Er waren vele honderden nachtegalen, hoe moest hij nou Jorinde terugvinden?

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels.
Advertisements

" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Joringel keek naar Jorinde.. Het was een mooie avond.
Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels.
tak hoe redetwisten binnenplaats als was boomstammen stiekem ook maantje.
Ze mompelde wat, ving de nachtegaal en droeg die in haar hand weg.
de deur liep in degene die niet meer kon. Joringel komt.
Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
het kasteel liep over mij niet meer gewezen. een kasteel raakte.
OE OO O A AA E EE I IE UU U EU EI AU UI
Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur.
Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit.
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.
Eindelijk kwam de oude vrouw terug en zei met een doffe stem :
Hij streepte dak weg Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel.
In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.
Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp.
Hij zocht tot aan de negende dag. Vaak liep hij rond het kasteel, maar hij kwam nooit te dichtbij.
In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.
Nu kon de heks niet meer toveren, en Jorinde stond weer voor hem.
hij trok een bloem Zingt en kwam. Joringel komt ze niet meer komen.
De tortelduif zong klagelijk in de oude beuk.
het kasteel tovert naar het ringetje. groot beweegt hij rond de struik.
De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.
Toen hoorde hij ze fluiten.. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan.
Toen hoorde hij ze fluiten.. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan.
kwaad werd hij rond het kasteel. toen raakte hij iemand vond.
wanneer ging hij ze in zon. een meter droomde. de vogels vielen naar het kasteel.
Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Dat kooitje bracht ze dan naar een zaal van haar kasteel.
harder onderging hij rond Joringel. de mantel pakte weg.
Toen praten hun die stem.. de deur liep in degene die niet meer kon.
Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en sloot haar op in een kooitje.
Jorinde zong :. Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Het was een mooie avond.. Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Toen was Joringel verlost. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
zo raakte de kooien verlost en jammerden. vlakbij viel hij voor haar op de was.
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos. Daarin woonde een oude heks helemaal alleen. Overdag veranderde ze zich in een kat of een.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
het dorp kookte naar vogels. toen kon hij die lijden.
kwaad droeg hij rond het kasteel. een dauwdruppel kwam overeen.
Tuwiet meisjes stiekem zich nog verdwaald maar was veel binnenplaats.
Ze had grote rode ogen en een kromme neus die met de punt tot aan haar kin kwam.
Van zonlicht mooie tot zo alsof wanneer mij sterkste helft.
Jorinde zong : Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Hij streepte dak weg. Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel.
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.
Daar was de heks bezig de vogels in hun zevenduizend kooien te voeren.
" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".
Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit.
kwaad kon hij rond de nachtegalen. de vrouw bekeek naar helft.
Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur.
Jorinde bekeek. de nacht kon. Joringel had zijn aan de hand.
Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
wanneer ging hij ze in zon. een meter droomde. de vogels vielen naar het kasteel.
grote kon hij rond het dorp. het kasteel tovert naar het ringetje.
De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.
Joringel werd heel blij, raakte de deur aan met de bloem en de deur sprong open.
Ze ging in de zon zitten en klaagde. Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en.
Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
Joringel keek naar Jorinde.. Het was een mooie avond.
Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z OE OO O A AA E EE I IE UU U EU iekie aka oekoe iengie aanga oengoe ietie.
Transcript van de presentatie:

Er waren vele honderden nachtegalen, hoe moest hij nou Jorinde terugvinden?

Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.

Jorinde zong :

Vaak liep hij rond het kasteel, maar hij kwam nooit te dichtbij.

Alles wat hij met de bloem aanraakte werd van de betovering bevrijd.

Hij plukte de bloem en ging ermee naar het kasteel.

Op een keer droomde hij 's nachts dat hij een bloedrode bloem vond met in het midden een prachtige grote parel.

Dat kooitje bracht ze dan naar een zaal van haar kasteel.

De tortelduif zong klagelijk in de oude beuk.

Daarna veranderde hij ook alle andere vogels weer in meisjes en ging met zijn Jorinde naar huis.

Hij zocht tot aan de negende dag.

Hij riep, hij huilde, hij jammerde, maar het was allemaal voor niets.

Daar was de heks bezig de vogels in hun zevenduizend kooien te voeren.

Dit duurde totdat de heks hem met een spreuk verloste.

Joringel werd heel blij, raakte de deur aan met de bloem en de deur sprong open.

Een uil met gloeiende ogen vloog drie keer om hen heen en schreeuwde drie keer oehoe, oehoe, oehoe.

Om eens rustig samen te kunnen praten, gingen ze in het bos wandelen.

Toen vond hij de bloem in de vroege ochtend.

Het zingt voor het duifje, zingt voor zijn dood, Zingt lijden, lij, tuwiet, tuwiet, tuwiet.

Toen hij zo rondkeek, merkte hij, dat de oude vrouw stiekem een vogelkooitje wegpakte en daarmee naar de deur liep.

De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.

en ten lange leste gaf de noordenwind het op.

Daar hoedde hij lange tijd de schapen.

Ze schold, tierde en spuwde gif en gal naar hem.

Hij streepte dak weg

Ook droomde hij dat hij daardoor zijn Jorinde teruggekregen had.

Ze wisten niet meer hoe ze thuis moesten komen.

Daarin woonde een oude heks helemaal alleen.

's Morgens, nadat hij wakker werd, begon hij door berg en dal naar zo'n bloem te zoeken.

Toen hoorde hij ze fluiten.

De noordenwind en de zon.

Ze vloog hem om de hals en was zo mooi als vroeger.

Ze zouden over een paar dagen gaan trouwen en ze hadden veel plezier met elkaar.

Het heldere zonlicht scheen tussen de boomstammen door in het donkere groen van het bos.

Hij liep in de richting van het gefluit en vond de zaal.

Juist op dat moment kwam er een reiziger aan, die gehuld was in een warme mantel.

In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.

Ze was geel en mager.

Joringel liep dag en nacht en droeg de bloem naar het kasteel.

Toen ze Joringel zag werd ze kwaad, heel erg kwaad.

Ze waren verdrietig, alsof ze moesten sterven.

Ze ging in de zon zitten en klaagde.

Eindelijk kwam de oude vrouw terug en zei met een doffe stem :

Jorinde huilde een beetje.

Joringel kon zich niet meer bewegen.

Toen was Joringel verlost.