In deze presentatie ga je kijken hoe van aanwijzingen van het DNA

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Genregulatie en Epigenetica.
Advertisements

DNA Korte herhaling.
21.3 PCR-techniek Dubbelstrengs DNA verhitten, resultaat: enkelstrengs DNA Afkoelen Binding complementaire DNA-primers op specifieke plekken los DNA.
Biologie gaat over alles dat leeft. Cellen zijn de kleinste levende
Eiwitsynthese Klik hierop Klik hierop 1 uur 2 uur Jaak Smeets.
1 van genotype tot fenotype
DNA bouw en replicatie.
B1 Stoffen worden omgezet
DNA en chromosomen (4.6).
EIWITSYNTHESE.
Waarom enzymen? Hun werking
Vertaalslagen in een cel
Transcriptie DNA overschrijven.
1 van genotype tot fenotype
Hoofdstuk 10 : Van DNA tot eiwit
koolhydraten: voorbeelden van koolhydraten
eiwitten: voorbeelden van eiwitten
vetten: vet algemeen Vetten
enzymen: katalysator Enzymen
DNA replicatie, celcyclus en mitose
In deze presentatie ga je kijken hoe het DNA wordt
De belangrijke organische stoffen in de biologie
EIWITSYNTHESE.
EIWITSYNTHESE.
DNA Replicatie 1. Origineel DNA molecuul: dubbele streng
Transcriptie en translatie van het DNA
Werkzitting II Prof. F. Claessens.
Centrale vraag Hoe kunnen inzichten in de moleculaire biologie helpen om ziektes te begrijpen, te voorkomen en te genezen?
Genexpressie = de mate waarmee het DNA van een gen gekopieerd wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuursequentie.
DNA Erfelijke materiaal. Twee nucleotiden ketens
Keuze-opdracht 3-1.
Industrie op miniformaat Video: The inner life of a cell
DNA en eiwitten.
Paragraaf 3.3 DNA vertaald.
HIV replicatie.
Genexpressie = de mate waarmee het DNA van een gen gekopieerd wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuurvolgorde.
DNA 5 havo 2014.
Thema 7 Genexpressie DEEL 3 Gentisch materiaal en celdelingen.
In deze presentatie ga je wederom kijken hoe het DNA wordt
Thema 8 Moleculaire genetica
Thema 8 Moleculaire genetica
Vandaag Goedemorgen allemaal. Ik heb niet echt een stem vandaag, vandaar deze powerpoint. Ik kan wel individueel uitleg geven. Ps. Wil zeker niet zeggen.
Thema 8 Moleculaire genetica
BIO 42 Transcriptie.
BIO 42 Replicatie “hoe het DNA in een cel wordt verdubbeld”
MBI12 Moleculaire Biologie 1.
BIO 42 Het centrale dogma.
of de synthese van eiwitten
Moleculaire mechanismen van genexpressie
From Gene to Protein (CHMBCM21) College 2, CHMBCM21
Expressie van het DNA De translatie vindt plaats in het cytoplasma.
DNA, RNA en Eiwitsynthese
B5 translatie en eiwitsynthese
B. Stof 5 De celorganellen Plantencellen en hun organellen 1
Genexpressie B6.
13.4. t/m De ruimtelijke vorm van eiwitten Nadat een eiwit in de cel is aangemaakt, vouwt het zich spontaan in een kluwen, die kenmerkend is voor.
6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3). Hoe haal je de INFO van het DNA? Volgorde van de ‘letters’ A-T-G-C = info. Één gen bevat de info voor één.
Zelfstandigheidproject 3 VWO
Thema 4 DNA. Genotype - Fenotype genotype: de erfelijke eigenschappen die vastliggen in het DNA (in de genen). fenotype: alle uiterlijk waarneembare kenmerken.
Diagnostische toets.
2 DNA ©JasperOut.nl.
6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3).
6A1 Stofwisseling B5 Regulatie van de genexpressie. B6 Mutaties.
Verschil tussen RNA en DNA
De belangrijkste moleculen van leven
Eiwit synthese.
DNA, RNA en Eiwitsynthese
DNA.
Voorbereiding op de biologie toets
DNA ‘is toch voordeliger’.
Transcript van de presentatie:

In deze presentatie ga je kijken hoe van aanwijzingen van het DNA Translatie deel I In deze presentatie ga je kijken hoe van aanwijzingen van het DNA een eiwit wordt gemaakt. Dit doen we in twee stappen. Vandaag gaan we ons bezighouden met de tweede: hoe mRNA wordt vertaald naar een eiwit. Je gaat zelf een eiwit van 8 aminozuren lang maken. © augustus 2002 J.Dirkse, leerstoelgroep Didactiek van de Biologie, Universiteit Utrecht

Misschien herinner je nog uit de eerste presentatie hoe eiwitten globaal gemaakt worden. (klik 5x ‘enter’) Chromosoom met daarop genen Gen 1 Gen 2 Eerst wordt het gen overgeschreven (transcriptie) naar mRNA, ribosoom dan wordt het mRNA vertaald naar een eiwit (translatie). Dit vertalen gebeurt door een deeltje genaamd ‘ribosoom’ Eiwit

Wij gaan ons nu richten op dit proces. (klik ‘enter’) Gen 1 Gen 2 Eerst wordt het gen overgeschreven (transcriptie) naar mRNA, dan wordt het mRNA vertaald naar een eiwit (translatie). Dit vertalen gebeurt door een deeltje genaamd ‘ribosoom’ eiwit Dit proces heet translatie. (denk maar aan het Engelse ‘translate’ dat ‘vertalen’ betekent)

Voor we beginnen, worden de hoofdrolspelers aan je voorgesteld: de hoofdrolspelers zijn: De twee subeenheden van een ribosoom tRNA’s Het mRNA

De twee subeenheden van een ribosoom de eerste spelers De twee subeenheden van een ribosoom Een ribosoom kent een kleine en een grote subeenheid Vlak voor translatie komen deze eenheden samen.

Een tRNA bestaat uit nucleotiden: de tweede speler tRNA’s Een tRNA bestaat uit nucleotiden: en uit een aminozuur: Samen vormen zij een tRNA-molecuul Wellicht bij de soorten t-RMA’s al enkele verschillende afbeeldingen zetten? Er zijn een heleboel tRNA’s

de derde speler messenger RNA (mRNA) codons uiteinde mRNA

Het begin van de translatie De kleine subeenheid van het ribosoom met daaraan het eerste tRNA, hecht aan mRNA.

De kleine subeenheid van het ribosoom met daaraan het eerste tRNA, hecht aan mRNA.

De kleine subeenheid van het ribosoom scant het mRNA tot hij startcodon vindt.

De grote subeenheid van het ribosoom hecht zich aan de kleine

Tweede tRNA hecht aan mRNA

Ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar

Nucleotidendeel van eerste tRNA splitst af

Ribosoom schuift door

Derde tRNA hecht aan mRNA

Ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar

Nucleotidendeel van tweede tRNA splitst af

Ribosoom schuift door

Vierde tRNA hecht aan mRNA

Ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar

Nucleotidendeel van derde tRNA splitst af

Ribosoom schuift door

Vijfde tRNA hecht aan mRNA

Ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar

Nucleotidendeel van vierde tRNA splitst af

Ribosoom schuift door

Zesde tRNA hecht aan mRNA

Ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar

Nucleotidendeel van vijfde tRNA splitst af

Ribosoom schuift door

Zevende tRNA hecht aan mRNA

Ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar

Nucleotidendeel van zesde tRNA splitst af

Ribosoom schuift door

Zoals je ziet kunnen in een eiwit dezelfde Achtste tRNA hecht aan mRNA Zoals je ziet kunnen in een eiwit dezelfde aminozuren voorkomen.

Ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar

Nucleotidendeel van zevende tRNA splitst af

Ribosoom schuift door tot stopcodon

Nucleotidendeel van achtste tRNA splitst af.

Ribosoom splitst af van mRNA

mRNA wordt afgebroken door enzym

mRNA wordt afgebroken door enzym

polypeptide vouwt tot functioneel eiwit

polypeptide vouwt tot functioneel eiwit

Translatie deel II In deze korte presentatie ga je wederom zelf een eiwit maken van 8 aminozuren lang. Alleen wordt het maken nu iets ingewikkelder. Alvorens je begint, krijg je eerst de hoofdrolspelers bij translatie in iets meer detail te zien.

De spelers zijn wederom: De twee subeenheden van een ribosoom (rRNA) tRNA’s (tRNA) Het mRNA (mRNA) Alle spelers bestaan mede uit RNA

De twee subeenheden van een ribosoom de eerste spelers De twee subeenheden van een ribosoom Een ribosoom kent een kleine en een grote subeenheid De kleine subeenheid zorgt ervoor dat er nieuwe tRNA’s op het mRNA komen, daar- naast heeft het ook rRNA, dat aan het mRNA kan binden. Vlak voor translatie komen deze eenheden samen. De grote subeenheid zorgt ervoor dat de aminozuren aan elkaar worden gemaakt.

Een tRNA bestaat uit nucleotiden: de tweede speler tRNA Een tRNA bestaat uit nucleotiden: en uit een aminozuur: hier zit een anticodon UAC Deze aminozuren worden aangegeven met een afkorting; bijv. deze ‘Met’ staat voor het aminozuur ‘Methionine’ Met Samen vormen zij een tRNA-molecuul Met UAC

in deze voorstelling van mRNA zijn de nucleotiden de derde speler messenger RNA (mRNA) in deze voorstelling van mRNA zijn de nucleotiden in de vorm van letters weergegeven. 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’ codons poly-A-staart

Het begin van de translatie De kleine subeenheid van het ribosoom met daaraan het eerste tRNA, hecht aan mRNA. Met UAC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De kleine subeenheid van het ribosoom scant het mRNA tot hij startcodon vindt. zoals je ziet basepaart het startcodon (AUG) met zijn anticodon (UAC). Met UAC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom hecht zich aan de kleine Met UAC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Tweede tRNA hecht aan mRNA Leu GAU Met UAC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De kleine subeenheid zorgt ervoor dat deze tweede tRNA kan baseparen met the mRNA. Met Leu UAC GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar Met Leu UAC GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Nucleotidendeel van eerste tRNA splitst af Met Leu UAC GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’ Is het nucleotide-deel of nucleotidendeel? Hoe was de nederlandse regel ook al weer voor wel of geen n.

Ribosoom schuift door Met Leu GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Derde tRNA hecht aan mRNA His CAU Met Leu GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De kleine subeenheid zorgt ervoor dat deze derde tRNA kan baseparen met the mRNA. Met Leu His GAU CAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar Met Leu His GAU CAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Nucleotidendeel van tweede tRNA splitst af Met Leu His GAU CAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Ribosoom schuift door Met Leu His CAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Vierde tRNA hecht aan mRNA Pro GGC Met Leu His CAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De kleine subeenheid zorgt ervoor dat deze vierde tRNA kan baseparen met the mRNA. Met Leu His Pro CAU GGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar Met Leu His Pro CAU GGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Nucleotidendeel van derde tRNA splitst af Met Leu His Pro CAU GGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Ribosoom schuift door Met Leu His Pro GGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Vijfde tRNA hecht aan mRNA iLe UAG Met Leu His Pro GGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De kleine subeenheid zorgt ervoor dat deze vijfde tRNA kan baseparen met the mRNA. Met Leu His Pro iLe GGC UAG 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar Met Leu His Pro iLe GGC UAG 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Nucleotidendeel van vierde tRNA splitst af Met Leu His Pro iLe GGC UAG 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Ribosoom schuift door Met Leu His Pro iLe UAG 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Zesde tRNA hecht aan mRNA Arg GCU Met Leu His Pro iLe UAG 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De kleine subeenheid zorgt ervoor dat deze zesde tRNA kan baseparen met the mRNA. Met Leu His Pro iLe Arg UAG GCU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar Met Leu His Pro iLe Arg UAG GCU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Nucleotidendeel van vijfde tRNA splitst af Met Leu His Pro iLe Arg UAG GCU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Ribosoom schuift door Met Leu His Pro iLe Arg GCU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Zevende tRNA hecht aan mRNA Ser AGC Met Leu His Pro iLe Arg GCU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De kleine subeenheid zorgt ervoor dat deze zevende tRNA kan baseparen met the mRNA. Met Leu His Pro iLe Arg Ser GCU AGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar Met Leu His Pro iLe Arg Ser GCU AGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Nucleotidendeel van zesde tRNA splitst af Met Leu His Pro iLe Arg Ser GCU AGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Ribosoom schuift door Met Leu His Pro iLe Arg Ser AGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Achtste tRNA hecht aan mRNA Ser UCG Met Leu His Pro iLe Arg Ser AGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’ Zoals je ziet is het mogelijk in een polypeptide dezelfde aminozuren te gebruiken. Deze aminozuren hoeven niet eens dezelfde codon te gebruiken.

De kleine subeenheid zorgt ervoor dat deze achtste tRNA kan baseparen met the mRNA. Met Leu His Pro iLe Arg Ser Ser AGC UCG 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar Met Leu His Pro iLe Arg Ser Ser AGC UCG 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Nucleotidendeel van zevende tRNA splitst af Met Leu His Pro iLe Arg Ser Ser AGC UCG 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Ribosoom schuift door Met Leu His Pro iLe Arg Ser Ser UCG 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Nucleotidendeel van achtste tRNA splitst af Met Leu His Pro iLe Arg Ser Ser UCG 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Ribosoom splitst af van mRNA Met Leu His Pro iLe Arg Ser Ser 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

mRNA wordt afgebroken door het enzym RNAse Met Leu His Pro iLe Arg Ser Ser 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’ RNAse

mRNA wordt afgebroken door het enzym RNAse Met Leu His Pro iLe Arg Ser Ser RNAse

polypeptide vouwt tot functioneel eiwit Met Leu His Pro iLe Arg Ser Ser Een eiwit bestaat wel uit 100 tot 6000 aminozuren. Vanwege de overzichtelijkheid hebben we hier maar acht aminozuren.

polypeptide vouwt tot functioneel eiwit

Translatie deel III In deze korte presentatie wordt er wederom een eiwit gemaakt. Alvorens je begint, krijg je eerst de hoofdrolspelers bij translatie te zien maar nu gekoppeld aan hun levensloop in de cel.

De hoofdrolspelers zijn wederom: De twee subeenheden van een ribosoom tRNA’s Het mRNA

De twee subeenheden van een ribosoom de eerste spelers De twee subeenheden van een ribosoom Een ribosoom kent een grote en een kleine subeenheid. Levensloop Zowel de grote als de kleine subeenheid worden gemaakt in de celkern, alleen bij bacteriën worden ze in het cytoplasma gemaakt. Ribosomen maken, zoals je weet, eiwitten. Na verloop van tijd wordt een ribosoom afgebroken door speciale enzymen, proteases (eiwitten die eiwitten kapot maken) en Rnases (eiwitten die RNA kapotmaken). Vraag 1: Waarom worden ribosomen bij bacteriën in het cytoplasma gemaakt?

tRNA’s bestaan uit nucleotiden en aminozuren + Levensloop: de tweede speler tRNA’s tRNA’s bestaan uit nucleotiden en aminozuren + Met Levensloop: UAC Nucleotiden: Nucleotiden worden door eiwitten in het cytoplasma gemaakt uit voedingsstoffen als glucose en aminozuren. Aminozuren: Dieren en schimmels kunnen met behulp van eiwitten enkele aminozuren zelf maken uit aanwezige aminozuren, maar dié aminozuren moeten uit hun omgeving komen. Zoogdieren halen hun aminozuren uit hun bloed. Planten moeten zelf hun aminozuren maken uit glucose en nitraat, net als sommige bacteriën. Andere bacteriën zijn net als schimmels afhankelijk van hun omgeving. Aan elk nucleotidendeel van een tRNA zet dit enzym (aminoacyl-tRNA-transferase) het juiste aminozuur. aminoacyl- tRNA-transferase Met UAC Vraag 2: Hoe komen bij zoogdieren de aminozuren in het bloed?

mRNA bestaat uit nucleotiden de derde speler messenger RNA (mRNA) 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’ mRNA bestaat uit nucleotiden Levensloop mRNA wordt bij dieren, planten en schimmels in de celkern gemaakt door transcriptie, waarna het uit de celkern wordt getransporteerd door speciale eiwitten. Bacteriën maken RNA in het cytoplasma. In het cytoplasma bindt het mRNA aan losse ribosomen of aan ribosomen die aan het ER zitten, voor eiwitsynthese. Na translatie kan het mRNA weer worden gebonden door ribosomen of worden afgebroken door eiwitten die RNA afbreken (RNAses).

Bijrollen bij translatie: Zoals je hebt gezien kunnen de hoofdrolspelers niet alleen een translatie uitvoeren. Een heleboel bijrollen bij translatie zijn vereist: Enkele bijrollen zijn: Dit enzym koppelt het nucleotidendeel van tRNA aan het juiste aminozuur. aminoacyl- tRNA-transferase RNAse Dit enzym breekt RNA af in losse nucleotiden Er zijn nog onnoembaar veel andere bijrollen. Zoals enzymen die nucleotiden maken, of ribosomen maken, of aminozuren opnemen uit de omgeving et cetera.

Wat waren enzymen ook al weer? Enzymen zijn eiwitten met een scheikundige werking, ze kunnen chemische reacties versnellen en vertragen.In die reacties wordt altijd iets gemaakt of kapotgemaakt. (Net als aminoacyl-transferase) (Net als RNAse)

Het begin van de translatie De kleine subeenheid van het ribosoom met daaraan het eerste tRNA, hecht aan mRNA. Met UAC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De kleine subeenheid van het ribosoom scant het mRNA tot hij startcodon vindt. zoals je ziet basepaart het startcodon (AUG) met zijn anticodon (UAC). Met UAC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom hecht zich aan de kleine Met UAC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Tweede tRNA hecht aan mRNA Leu GAU Met UAC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De kleine subeenheid zorgt ervoor dat deze tweede tRNA kan baseparen met the mRNA. Met Leu UAC GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar met een peptidebinding H2O Met Leu UAC GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’ Wat gebeurt hier precies? (toets 3x ‘enter’)

De grote subeenheid van het ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar met een peptidebinding, een watermolecuul splitst hierbij af. H2O Met Leu UAC GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’ CH2-CH2-S-CH3 CH2-CH2-S-CH3 H2N-CH-COOH + H2N-CH-COOH H2N-CH-C-O-N-CH-COOH + H2O CH2 CH2 (methionine) O H (leucine) CH3-CH-CH3 Peptidebinding CH3-CH-CH3

Nucleotidendeel van eerste tRNA splitst af Met Leu UAC GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’ Wat gebeurt er met het nucleotidendeel van de tRNA?

Of er wordt een nieuwe tRNA van gemaakt Met aminoacyl- tRNA-transferase aminoacyl- tRNA-transferase + + Met + UAC UAC of het wordt afgebroken + RNAse RNAse UAC

Ribosoom schuift door Met Leu GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Derde tRNA hecht aan mRNA His CAU Met Leu GAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De kleine subeenheid zorgt ervoor dat deze derde tRNA kan baseparen met the mRNA. Met Leu His GAU CAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

De grote subeenheid van het ribosoom maakt twee aminozuren aan elkaar met een peptidebinding, een watermolecuul splitst hierbij af. H2O Met Leu His GAU CAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’ CH2-CH2-S-CH3 CH2-CH2-S-CH3 H2N-CH-C-O-N-CH-C-O-N-CH-COOH H2N-CH-C-O-N-CH-COOH + H2N-CH-COOH CH2 CH2 CH2 CH2 (histidine) O H O H O H NH NH Peptidebinding + H2O CH3-CH-CH3 CH3-CH-CH3 N N

Hier kun je zien wat al deze rondjes en streepjes te betekenen hebben. Met Leu His Peptidebindingen CH2-CH2-S-CH3 H2N-CH-C-O-N-CH-C-O-N-CH-COOH CH2 CH2 O H O H NH Een eiwit heeft een N-uiteinde (H2N). Een eiwit heeft ook een C-uiteinde (COOH). CH3-CH-CH3 N

We gaan nu een beetje sneller door het proces heen: Nadat nucleotidendeel van Leucine is afgesplitst, schuift het ribosoom door. Met Leu His GAU CAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Nadat het ribosoom is doorgeschoven, bindt het vierde tRNA aan het mRNA. Pro GGC Met Leu His CAU 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’ Vraag 3: Welke speler zorgt ervoor dat er nieuwe tRNA’s kunnen binden? Probeer zo precies mogelijk antwoord te geven.

Nadat het vierde tRNA is gebonden, wordt zijn aminozuur vastgemaakt aan de keten Met Leu His Pro CAU GGC 5’ AUG-CUA-GUA-CCG-AUC-CGA-UCG-AGC-UAG AAAAAAAA 3’

Opdracht 1: Leg dit plaatje uit. CH2-CH2-S-CH3 H2N-CH-C-O-N-CH-C-O-N-CH-COOH + HN - CH-COOH CH2 CH2 (proline) O H O H NH CH3-CH-CH3 N CH2-CH2-S-CH3 O + H2O H2N-CH-C-O-N-CH-C-O-N-CH-C-O-N - CH-COOH CH2 CH2 O H O H NH CH3-CH-CH3 N Opdracht 1: Leg dit plaatje uit. Met Leu His Pro

De rest van het proces ken je wel. Door translatie worden aminozuren aan elkaar gemaakt, en dat geeft uiteindelijk een eiwit. Met Leu His Pro iLe Arg Ser Ser Maar waar is deze eiwitsynthese eigenlijk goed voor?

Eiwitten zijn heel belangrijk in tal van processen die je al hebt gezien. Zoals ENZYMEN. (enzymen uit de translatie) (enzymen uit de replicatie) Grote subeenheid van het ribosoom Helicase (maakt aminozuren aan elkaar) (ontwindt DNA-helix) (enzym uit de transcriptie) RNA-polymerase DNA- polymerase RNAse (maakt DNA) (sloopt RNA) (maakt RNA) aminoacyl- tRNA-transferase Ligase (plakt losse DNA-nucleotiden aan elkaar) (maakt aminozuur aan tRNA)

Maar ook structuureiwitten zijn heel belangrijk. Hier worden enkele genoemd die je al eens eerder hebt gezien. trans- membraan eiwit Actine, tubuline, histonen om het DNA

Ook de weefsels van organismen bestaan mede uit eiwitten die geen enzymen zijn. Eiwitten komen dus ìn je cellen voor, maar ook op een hoger niveau als weefsels. Bijvoorbeeld, je eigen hoofdhaar bestaat uit eiwitdraden. Ook je oogkristal bestaat uit (gekristalliseerd) eiwit. Je spieren bestaan ook uit eiwit (daarom zit er in het vlees biefstuk zo veel eiwit). Alle eiwitten worden gemaakt met behulp van mRNA dat overgeschreven is van genen uit het DNA. Eén gen codeert voor één eiwit.

Tot slot een model waarbij je ziet hoe ingewikkeld de molecuulstructuur van een eiwit is. Dit is een model van een enzym dat suikers afbreekt. Zoals je ziet past de suiker (weergegeven met donkerrood) precies in het enzym.