Goniometrische formules

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Havo A 5.1 Stijgen en dalen.
Advertisements

havo B Samenvatting Hoofdstuk 6
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 10
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 3
Stijgen en dalen constante stijging toenemende stijging
y is evenredig met x voorbeeld a N x 5 x 3
Tangens In een rechthoekige driehoek kun je met tangens werken.
Hogere Wiskunde Complexe getallen college week 6
havo B Samenvatting Hoofdstuk 12
Newton - VWO Kracht en beweging Samenvatting.
ribwis1 Toegepaste wiskunde - Goniometrie Lesweek 4
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 11
vwo A/C Samenvatting Hoofdstuk 2
vwo D Samenvatting Hoofdstuk 11
vwo D Samenvatting Hoofdstuk 9
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 9
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 10
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 2
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 1
vwo A Samenvatting Hoofdstuk 9
vwo A/C Samenvatting Hoofdstuk 7
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 7
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 6
vwo A Samenvatting Hoofdstuk 12
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 4
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 15
De eenheidscirkel y α P x O (1, 0)
Riemannsommen De oppervlakte van het vlakdeel V in figuur a is
De grafiek van een machtsfunctie
De eenheidscirkel y α P x O (1, 0) Speciale driehoeken.
Rekenregels van machten
Optimaliseren van oppervlakten en lengten
Kwadratische vergelijkingen
∙ ∙ f(x) = axn is een machtsfunctie O n even n oneven y y y y a > 0
Rekenregels voor wortels
Machten en logaritmen Een stukje geschiedenis
Lineaire functies Lineaire functie
Twee soorten groei opgave 6 aN = 9,8 · 1,045 t binvullen t = 6 N = 9,8 · 1,045 6 ≈ 12,8 miljoen. cLos op : 9,8 · 1,045 t = 16 voer in y 1 = 9,8.
De grafiek van een lineair verband is ALTIJD een rechte lijn.
Formules en de GR Met de GR kun je bijzonderheden van formules te weten komen. Eerst plot je de grafiek. Gebruik eventueel de optie ZoomFit (TI) of Auto.
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
De grafiek van een lineair verband is ALTIJD een rechte lijn.
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
Radiaal Er is een hoekmaat waarbij de lengte van de boog van de eenheidscirkel gelijk is aan de draaiingshoek α. booglengte PQ = hoek α booglengte = 1.
Intervallen a-8 ≤ x < 3 [ -8, 3 › b4 < x ≤ 4½ ‹ 4, 4½ ] c5,1 ≤ x ≤ 7,3 [ 5,1 ; 7,3 ] d3 < x ≤ π ‹ 3, π ] -83 l l ○● 44½4½ l l ○● 5,17,3 l l ● 3π l l ○●
Asymptoot is een lijn waar de grafiek op den duur mee samenvalt.
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
1 het type x² = getal 2 ontbinden in factoren 3 de abc-formule
Kan het ook makkelijker?
havo A Samenvatting Hoofdstuk 5
havo B Samenvatting Hoofdstuk 2
havo B Samenvatting Hoofdstuk 5
havo B Samenvatting Hoofdstuk 8
Welk beeld bij.
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Differentieren Lesweek 7
ribWBK11t Toegepaste wiskunde Lesweek 02
Havo B Samenvatting Hoofdstuk 4. Interval a-8 ≤ x < 3 [ -8, 3 › b4 < x ≤ 4½ ‹ 4, 4½ ] c5,1 ≤ x ≤ 7,3 [ 5,1 ; 7,3 ] d3 < x ≤ π ‹ 3, π ] -83 l l ○● 44½4½.
havo D deel 3 Samenvatting Hoofdstuk 12
havo B Samenvatting Hoofdstuk 9
vwo D Samenvatting Hoofdstuk 12
havo D deel 3 Samenvatting Hoofdstuk 10
Vwo C Samenvatting Hoofdstuk 15. Formules en de GR Met de GR kun je bijzonderheden van formules te weten komen. Eerst plot je de grafiek. Gebruik eventueel.
havo B 9.4 Transformaties en formules
Tweedegraadsfuncties
B vwo vwo B - 11e editie tweede fase Jan Dijkhuis, Roeland Hiele
Wiskunde A of wiskunde B?.
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
havo B Samenvatting Hoofdstuk 3
Cyclometrische functies
Examentraining.
Transcript van de presentatie:

Goniometrische formules xP = cos(α) en yP = sin(α) xQ = xP en yQ = -yP Dus sin(-α) = yQ = -yP = -sin(α) en cos(-α) = xQ = xP = cos(α) xR = -yP yR = xP sin(α + ½ π) = yR = xP = cos(α) cos(α + ½ π) = xR = -yP = -sin(α) 11.1

opgave 2

Goniometrische vergelijkingen sin(A) = sin(B) geeft A = B + k · 2π ⋁ A = π – B + k · 2π cos(A) = cos(B) geeft A = B + k · 2π ⋁ A = -B + k · 2π 11.1

Opgave 9 2sin(x)= sin(x) => sin(x) = 0 Sin(2x) = sin(x) => 2x = x + 2k π v 2x = π – x + 2k π - Sin (2x) = sin ( x + 1/3 π) => 2x = x + 1/3 π + 2kπ v 2x = 2/3π - x + 2kπ

opgave 10 f(x) = sin(x) en g(x) = -cos(2x) met domein [0, 2π]. a y = cos(x) verm. y-as, ½ y = cos(2x) verm. x-as, -1 y = -cos(2x) b c f(x) = geeft sin(x) = x = - ¼ π + k · 2π ⋁ x = π + ¼ π + k · 2π x = - ¼ π + k · 2π ⋁ x = 1 ¼ π + k · 2π x op [0, 2π] geeft x = 1 ¾ π ⋁ x = 1 ¼ π  

opgave 10 f(x) = sin(x) en g(x) = -cos(2x) met domein [0, 2π]. d g(x) = ½ geeft –cos(2x) = ½ cos(2x) = - ½ 2x = ⅔π + k · 2π ⋁ 2x = -⅔π + k · 2π x = ⅓π + k · π ⋁ x = -⅓π + k · π x op [0, 2π] geeft x = ⅓ π ⋁ x = 1⅓ π ⋁ x = ⅔ π ⋁ x = 1⅔ π e f(x) = g(x) geeft sin(x) = -cos(2x) cos(x - ½π) = cos(2x + π) x - ½π = 2x + π + k · 2π ⋁ x - ½π = -2x - π + k · 2π -x = 1½π + k · 2π ⋁ 3x = -½π + k · 2π x = -1½π + k · 2π ⋁ x = - π + k · ⅔π x op [0, 2π] geeft x = ½π ⋁ x = 1 π ⋁ x = 1 π f(x) ≤ g(x) geeft x = ½π ⋁ 1 π ≤ x ≤ 1 π

Verschil-, som- en verdubbelingsformules 11.1

Cosinusregel en verschilformule A t B u AB2=OA2+OB2-2* OA* OB *cos(t-u) (xb-xa)2+ (ya-yb)2= 1 + 1 – 2 cos(t-u) xb2-2xbxa+xa2 + ya 2 –2ybya + yb2= 2 – 2 cos(t-u) xb2 + yb2 +xa2 + ya 2 –2ybya -2xbxa= 2 – 2 cos(t-u) 1 + 1 –2ybya -2xbxa= 2 – 2 cos(t-u) 2ybya +2xbxa= 2 cos(t-u) xbxa +ybya= cos(t-u) cos(u)cos(t)+ sin(u)sin(t)=cos(t-u) 11.1

AB2=OA2+OB2-2*OA*OB*cos(t-(-u)) somformule A t AB2=OA2+OB2-2*OA*OB*cos(t-(-u)) (xb-xa)2+ (ya-yb)2= 1 + 1 – 2 cos(t-(-u)) xb2-2xbxa+xa2 + ya 2 –2ybya + yb2= 2 – 2 cos(t-(-u)) xb2 + yb2 +xa2 + ya 2 –2ybya -2xbxa= 2 – 2 cos(t-(-u)) 1 + 1 –2ybya -2xbxa= 2 – 2 cos(t-(-u)) 2ybya +2xbxa= 2 cos(t-(-u)) xbxa +yayb= cos(t-(-u)) cos(-u)cos(t)+ sin(t)sin(-u)=cos(t+u) cos(t)cos(u)-sin(t)sin(u) = cos(t+u) u B 11.1

opgave 17 a y = sin2(x) + cos(2x) evenwichtsstand ½ amplitude ½ periode π beginpunt (0, 1) y = ½ + ½cos(2x) b cos(2A) = 1 – 2 sin2(A) geeft 2 sin2(A) = 1 – cos(2A) dus sin2(A) = ½ - ½ cos(2A) y = sin2(x) + cos(2x) y = ½ - ½ cos(2x) + cos(2x) y = ½ + ½ cos(2x)

Sommige goniometrische functies zijn lijn- of puntsymmetrisch.

Lijn- en puntsymmetrie De grafiek van f is lijnsymmetrisch in de lijn x = a. Voor elke p geldt f(a – p) = f(a + p). De grafiek van de functie f is lijnsymmetrisch in de lijn x = a als voor elke p geldt f(a – p) = f(a + p). De grafiek van f is puntsymmetrisch in het punt (a, b). Voor elke p geldt f(a – p) – b = b – f(a + p) of f(a – p) + f(a + p) = 2b. De grafiek van de functie f is puntsymmetrisch in het punt (a, b) als voor elke p geldt f(a – p) + f(a + p) = 2b. 11.1

f( - ¼ π - p) = 2sin(- ¼ π - p) – 2cos( - ¼ π - p) opgave 24 a a f(x) = 2sin(x) – 2cos(x) f( - ¼ π - p) = 2sin(- ¼ π - p) – 2cos( - ¼ π - p) 2(sin(- ¼ π - p) – cos( - ¼ π - p)) 2(sin(- ¼ π) cos(- p) – cos(- ¼ π) sin(- p) – (cos(- ¼ π) cos(- p)+sin((- ¼ π)sin(-p)) b f(x) = 2sin(x) – 2cos(x) f( - ¼ π + p) = 2sin(- ¼ π + p) – 2cos( - ¼ π + p) 2(sin(- ¼ π + p) – cos( - ¼ π + p)) 2(sin(- ¼ π) cos( p) + cos(- ¼ π) sin( p) – (cos(- ¼ π) cos( p) – sin((- ¼ π)sin(p))

De afgeleide van sinus, cosinus en tangens f(x) = sin(x) geeft f’(x) = cos(x) g(x) = cos(x) geeft g’(x) = -sin(x) f(x) = sin(ax + b) geeft f’(x) = a cos(ax + b) g(x) = cos(ax + b) geeft g’(x) = -a sin(ax + b) f(x) = tan(x) geeft f’(x) = en f’(x) = 1 + tan2(x). 11.2

[cos(x)]’ = [sin(x + ½π)]’ = cos(x + ½π) = -sin(x) opgave 28 [cos(x)]’ = [sin(x + ½π)]’ = cos(x + ½π) = -sin(x) 11.2

a f(x) = 1 + 2 sin(x - ⅓π) met domein [0, 2π] evenwichtsstand 1 opgave 36 a f(x) = 1 + 2 sin(x - ⅓π) met domein [0, 2π] evenwichtsstand 1 amplitude 2 periode 2π beginpunt (⅓π, 1) b Horizontale raaklijn in de toppen (⅚ , 3) en (1⅚ , -1), dus x = ⅚π en x = 1⅚π. π π

a f(x) = ½ x + cos(x) geeft f’(x) = ½ - sin(x) opgave 39 a f(x) = ½ x + cos(x) geeft f’(x) = ½ - sin(x) f’(x) = 0 geeft ½ – sin(x) = 0 sin(x) = ½ x = ⅙π + k · 2π x = ⅚π + k · 2π x op [0, 7] geeft x = ⅙π ⋁ x = ⅚π ⋁ x = 2⅙π b f’(x) = 1 geeft ½ - sin(x) = 1 sin(x) = -½ x = -⅙π + k · 2π ⋁ x = 1⅙π + k · 2π x op [0, 7] geeft x = 1⅙π ⋁ x = 1⅚π

opgave 41 a f(x) = met domein [0, 2π]

opgave 41b

Primitieven van sinus en cosinus De primitieven van f(x) = sin(x) zijn F(x) = -cos(x) + c De primitieven van g(x) = cos(x) zijn G(x) = sin(x) + c De primitieven van f(x) = sin(ax + b) zijn F(x) = cos(ax + b) + c De primitieven van g(x) = cos(ax + b) zijn G(x) = sin(ax + b) + c Hint:

f(x) = sin(2x) met domein [0, ½π] opgave 50 f(x) = sin(2x) met domein [0, ½π] I(L) = 11.3

opgave 53 a f(x) = 1½ - 3 sin(½x) evenwichtsstand 1½ amplitude 3 periode = 4π beginpunt (0, 1½), dalend door beginpunt b f(x) = 0 geeft 1½ - 3 sin(½x) = 0 sin(½x) = ½ ½x = ⅙π + k · 2π ⋁ ½x = ⅚π + k · 2π x = ⅓π + k · 4π ⋁ x = 1⅔π + k · 4π O(V) =

opgave 53 c I(L) =

Eenparige cirkelbeweging Doorloopt het punt P met hoeksnelheid ω de cirkel met middelpunt (a, b) en straal r en bevindt P zich op t = 0 in het punt (a + r, b), dan hoort hierbij de parametervoorstelling De omlooptijd van P is T = Het punt P voert een eenparige cirkelbeweging uit. Bij positieve hoeksnelheid draait P tegen de wijzers van de klok in en bij negatieve hoeksnelheid draait P met de wijzers van de klok mee. Bevindt Q zich op t = t0 in het punt (a + r, b), dan horen bij Q de bewegingsvergelijkingen xQ = a + r cos(ω(t – t0) en yQ = b + r sin(ω(t – t0)). xP = a + r cos(ωt) yP = b + r sin(ωt)

x = -1 + 2 cos(t) y = 3 + 2 sin(t) De pv van de baan van P is a Op t = 0 is P in (1, 3). P draait linksom. De baan van P is driekwartcirkel met middelpunt (-1, 3) en straal 2. b x = 0 geeft -1 + 2 cos(t) = 0 cos(t) = ½ t = ⅓π + k · 2π ⋁ t = -⅓π + k · 2π t op [0, 1½π] geeft t = ⅓π yA = 3 + 2 sin(⅓π) = 3 + 2 · = 3 + , dus A(0, 3 + )

opgave 56 c Substitutie van x = -1 + 2 cos(t) en y = 3 + 2 sin(t) in y = x + 4 geeft 3 + 2 sin(t) = -1 + 2 cos(t) + 4 2 sin(t) = 2 cos(t) sin(t) = cos(t) cos(t - ½π) = cos(t) t - ½π = t + k · 2π ⋁ t - ½π = -t + k · 2π geen opl. 2t = ½π + k · 2π t = ¼π + k · π t = ¼π geeft xB = -1 + 2 cos(¼π) = -1 + 2 · ½ = -1 + en yB = 3 + 2 sin(¼π) = 3 + t = 1¼π geeft xC = -1 + 2 cos(1¼π) = -1 + 2 · ½ = -1 – en yC = 3 + 2 sin(1¼π) = 3 + 2 · -½ = 3 – Dus B(-1 + , 3 + ) en C(-1 - , 3 - ). d Voer in y1 = -1 + 2 cos(x) en y2 = -2. De optie intersect geeft x ≈ 2,09 en x ≈ 4,19. Dus 2,09 < t < 4,19.

opgave 61 a De omlooptijd is seconden. Na seconde bevindt P zich in (7, -2). Dus met t in seconden. b t = 2 geeft xP = 4 + 3 cos(5 - ½π) ≈ 1,12 en yP = -2 + 3 sin(5 - ½π) ≈ -2,85 Dus P(1,12; -2,85). c Na seconde bevindt P zich voor het eerst in (1, -2). d y = 0 geeft Voer in y1 = De optie zero (TI) of ROOT (Casio) geeft x ≈ 0,92 en x ≈ 1,59. Dus de snijpunten zijn (0,92; 0) en (1,59; 0).

Gezamenlijk begonnen ze aan de eerste ronden Al was het vanaf het begin (0,1) waarop ze stonden. Met voor ieder een gelijke hoeksnelheid Het was een eerlijke parameterstrijd. Geheel in gelijk tred werd het schema afgedraait De tijden stabiel de race nog niet echt opgelaait Bij een kwam er een staak in het wiel Ze kwam tot stilstand met een smak, ze viel. Weer opgestapt en eenparig voortgezet was zij bij doorkomst van de rest op (0,-1) gezet. Hoewel ze door roteerde en haar frustratie bedwong Ze bleef aankijken tegen een negatieve fasesprong.

Opgave 66 De x-coördinaat van rol I loopt van 10 naar – 10 en terug (normaal). De y-coördinaat van rol I loopt van 0 naar – 10 en terug (tegengesteld). De x-coördinaat van rol II loopt van 10 naar 20 en terug (tegengesteld). De y-coördinaat van rol II loopt van 0 naar – 10 en terug (tegengesteld).