Samenvatting Bloedsomloop
Bloedsamenstelling
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen T-Lymfocyten: uitschakelen van lichaamsvreemde stoffen dmv stoffen in hun celmembraan B-Lymfocyten: maken antistoffen waar virussen en bacteriën mee uitgeschakeld kunnen worden Macrofaag: Kunnen dmv het insluiten van de lichaamsvreemde stof (fagocytose) de ziekteverwekker onschadelijk maken
Witte bloedcellen Granulocyten: Fagocyteren bacteriën en scheiden stoffen af die de bacteriën afbreken Over het algemeen spelen witte bloedcellen dus een belangrijke rol in de afweer tegen lichaamsvreemde stoffen. Het aantal witte bloedcellen varieert. Bij infecties kan het aantal snel toenemen
Bloedplaatjes Spelen een rol bij het stollen van het bloed: Beschadiging weefsel: Trombokinase vrij (uit bloedplasma, beschadigde weefselcellen en bloedplaatjes) Protrombine omgezet in trombine Hierdoor wordt fibrinogeen omgezet in fibrine Fibrine absorbeerd trombine: stolling stopt Plasmine lost daarna fibrine op in polypeptiden Remstoffen zorgen ervoor dat er niet teveel stolling optreedt
Bloedplasma Bestaat voor 91% uit water en 9% uit opgeloste stoffen Speelt een rol in het vervoeren van Voedingsstoffen Afvalstoffen Hormonen En bloedstolling
Bloedvaten Slagaders: aanvoerende vaten Spieren in de wand Aders: afvoerende vaten Kleppen Druk slagaders Skeletspieren Haarvaten: uitwisseling weefsel en bloed
Bloedsomlopen Dubbele: hart – longen – hart – lichaam Enkelvoudige: hart – kieuwen – lichaam
Het hart A: bovenste/onderste holle ader B: Longslagader C: Longader D: Aorta
Het hart Samentrekken kamers: Vanuit rechterkamer in longslagader Vanuit linkerkamer in aorta Halvemaanvormige kleppen zorgen dat het bloed niet terug de kamer in stroomt
Kransslagaders Om het hart heen Zorgen voor zuurstof en voedingsstof toevoer Zorgen voor afvoer afvalstoffen
Lymfe Afgevoerde stoffen die weefsels niet gebruiken: in lymfevaten Vocht uit haarvaten geperst door bloeddruk: komt in weefselvloeistof Grotere eiwitten en rode bloedcellen niet: weefselvloeistof heeft lagere osmotische waarde!
Lymfe Begin haarvaten: hoge broeddruk: geen passief transport van water uit het weefselvloeistof. Er gaat juist vloeistof uit het bloedvat Einde haarvaten: lagere bloeddruk: wel vocht uit het weefselvloeistof bloedvat in. Osmotische waarde is in bloedvat immers hoger!
Oedeem Door eiwit tekort: lagere osmotische waarde in het bloed. Haarvaten staan alleen maar vloeistof af: oedeem