Kenmerk 12 Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur Les 1: De Adel
Hoge en lage edelen Het merendeel der adel bestond uit lage adel 500 600 700 800 900 1000 1100 1200 1300 1400 Hoge en lage edelen Het merendeel der adel bestond uit lage adel Zij bezaten een of enkele domeinen Op het domein stond een versterkte boerderij of een klein kasteel Weinig meer te eten dan de horige Wat zij verdienden (pacht) ging veelal op aan een of meerdere paarden en een wapenuitrusting
500 600 700 800 900 1000 1100 1200 1300 1400 Leenheer & leenman De leenman (of vazal) kreeg het land in leen van hoge adel; de leenheer In de 9e eeuw werd dit zelfs erfelijk Had je veel land in leen, dan kon je het verder verlenen!! (achter-leenman) De leenheer moest de leenman bescherming bieden in ruil voor o.a. trouw, leveren van gewapende mannen als er geknokt moest worden, helpen bij het besturen (rechtspreken en adviseren van de heer) van het land van de leenheer
Wat zie je hier? Een vazal zweert trouw
Eigenwijze leenmannen 500 600 700 800 900 1000 1100 1200 1300 1400 Eigenwijze leenmannen Veel leenmannen stellen zich in de loop der tijd steeds onafhankelijker op; zeker toen vanaf de 9e eeuw het lenen een erfelijk karakter kreeg Hiervoor kon de heer niet meer gemakkelijk een leenman bij onbehoorlijk gedrag uit zijn leen zetten en bij overlijden een nieuwe leenman aanwijzen
Hoge geestelijken Ook zij konden leenheer of leenman zijn