Inhoud Ruw voeders Voeding van sportpaarden en voedingsgerelateerde aandoeningen Voeding van het geriatrische paard Obesitas Voeding en GI aandoeningen Huid en hoefproblemen Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Nutritionele ondersteuning
Ruw voeders: algemeen Eiwit-rijk op DS basis doch 1/3° NPN Leeftijd plant, N-bemesting, fotosynthese Vet: 75% TG, onverzadigd, lange ketens RC: groeistadium, lignificatie, blad/stengel verhouding, Negatieve corr. Eiwitgehalte Overige koolhydraten: weinig zetmeel, fructosanen, pentosanen, suikers Mineralen: ~ groeiplaats, bemesting, weer, plantensoort, plantendeel, leeftijd
Ruw voeders: algemeen Mineralen Vitaminen Ca: klavers en kruiden > grassen > granen P: deel fytinezuur K-rijk Na-arm Mg: matig Vitaminen Vit E, B, K-rijk, Vit A afw wel caroteen, Vit D zeer schaars
Ruwvoeders: kwaliteitshooi Varieteit grassen: sommige soorten productiever en meer voedingsstoffen Blad: 60% energie en 75% eiwit aarvorming: lignine gehalte eiwit Oogststadium: begin van de bloei Later: hogere opbrengst per ha maar lagere kwaliteit Drogingsproces + bewaring vochtgehalte: 5-15% hogere gehalten: bruine kleur, schimmelvorming, spontane ontbranding
Ruwvoeders: kwaliteitshooi Beoordeling: Kleur: groen-geel niet bruin Geur: zoet, niet muf, moutachtig Bij schudden geen stof Veel blad, geoogst voor zaadvorming Staal uit centrum van baal
Ruwvoeders: inkuilen Ademhalingsfase: C6H12O6 + 6O2 6CO2 +6 H2O + warmte - Onstaan van vocht, warmte en verlies aan organische stof + creëren van anaeroob milieu Zo kort mogelijk houden Anaerobe verzurings fase Organisch materiaal als substraat voor lactobacillen: melkzuurproductie en snelle daling pH
Ruwvoeders: inkuilen Anaerobe verzurings fase Ongewenst: - coli’s : mest, desaminatie eiwitten: NH3 (pH ), decarboxylatie: rottingsproducten - Clostridia of boterzuur bacterie: grond, proteolytisch, boterzuurvorming (pH ) Gevoeling aan Osm waarde : droging! Sterven af bij pH<4.5 Voorwaarde: anaeroob uniforme verzuring pH<4.5 (iets hoger bij drogere kuilen)
Ruwvoeders: inkuilen Afwijkingen Schimmels: bij onvoldoende anaerobie en voldoende vocht. Voederopname , mycelium meestal niet zeer schadelijk, penetratie traag Broei: aerobe fermentatie door gisten, vorming alcohol en opwarmen Pathogene kiemen: Listeria, Salmonella, Clostridium botulinum, perfringens paarden gevoeliger aan clostridia dan herkauwers inhibitie: DS>25% en pH<4.5 (mag hoger bij hoge DS%)
Ruwvoeders: voordroog DS: 40-68%, liefst >55% hoog DS gehalte best geaccepteerd Iets vroeger geoogst, verpakken 1 dag vroeger dan voor hooi pH: 4.5-5.8 Geen ronde balen: schimmel in centrum Max 4 dagen open bij koud weer; aantal paarden
Ruwvoeders: voordroog Meeste eigenaars: zelfde hoeveelheid als hooi: vezel-opname gehalveerd! gedragsproblemen Extra energie uit voordroog tov hooi Vitaminen, mineralen en DS opname Bij DS% van 50-60% hoeveelheid ~ hooi Bij introductie: faeces consistentie
Ruwvoeders: voordroog Vermijden: Laag DS gehalte (<25%) ph ~ 6 - Clostridium - Explosieve intestinale fermentatie: koliek Reden: inname hoog fermenteerbaar materiaal > hooi
Inhoud Voeding van sportpaarden en voedingsgerelateerde aandoeningen Voeding van het geriatrische paard Obesitas Voeding en GI aandoeningen Huid en hoefproblemen Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Nutritionele ondersteuning
Voeding van sportpaarden Indeling: endurance activiteit: 2h, lagere intensiteit, aeroob metabolisme middellange afstand: min., 75-95% max. intensiteit; aeroob en anaeroob sprint: 1 min., +/- 100% max; intensiteit, vooral anaeroob
Energievoorziening van de spier ATP en creatine-P: 6 à 8 sec, niet afh. van training of voeding Resynthese van ATP - Glycolyse: anaeroob, snel, vorming van melkzuur - Aerobe oxydatie van koolhydraten, vet en eiwit, traag
Factoren die bijdragen tot vermoeidheid Aeroob Anaeroob metabolisme Glycogeen depletie Lactaat accumulatie Hyperthermie Depletie van Electrolieten depletie - creatine fosfaat - ATP
Ruw Voeder Bron van energie (vluchtige vetzuren) GI gezondheid Wateropname : reserve water en electolieten Doorbloeding GI stelsel
Zetmeel als energiebron Oxidatie ATP Glycogeen spier en lever Lichaamsvet Glycogeen: zowel aeroob als anaeroob Max: 2.25kg/maaltijd: overschrijden verterings- en absorptie capaciteit dd.: koliek en laminitis
Voedereiwit als energiebron enkele nadelen: thermogenese: 3 à 6x hoger, makkelijker hyperthermie, zweten, water en electrolieten deficiet excretie van N: urinair water en elect. verlies duurder Vele studies: geen voordelen, RE: 10-16%DS
Voedervet als energiebron Hogere energiedensiteit: anders meer granen en minder ruw voeder Thermogenese : meer energie voor activiteit en glycogeen opstapeling Spierglycogeen indien voldoende lang (10-12% toegevoegd vet)
sprinters: groter glycogeen verbruik, geen veranderingen in bloedglu. Maximum: Smakelijkeheid 20% toegevoegd High fat/low Starch: glycogeen synthese sprinters: groter glycogeen verbruik, geen veranderingen in bloedglu. endurance: minder sterke daling bloedglu., spierglycogeensparend effect 7-10% toegevoegd vet optimum, vanaf start training.
Practisch maïsolie: smakelijk 5 à 10% toegevoegd totaal dieet “top dressed” anders ranzig geleidelijk introduceren
Hoe en wat voederen voor de sportprestatie Enkele dagen voor ren: koolhydraten opname doch geleidelijk aan, verschillende kleine maaltijden (risico: laminitis, maandagziekte) Enkele uren voor ren: granen negatief: 2 à 3h later piek glu en insuline: vetverbruik , hypoglycemie tijdens activiteit Meer dan 4h voor activiteit of kleine hoev. tijdens endurance: geen probleem, kan vermoeidheid uitstellen
Endurance 4 à 5h voor start: 1.5 - 2kg graan: glu en insuline genormaliseerd bij start tot voor start: ruw voeder en water: water en electrolieten reserve in GI stelsel
Electrolieten Verlies in zweet en urine: Na, K, Cl en Mg Afh. van duur en intensiteit activiteit °t en vochtigheidsgraad Schatten via LG verlies na activiteit Renpaard: 5-10l Endurance: 25l (40L) Cross: 18l
Electrolieten concentraties Na K Cl Ca Mg Plasma 140 4 100 3 1 Zweet paard 130-160 30-50 165-175 2-6 1-4 Zweet mens 35 4.5 1-2 in mmol/L
Dagelijkse behoefte (g/dag) Paard 500kg Rust licht matig zware Na 10 20 50 125 Cl 25 70 175 K 30 44 75 Mg 11 14 15-19
Ruw voeder goede bron van K: hooi: 10-20g/kg; wel laag in Na en marginaal in Cl Liksteen: paarden in rust: 50g /dag
Voedingsgerelateerde aandoeningen bij sportpaarden
Equine rhabdomyolysis syndroom Verzamelnaam voor spieraandoeningen met gelijkaardige Sn!!! Ethiologie: Multifactorieel: voeding: -graanopname en spierglycogeen -electrolieten en pH balans genetisch omgevingsfactoren endocriene factoren (oestrogenen, schildklierhorm.)
Klassieke geval: maandagsziekte Symptomen tijdens of na training na 1 of enkele dagen rust Tijdens de rust dag(en) zelfde energie-opname als op trainingsdagen Fout management
Equine rhabdomyolysis syndroom Pathofysiologie? Multiple ethio!!! Vroeger: spierglycogeen : anaerobe metabolisatie tijdens activiteit snelle prod. melkzuur weefselschade, circulatie verwijderen melkzuur Nu niet de enige pathofysiologie: spierglycogeen overload na 1 dag? melkzuur: weerspiegeling van fitheid; soort activiteit
def. Na en lage Ca/P: doch vele dieren met no electrolieten Pathofysiologie? lactaat acidose? ook tijdens aerobe activiteit, met lage lactaat spier conc. En metabole acidose def. Na en lage Ca/P: doch vele dieren met no electrolieten Abno intracell Ca regulatie: veranderde relaxatie na contractie spiervezel
Vit E en Selenium Vit E en/of Selenium deficiënties: Niet verantwoordelijk voor de aandoening! Fequent preventief aangewend alhoewel wet. bewijs ontbreekt. Werking als antioxidant en stabiliserende werking op celmembraan
Electrolieten Belangrijk voor neuromusculaire functie Rol van Kalium Supplementatie gunstig in aantal gevallen Rol van Kalium Vaak lager intracellulair K gehalte (RBC) met na correctie een gedaalde incidentie; Hypothese: verminderde bloedperfusie bij K def. met spiernecrose als gevolg Doch oorzaak of gevolg?
Practische aanbevelingen Op rustdagen: ½ van krachtvoeder liefst iets van beweging ev. 10-15 min.of 20 min aan de hand 50% vd energiebehoefte door vezelrijke voedermiddelen; goede kwaliteit hooi Goede opwarming en uitstappen Uitgebalanceerd vit/mineralen mengsel Vetsupplementatie ipv koolhydraten indien noodzakelijk
Practische aanbevelingen Controleer de inname van spoorelementen en vitaminen Indien minder gegeven wordt dan aanbevolen door de fabrikant (vb. Na) Geen ‘sweet feed’ (molasse)
Polysaccharide storage myopathie Quarter horses,… Glucogeen storage disease Behandeling: oxidatieve capaciteit van de spier door geleidelijke training en ‘high fat’ dieet Goede kwaliteit hooi, geen graan en vet supplement
Inhoud Voeding van sportpaarden en voedingsgerelateerde aandoeningen Voeding van het geriatrische paard Obesitas Voeding en GI aandoeningen Huid en hoefproblemen Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Nutritionele ondersteuning
Voeding van oudere paarden Paarden >20j. vaak condities die speciale aandacht vragen qua voeding, doch bij een groot deel: niet nodig 1) gewichtsverlies 2) tandproblemen 3) hypofyse of schildklier dysfunctie 4) nier- of leverfalen 5) arthritis
Voeding van oudere paarden Gewichts- en conditieverlies No eetlust, no gebit en regelmatige ontworming, no klinisch onderzoek, malabsorptie/maldigestie mogelijk
Voeding van oudere paarden Gezond ouder paard + gewichtsverlies Seniordieet: 12-14% eiwit Ca beperken (<1%) + P licht verhogen Ca/P >1 Vezel: > 7%, liefst >10% zeker indien geen hooi Bewerking: extrusie of predigestie Additioneel vet (5-10%) (1 kopje plant.olie/dag) Luzerne vermijden (Ca; nierfunctie) Gistculturen ? vertering Geleidelijke veranderingen (4 à 5 dagen) Hogere energiebehoefte winter
Voeding van oudere paarden 2) Tandproblemen Gewichtsverlies, slokdarmobstrucie Moeilijk kauwen, ook na correctie: soep van geweekte hooikorrels en/of bietenpulp of geëxtrudeerd voeder Hoeveelheden: makkelijk in 1 maaltijd kunnen opgenomen worden anders kans op fermenteren of bevriezen; 3 of meer maaltijden per dag Hooi blijven voederen ook wanneer veel vermorst wordt! (tenzij slokdarmobstructie) Weidegang indien mogelijk
Voeding van oudere paarden Tandproblemen: verlies van incisors Onvoldoende opname van gras via weidegang! Los hooi of hooikorrels als bron van ruw voeder, weken enkel indien neiging tot slokdarmobstructie
Voeding van oudere paarden 3) Hypofyse of thyroïd dysfunctie 70% van pa >20j minstens subklin Sn (veranderd glu / cortisol metabolisme) Glucose tolerantie en immuun functie Gewichtsverlies (hypofyse) of obesitas (schildkl) Oude merries + hypofyse dysf. Vit C bloed en gevoeligheid infecties
Voeding van oudere paarden Hypofyse of thyroïd dysfunctie Glucose intolerantie en insuline gevoeligheid na suiker of zetmeelrijke maaltijd: abno bloed glu en insuline conc. PU/PD, chron. laminitis Matige glu en insuline reactie na korrels al dan niet geëxtrudeerd: vetrijke (>5%) en vezelrijke (7%) maaltijd met gelimiteerd melasse gehalte (<3%) Vermijden ‘sweet feeds’ : >3% melasse Bij chron. Infecties: 5-10mg VitC PO Bij obesitas of chron. laminitis: beperken graan en plotse dieetwijzigingen vermijden
Voeding van oudere paarden 4) Verminderde nierfunctie Progressief en irreversibel doch progressie proberen vertragen en Sn beperken via aanpassen dieet Excretie overmaat diëtair Ca via urine! Ca-oxalaat blaasstenen en verhoogd bloed Ca Laag Ca dieet (<0.6%DS): geen luzerne, klaver, bietenpulp Verlaagd P (0.25%): geen zemelen cfr.vroeger
Voeding van oudere paarden Verminderde nierfunctie (vervolg) Eiwit beperken: 8-10% Goed kwaliteitshooi + Maïs (opletten met hoeveelheid) of compleet voeder voor volw. paarden
Voeding van oudere paarden Leverfalen: BCAA AAA NH3 LEU ILE VAL PHE TYR TRP hep. Encefalopathie Voldoende energie en eiwit zonder overmaat aan eiwit + hoge BCAA /AAA
Eiwit en AZ verhoudingen BCAA/AAA % RE(DS) luzernehooi 1.7-2 15-20 grashooi 1.2-1.5 6-10 maïs 2.15 8-10 gerst 1.65 13 haver 10-13 zemelen 2-2.2 16-17 Caseïne 2 90
Voeding van oudere paarden Leverfalen Verhogen khd bronnen (bloedglu) en intolerantie eiwitrijke en vetrijke diëten Dieet vooral: zetmeel (granen of korrels) + voldoende vezelbronnen om GI dysfunctie te voorkomen (hooi, bietenpulp) Grashooi + ‘sweet feeds’ (low prot.) en maïs Zemelen en bietenpulp Vit B en C suppl. PO Veel kleine maaltijden
Voeding van oudere paarden 5) Arthritis Vaak anti-inflammatoire medicaties, NSAIDs doch risico op maagulcera Vermijden of dosis proberen verlagen door glucosamine / chondroïtine sulfaat Preventief: obesitas vermijden
Voeding van oudere paarden Samenvatting Oude paarden zonder nierproblemen: vaak dieet zoals voor gespeend veulen ipv volw. Nierproblemen: Ca, P en eiwit beperken Tandproblemen: geweekt voeder: soep Endocriene problemen: laag zetmeel
Inhoud Voeding van sportpaarden en voedingsgerelateerde aandoeningen Voeding van het geriatrische paard Obesitas Voeding en GI aandoeningen Huid en hoefproblemen Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Nutritionele ondersteuning
Obesitas Negatieve effecten Verminderde activiteit en prestaties Meer zweten tijdens activiteit AH problemen Gewrichtsproblemen/ jonge paarden Reproductie Hyperlipidemie
Lichaamsconditiescore: 1-9 1 extreme cachexie: geen vet, spieratrofie 2 cachexie 3 mager: ribben en staarbasis zichtbaar, ind. wervels niet 4 matig mager: ribben bijna niet zichtbaar 5 Normaal: ribben niet zichtbaar, rechte rug 6 Matig rond: rug 7 Te rond: ind. rib palpeerbaar, rug nek: vet 8 vet: nek, schouder, dij 9 obesitas
Behandeling Energie opname: 75% van onderhoud op basis van het ideale LG Geleidelijk activiteit laten toenemen Opletten voor hyperlipidmie
Inhoud Voeding van sportpaarden en voedingsgerelateerde aandoeningen Voeding van het geriatrische paard Obesitas Voeding en GI aandoeningen Huid en hoefproblemen Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Nutritionele ondersteuning
Voedingsgerelateerde koliek Onevenwicht bacteriële flora: onevenw. verhouding granen – ruw voeders bedorven ruwvoeder, granen Dikke darm: malfunctie in 1) positie, ligging 2) motiliteit 3) absorptie kunnen nutritioneel gerelateerd zijn
Voedingsgerelateerde koliek 1) Liggingsveranderingen: Voederwijzigingen: gasproductie liggingsverandering abnormale motiliteit Liggingsverandering of torsie colon, milt-nierband
Voedingsgerelateerde koliek 2) Motiliteitsstoornissen Voederconsistentie en samenstelling te weinig vocht; te veel ruw materiaal Impactie Flexura pelvina, transvers colon, cecum: diameter
Voedingsgerelateerde koliek 3) Abnormale absorptie Plotse grote hoeveelheid graan Weinig vezel: snellere transit door maag en dd In DD grote hoeveelheid goed fermenteerbaar voedsel xxx bacteria en pH en gasproductie Aantallen bacteria en afsterven Endotoxine vrijstelling en mucosabeschadig. Absorptie en vochtabsorptie Spastiche darmactiviteit, koliek of diarrhee Secundair laminitis, endotoxemie en peritonitis
Behandeling na acute fase diarrhee: Transittijd Dieet droge stof en vezel : vasthouden overmaat vloeistof Herstellen normale bacteriële flora Toedienen levende bacteriële culturen (transfauneren) Overleven tot in DD???
Laminitis Ethiologie Elke systemissche aandoening die perifere circulatie aantast: endotoxemie, septicemie, dehydratatie, cardiovasc. shock Experimenteel geïnduceerd door koolhydraten overload Andere: mech. stress, endocriene aand. Steroïden, predispositie bij bep. ponies
Voedingsgerelateerde laminitis Khd overlaod: suikers en zetmeel: snelle fermentatie > vezels: prod SCFA en verzuring Suikers in gras: sucrose en fructosanen 5-50%DS (water oplosbare khd) Fructosanen concentratie hoger wannneer de groei bij overgrazen, bij lage °t en bodem fertiliteit Sucrose vert. dd, Fructosanen fermentatie in DD door selectieve bact; kleine hoev gunstig, massale hoev. afsterven andere bacteriën: toxines
Voedingsgerelateerde laminitis Practisch Gevoelige dieren: op stal houden gedurende het groeiseizoen en laag fructosanen hooi (volgroeid gras) + extra energie via vet + vit/min. suppl. Toekomst: cultiveren van grassen met laag fructosanen gehalte en methode om het gehalte te voorspellen
Preventie na diarrhee/colitis Absorptie endotoxines Herstellen bacteriële flora Verhoogd vezelgehalte: transittijd DD Minder (melk)zure pH colon
Voedingsgerelateerde koliek Studie 1030 paarden met koliek Significante verschillen met controle paarden: -dieet verandering in laatste 2 weken -verandering in type hooi (nieuwe batch of nieuw type) Mindere kwaliteit: vertering impactie Luzerne hooi: alkaliniserend: verandering pH, kortketen vetzuren prod., microflora
Voedingsgerelateerde koliek Hooi anders dan luzerne (of bermudagras en enkele andere): hoger risiko op koliek Hoog vezel en minder verteerbaar hooi:~ stro Kwaliteitshooi: goed verteerbaar en minder kans op koliek
Diarrhee Indien geen maagdilatatie, reflux of obstructie: vasten is negatief ! vasten 2 d: intestinale atrofie minder stevige ‘tight junctions’ - verergeren van de diarrhee - trager genezingsproces - zelfs septicemie (vooral jonge dieren)
oorzaak? dd dysfunctie DD dysfunctie weinig of geen granen tot 50% granen beiden: kleine hoeveelheden frequent goede kwaliteit goed verteerbaar
dd functie normaal dd functie abnormaal 0.5 tot 0.6 kg graan / 100kg LG + ruw voeder 200ml plantaardige olie / kg indien extra energie noodzakelijk dd functie abnormaal vooral ruw voeder dieet niet geres. zetmeel DD flora wijziging toch kleine hoev. graan zolang verterings- en absorptiecapaciteit niet overschreden wordt
ongeacht de oorzaak: vezel gunstig - vluchtige vetzuur bron - vertragen van de passagetijd - beter kwaliteit van de mest (bulk) altijd goede kwaliteit ruwvoeder voorzien transfaunatie - 2 à 3d na stoppen orale Ab therapie - dysbacteriose organismen zijn °t gevoelig: vers materiaal warm water voor verdunning
Gastroduodenale ulceratie Anatomie: maag Volume 8-15l Prox. deel: saccus caecus: meerlagig plavei ep. (1/3°) Margo plicatus: scheiding Corpus ventriculi en antrum pyloricum: klierepitheel (2/3°): HCl, pepsinogeen, histamine, serotonine bicarbonaat, mucus, gastrine, somatostatine
Gastroduodenale ulceratie Fysiologie Secretie variabele hoev. HCl continu ook bij vasten Bij veulens vanaf d2 pH van 1.5 –7: bijna neutrale pH in niet-klier deel klierig deel: pH 1.5-4 Maaglediging: vloeibare maaltijd: 30’ hooi
Gastroduodenale ulceratie Pathogenese Onevenwicht aggresieve factoren: HCl, pepsine, galzuren VlVZ beschermende factoren: mucus, bicarbonaat Beschermende factoren beter ontwikkeld in klierdeel
Gastroduodenale ulceratie Voedingsfactoren die een invloed hebben: Vasten: veulens: lange tijd tussen maaltijd en veel liggen: lagere pH melk: bufferend (vooral albumines) liggen: verhoogde blootstelling van zuren in niet klierdeel Hooi en speeksel (bicarbonaat): bufferend Granen verhogen de maagzuurprod.
Gastroduodenale ulceratie Vele kleine maaltijden pH Renpaarden 2-5j: stress en voeder regimes: vaak grote hoev. graan en minder hooi in 2 à 3 voederbeurten omwille van hogere energiebehoeftes
Gastroduodenale ulceratie Voedertijdstippen en type ruw voeder: Continu hooi: hogere gem. pH 24h vasten Luzerne hooi: hogere pH Eiwitgehalte (21%) en Ca: bufferend tot 6h na maaltijd Ruw voeder stimuleert de prod. van speeksel (bufferend)
Gastroduodenale ulceratie Preventie: Continue beschikking over voedsel: bij stalstand: hooi
Inhoud Voeding van sportpaarden en voedingsgerelateerde aandoeningen Voeding van het geriatrische paard Obesitas Voeding en GI aandoeningen Huid en hoefproblemen Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Nutritionele ondersteuning
Huid en hoefproblemen Eiwit tekort / allergische reacties Vit A – caroteen Zink Biotine Ess. vetzuren
Huid en hoefproblemen 1a) Eiwit tekort: vooral MET, TRYP LYS Sn: droog, ruw haarkleed, hyperkeratosis, broze haren, infectiegevoeligheid, vertraagde hoorngroei Predisponerende voedingsfactoren: eenzijdige voedering: stro, oud hooi, bieten verhoogde eiwitbehoefte (lactatie, groei, rui) onvoldoende voederopname (energiedef.) Diagnose: serum ureum: <12-15mg/dl, later <10 tot. eiwit, albumine
Huid en hoefproblemen 1b) Eiwit: allergische huidreacties Urticaria, vaak met pruritis, soms jeuk thv staart, soms subcutaan oedeem Aardappel, bietenpulp, boekweit, klaver, haver, gerst,…
Huid en hoefproblemen 2) Vit A – caroteen tekort Vit A reserve voor 3-6m doch meestal >1j bij volw. Vaker bij veulen: laag transplacentair transport: ‘def’ bij geboorte; colostrum wel voldoende vit A als merrie niet def. Geringe haargroei, haaruitval, jeuk, dyskeratose, infectiegevoeligheid Predisponerende voedingsfactoren Stro, oud hooi, bieten, granen, maalderijbijproducten Diagnose: serum vit A 2000IU Vit A /kg DS onderhoud; 3000IU/kg DS bij groei, dracht en lactatie
Huid en hoefproblemen 3) Zink tekort Parakeratose, haaruitval, huidschilfers, slechte wondheling broze huid Absorptie van 5-90% primair (<20ppm) of sec. door Zn complexen met fytinezuur of Ca Diagnose: serum Zn gehalte Behoeften: 40mg/kgDSvolw, 60mg/kg DS veulens
Huid en hoefproblemen 4) Biotine tekort Behoefte? Overgenomen Va; dietaire bron nodig indien no flora? Hoefhoorn kwaliteitsgebreken op termijn (6m): afbrokkelen, kloven, trage groei van nieuwe hoorn Onvoldoende synthese door darmflora (dysbacteriose) of biotine arme rantsoenen (of lage beschikbaarheid) Supplementatie: 3mg/100kg LG verbetering na 3-6 maanden met verder verbetering tot 12m of meer; dan lagere dosis: 0.2-0.3mg/100kg LG bij gevoelige dieren (preventie)
Huid en hoefproblemen 5) Polyonverzad. vetzuren tekort (linolzuur) Doffe huid en haarkleed, schilfers bij langere def.: haaruitval en vochtige dermatitis Aanbevolen: 0.5%DS linolzuur Voedermiddelen arm aan linolzuur: stro, bieten, wortelen, melasse, gerst, sojaschroot, vetarm krachtvoeder, ranzig lijnzaad Voedermiddelen rijk aan linolzuur: haver, maïs, vetrijk KV, oliehoudende zaden (niet geplet), jong vers gras, sojabonen
Inhoud Voeding van sportpaarden en voedingsgerelateerde aandoeningen Voeding van het geriatrische paard Obesitas Voeding en GI aandoeningen Huid en hoefproblemen Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Nutritionele ondersteuning
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Osteochondrosis Wobblers syndroom Gecontracteerde buigpees Physitis en metafyse verwijding Mutlifactoriële aandoeningen genetisch, hormonaal, nutritioneel, metabool en mechanisch
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Nutriënten met invloed op de skelet ontwikkeling Energie en eiwit: groeisneheid koolhydraten: insuline en groeihorm. Vet: oestrogeen metabolisme Mineralen: Ca, P, phytaat Cu en Zn, I, Mn Vitaminen E, A, D
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Groeisnelheid: energie, eiwit en minder belangrijk Ca Cu en Zn onevenwichten Ca en P onevenwichten Voeder gewoonten
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen 1) Snelle groei Genetische capaciteit Hoge energie-inname Trage groei vroeg na geboorte gevolgd door compensatoire groei bij verhoogde voederinname
Osteochondrosis Snelle groei: hond en varken – pa?: snelste groei 1° 3 maanden Overvoeden alleen is niet voldoende genetische predispositie, nutritionele overmaten of onevenwichten, trauma: uitlokken Sn Complex: vb Cu def. duidelijkst wanneer ook snelle groei. Beperkt voederen: tragere groeisnelheid, geen Sn van cu def.
Voeding en OCD Overvoeding: extrapolatie uit H , Va -Incidentie 130% NRC behoeften eiwit en koolhydraten -hoog energetische diëten (120% NRC) – 100% Incidentie -hoog eiwit: geen wet. bewijs -Ander extreem: laag energie en eiwit: andere voedings onevenwichten -Overfeeding endocriene onevenwichten
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Samenvattend: hoge energie-opname Lagere energie opnames kunnen andere onevenwichten (Ca, P, Cu en Zn tekorten) maskeren door een tragere groei Doch uitsluitend hogere energie-opnames kunnen de aandoeningen ook induceren (met normale mineralen gehalten)
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Eiwit Hogere eiwit opname: geen effecten Te lage eiwitopnames: gedaalde gewichts- en beengroei Bij matige eiwittekorten en voldoende energie zou enkel de beengroei gedaald kunnen zijn
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Koper Functie: bot: collageen elastinesynthese mobilisatie Fe melanine synthese Cu absorptie: 5-50%: bij hogere gehalten dieet absorptie Geen abs. door overmaat aan S, Zn en Mo zoals herk. Hoge Zn gehalten wel interferentie met Cu gebruik Cu deficiëntie: geen vertraging van de groeisnelheid, normale of snelle groei blijft doch onvoldoende Cu voor normale been en kraakbeen vorming: botdensiteit } geen effecten bij def. Pa
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Cu def .: OCD-achtige letsels (vaker thv wervels) en contractie pezen Plasma conc. Cu Zn Ca P no; lever Cu wel gedaald Cu en Zn gehalte in melk zijn voldoende doch een hogere Cu opname van 3-12M kan risico op orth. aand. Diagnose Cu def. moeilijk: no Cu plasma mogelijk (ook cerulosplasmine: leeftijdsafh en weinig beïnvloedbaar door dieet bij jonge dieren) Aanbevelingen: 25mg/kgDS 2-12 maanden
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Zink Zn def.: voederopname en groei , in later stadium: parakeratose Bij extra suppl. met Zn vanaf 3m: minder kraakbeenletsels + herstel OCD letsels beter Aanbeveling: 60mg/kg DS voor veulens , 40ppm voor jaarlingen Zn overmaat: geen abs. Cu wel Cu gebruik: plasma Cu en orth. Ontw. Stn overmaat vaak accidenteel: vervuilde weide, mengfout bij samenstelling voeders,…
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Ca en P Overmaat aan één, absorptie van ander Ca/P buiten 0.8/1 - 3/1: veranderingen in endochondrale beenvorming Ca 5xbehoefte: geen letsels wanneer correcte Ca/P, anders Sn van P def. P (5*NRC) letsels bij jonge veulens (met laag Ca)
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Ca def. / P overmaat: Overmaat P: zemelen of mineralen suppl. met overmaat aan P Hoog graan dieet: vooral Ca def. Overmaat P bindt Ca: daling Ca abs. en effect slechter naar mate lager Ca gehalte in dieet Ca/P<1 : Ca def. Ook oxalaten binden Ca (Ca/Ox<0.5/1 of Ox>0.5%DS) Planten rijk aan oxalaat: suikerbiet, (rabarber) bep. grassen (vooral in zomer) (Verzurend dieet: verhoogde urinaire Ca excretie)
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Pathofysiologie: Onvoldoende Ca abs. plasma conc. Calcitonine PTH Sec. hyperparathyroidie renale excretie P renale absorptie Ca mobilisatie Ca en P uit bot osteodystrofie: vooral groeiplaten lange beenderen en cervicale wervels Diagnose: evaluatie voeder; plasma gehalten vaak nog binnen no grenzen Behandeling: 2 à 3 m 2x behoefte + no Ca/P
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen P def. (Ca/P>3; of absoluut tekort) Alle voeders behalve zemelen lager P gehalte dan behoefte voor groei P gehalte ruw voeders: hoger in begin stadium groei, later geoogst: vaak ook lager energie en eiwitgehalte: tragere groei lagere P behoefte; bij langdurige opname: kleinere volw. dieren (wilde pa) Om hogere groeisnelheid te onderhouden voldoende P nodig anders orth. ontw. St. want geen daling groeisnelheid bij mineralen tekort Mineralen behoefte uitdrukken per energiedichtheid!
Orthopedische ontwikkelingsstoornissen 4) Voedergewoonten Te veel graan Graanmix met te laag Cu /Zn + hooi met laag Ca, P, eiwit en lysine: meestal ook lage energie opname: trage groei en geen ontw Stn maar wel lagere volw LG
Voeding van fokmerries Herhaling In gematigde conditie houden Dracht: voldoende vit/mineralen: 30-40% van botontwikkeling grasrantsoen kan def. aan P, Zn, Cu, Se en Vit E bij oud hooi Lactatie: behoefte energie en eiwit piekproductie op 6-8 weken: KV geleidelijk verhogen tot 6w en na 10w opnieuw verminderen Melk 1° dagen te lage conc aan Zn, Cu, Fe (binding globuline en melkeiwit): mineralen halen uit eigen lich. reserves
Inhoud Voeding van sportpaarden en voedingsgerelateerde aandoeningen Voeding van het geriatrische paard Obesitas Voeding en GI aandoeningen Huid en hoefproblemen Orthopedische ontwikkelingsstoornissen Nutritionele ondersteuning
Nutritionele ondersteuning Anorexia of hypofagie: vaak voorkomend probleem bij zieke paarden Is meer dan een teken van ziekte: heeft een negatieve invloed op alle lichaamssystemen! Nutritionele ondersteuning = bijkomende therapie Gezonde pa 5-6d zonder voeder: cel gemed. Imm. met 20-40%; < zieke dieren Nutr. Ondersteuning: ziekte gerelateerde complicaties, verkorten acute fase en herstel periode Weinig contra-indicaties
Nutritionele ondersteuning: preventief: voorkomen van gebruik van lich. eigen eiwitten voor: - Acute fase proteinen aanmaak - heling van wonden - gluconeogenese indien exogene energieopname onvoldoende
Nutritionele ondersteuning Wanneer Lichaamsconditiescore te laag anamnese: anorexie langer dan 3d of >3d voordat pa uit eigen wil aan onderhoudsbeh. voldoen gewichtsverlies: acuut:10% chron.: 20% Hyperlipedemie Te laag plasma albumine (half waarde tijd:20d) Jonge dieren
Nutritionele ondersteuning Stimulatie eetlust, sondevoeding, iv voeding of combinatie Paard in slechte conditie: voldoen aan behoefte zodat geen verder gewichtsverlies Paard in goede conditie: Partieel voldoen aan behoefte (met hoog eiwit dieet*), stress en volledige anorexie mogelijk * 500kg: 50-100g caseïne of gedroogde cott. cheese met laag lactose) 3à4x/dag
behoeften Energie: minder actief: meestal minder nodig dan voor onderhoud (+/-70%) + extra energie voor ziekte proces Geleidelijk naar 70 tot 100% onderhoud: proberen LG constant te houden Extra energie voor LG : wanneer spontane eetlust Overvoeding is even slecht als ondervoeding of geen nutr. ondersteuning! Eiwit: min. de onderhoudsbehoefte! tenzij leverinsuff. of uremie Vitaminen mengsel
Stimulatie eetlust Pijn tijdens eten: gras of mash Frequent kleine maaltijd + verwijderen niet gegeten voeder (>2uur) Verse voedermiddelen proberen: luzernehooi, granen, zoete voeders, mash,fruit…initiële interesse kan snel verdwijnen: constant nieuwe bronnen zoeken, gras: verse afgesneden meestal zeer smakelijk; soms ongewone voorkeuren Lage dosis diazepam: 15-20min. Vit B injecties?
Mogelijkheden Parenterale voeding: nadelen: grote hoev. nodig duur, risico’s voeding enterocyten 40% via lumen Sondevoeding (ev. via oesophagostomie) nadelen: laminitis /diarrhee (low fiber) starten met 1/3° onderhoud en geleidelijk naar onderhoudsbehoefte in 3-5 dagen indien geen problemen freq. kleine maaltijden: minder kans op intolerantie: elke 2-4h 6-8h
Hyperlipidemie ponies, ezels obesitas late dracht, lactatie negatieve energiebalans primair of secundair mortaliteit tot 65%
Hyperlipidemie TG + FFA Adipocyte Lever ketonen TG negatieve energiebalans stress ras obesitas dracht/lactatie hyperadrenocorticisme TG + FFA Adipocyte Lever ketonen TG
Hyperlipidemie slechte kwaliteit voeder / verminderde voederopname + verhoogde energiebehoefte Gedaalde voederopname sec aan syst. aandoening, vaker bij mager dieren Prim. Hyperlip.: vaakst bij obese ponies in late dracht/lactatie Insuline resistentie: obesitas, dracht
Hyperlipidemie Mortaliteit vroege nutritionele ondersteuning Anorexie: sondevoeding (1 tot 3w) Low fat dieet Preventief proberen optreden