig maakt op het criterium van de tijdsbesteding.
Probleem Mogelijk geen kennis of begrip van de relatie tussen gebruik en problemen; zelfs na educatie
4 vicieuze cirkels 1 de farmacologische cirkel: Tolerantie/onthouding 2 de psychische cirkel: Leereffect/ schuldgevoel 3 de sociale cirkel: conflicten / randgroep 4 de lichamelijke cirkel: schade
De neuropsychologie van verslaving.
Verslaving
Hersenschors
Algemeen Verslavende middelen bewerken veranderingen in de receptoren waaraan ze zich binden en maken deze minder gevoelig. Dat veroorzaakt gewenning en verslaving.
De meeste verslavende middelen veranderen de concentratie van neurotransmitters, voornamelijk serotonine, dopamine, endorfine en noradrenaline in het beloningscircuit van de hersenen.
Exploded view
Hersen cellen: neuronen
Neurale spleet
Neurologische basis verslaving Dopamine is een belangrijke overdrachtsstof voor beweging (parkinson) en exploratie/motivatie tot actie
Dopamine
Dopamine
Anatomie van het geluk
Mechanisme Gelukgevoel speelt minder een rol dan de motivatie Het systeem wordt gekaapt door middelen
Overwegend in het limbische gebied (de ventrale tegmentale nucleus accumbens). Maar ook een groot aantal andere hersengebieden. Iedere drug bewerkstelligt zijn karakteristieke effect weer op een iets andere manier.
Motivatie voor gebruik De nucleus accumbens bevat veel dopaminereceptoren en speelt een belangrijke rol in motivatie
Nucleus accumbens
Nucleus accumbens
Impuls <> remming
Frontale hersenen 1 Controle op handelen/ uitstel 2 plannen en ideeën vormen 3 emoties ervaren en betekenis verlenen 4 aandacht richten