A Ampèremeter in het circuit, meet stroom door circuit. Voltmeter buiten circuit meet spanning over onderdeel. V
Als er 4 Volt nodig is om de stroom 1 A te maken, Voorbeeld 1: Als er 4 Volt nodig is om de stroom 1 A te maken, dan is er 8 Volt nodig om de stroom 2 A te maken. En 12 Volt om de stroom 3 A te maken. Voor elke Ampère is dus 4 Volt nodig. Oftewel: de weerstand = 4 Ω.
Als voor 5 A een spanning van 30 V nodig is, Voorbeeld 2: Als voor 5 A een spanning van 30 V nodig is, dan is er voor elke Ampère 6 V nodig. En dan is de weerstand dus 6 Ω. Berekening: R = U I
I = stroomsterkte . . . . A = Ampère R = weerstand . . . . . . Ω = Ohm De wet van Ohm: U = I x R I = R = U R I U I x R U = spanning . . . . . . . V = Volt I = stroomsterkte . . . . A = Ampère R = weerstand . . . . . . Ω = Ohm
Serieschakeling A A R1 R2 A Stroom is overal even groot: Ibron = I1 = I2
24 V V Serieschakeling R1 R2 V V 18 V 6 V Ubron = U1 + U2
Serieschakeling R1 = 5 Ω Rv = 8 Ω R2 = 3 Ω R1 en R2 zijn vervangen door Rv Rv = R1 + R2
V Parallelschakeling R1 Ubron = U1 = U2 V R2 V
Parallelschakeling A 6 A 6 A R1 A Ibron = I1 + I2 2 A R2 A 4 A
Parallelschakeling R1 Rv R1 x R2 R1 + R2 Rv = R1 en R2 zijn vervangen door Rv R2
Parallelschakeling - voorbeeld R1 x R2 R1 + R2 Rv = R1 = 10 Ω 10 x 20 10 + 20 = Ω R2 = 20 Ω 200 30 = Ω = 6,7 Ω