Herhaling hfd. 7 elektriciteit
Lading en stroom(sterkte) Stroomsterkte in een punt heeft te maken met het aantal elektronen dat in één seconde passeert richting van elektronen en stroom is tegengesteld lading Q van één elektron is (-)1,6 x 10-19 Coulomb (C) stroomsterkte is het aantal Coulomb dat in één seconde passeert
Spanning U in Volt Elektronen stromen niet vanzelf Er is een spanningsverschil (=drukverschil) nodig om elektronen te laten stromen Stroom loopt van hoge naar lage spanning (elektronen dus andersom!) Als een elektron een spanning van 1 V doorloopt wint/verliest het 1 eV
Elektrisch vermogen P Het vermogen van een apparaat hangt af van: het aantal elektronen dat per seconde passeert I de spanning die ze in het apparaat doorlopen U P = U x I
Weerstand R in Ohm Weerstand geeft aan hoe gemakkelijk (lage weerstand) of moeilijk (hoge weerstand) iets kunnen passeren. De wet van Ohm: U = I x R Wet van Ohm geldt alleen voor “constante” weerstanden! PTC = weerstand neemt toe met temperatuur (metalen, dus ook een lampje) NTC = weerstand neemt af met temperatuur (half-geleiders)
Soortelijke weerstand De weerstand van een draad hangt af van: de lengte l (l 2x R 2x) de doorsnede ( diameter) (A 2x R ½x) materiaal soortelijke weerstand in m NB dichtheid en soortelijke weerstand zijn verschillende dingen!
Serieschakeling Stroom overal gelijk Spanning wordt verdeeld I = I1 = I2 = I3 Spanning wordt verdeeld Ub = U1 + U2 + U3 Vervangingsweerstand Rv = R1 + R2 + R3
Parallelschakeling Stroom wordt verdeeld Spanning overal gelijk I = I1 + I2 + I3 Spanning overal gelijk U = U1 = U2 = U3 Vervangingsweerstand
Diode en LED (light emitting diode)
Diode-karakteristiek