1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 2IC20:Computersystemen Week 4: Instructieformaten adressering assembleertalen (zelfstudie !)
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 2 Instructieformaten: opcode + adres(sen) Adressen bepalen waar gegevens staan/komen De operatie-code geeft aan welke instructie het is Eigenlijke bewerking + aantal en codering adressen Aantal adressen belangrijk criterium 0: gegevens op vaste plaats(“implied”, “stack”) 1: één vast register nodigACCU ACCU + “a” 2: veel flexibeler“a” “a” + “b” 3: superflexibel“a” “b” + “c” Meer adressen:complexere instructies en hardware !
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 3 Instructielengte: afwegingen... Vaste lengte: makkelijk ophalen en decoderen (?) Aanpassen aan langste: verspilling geheugenruimte Korter: woekeren met bits, eenvoudige instructies Variabele lengte: efficienter Instructie en adressen nemen plaats in die nodig is Veel complexer ophalen en decoderen
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 4 Expanderende opcodes Vast aantal bits variabel gebruiken, bijvoorbeeld Opcode = 0..13: alle drie adressen bruikbaar Opcode = 14: adres 1 wordt ‘opcode’ + 2 adressen (2,3) Opcode = 15: adres 1+2 worden ‘opcode’ + 1 adres (3) Vele verdelingen mogelijk, soms zeer complex ! Optimale verdeling: Huffman algoritme (niet bij stof) OpcodeAdres 1Adres 2Adres 3
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 5 Instructieformaten practicumprocessor Variabele lengte: 1, 2 of 3 bytes Opcode altijd in eerste byte Kiezen tussen R0..R7 gebruikt 3 bits in eerste byte Kiezen tussen R0 / R1 gebruikt 1 bit in eerste byte Bij twee instructies 3 bits in eerste byte voor adres Ongeveer 112 verschillende instructies Meeste instructies 0, 1 of 2 adressen 2 instructies klassificeerbaar als 3-adres instructies
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 6 Adresseringsmodi (Resultaat) waarden: “Operanden” Opgesplitst in “sources” en “destinations”: “bronnen” en “bestemmingen” Direct adres in geheugen specificeren is duur Veel bits nodig (daarom niet altijd 3 adres machine !) Bovendien weinig flexibel… Ingewikkelde adresmodi voor hogere talen Veel modi mogelijk, maar geeft complexe processor
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 7 Assembleertalen Hoofdstuk 7 (t/m 7.1.4) van boek: zelfstudie ! Assembleertaal: Taal om met symbolische namen de instructies en adressen van een processor te beschrijven. Laagste niveau bruikbare programmeertaal Per tekstregel één instructie “Assembler” vertaalt assembleertaal in bitcodes “Pseudo-instructies” besturen assembler zelf Practicumprocessor: ASM504 assembler
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 8 De ASM504 assembler Zo simpel mogelijk (maar wel snel...) Geen “macro’s”, geen “linker” Wijze van opschrijven: Intel Pentium vorm Siemens SAB-C504 afgeleid van Intel 8051 processor Destination volgt direct na opcode naam ; commentaar volgt na een puntkomma Lus: ; dit is een ‘label’ ADD A,Temp ; tel waarde in Temp op bij A ORG 00FFh ; ‘ORiGin’ forceert adres van: Temp: DS 1 ; ‘Define Storage’, 1 byte
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 9 “Immediate” adressering Nederlandse term “onmiddelijk” (bah !) GEEN ECHT ADRES: waarde in instructie zelf Waarde moet dus een constante zijn ! Aantal bits varieert afhankelijk van destination Aangeven in assembleertaal met getal of berekening die constante waarde geeft Bij practicumprocessor een # ervoor zetten: ADD A,#41; tel constante 41 bij A register op
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 10 Directe adressering Volledig adres van operand staat in instructie Adres is dus constant ! Waarde van operand is variabel, de plaats is vast Hogere programmeertalen: “globale variabelen” Assembleertaal notatievorm varieert nogal… Bij practicumprocessor: getal of berekening die constant getal geeft zonder een # ervoor: ADD A,41; tel waarde in adres 41 op bij A ; adressen : intern geheugen ; adressen : SFR’s
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 11 Register adressering Operand in register met symbolische naam Registers binnen CPU: snel, daarom veel gebruikt “load/store”: berekeningen alleen tussen registers Beschikbare registers gegeven in ISA Beperkingen in gebruik van registers ! Bij practicumprocessor belangrijk: A en R0.. R7 MOV R1,A; “MOVe” copieer waarde in A naar R1 MOV R2,R3 ; dit is NIET toegestaan !
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 12 Registerindirecte adressering Operand in geheugen, adres hiervan in register Lekker flexibel: adres niet vast, kan berekend worden Weinig bits om adres in geheugen te specificeren ! Soms enige mogelijkheid om geheugen te adresseren Assembleertaal notatievormen verschillen… Meestal geheugenadressering met haken: (R1) Bij practicumprocessor (‘at’): ADD tel waarde in intern geheugen ; (op adres in R1) op bij A register
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 13 Geïndexeerde adressering Operand in geheugen op adres aangewezen met de som van de waarde in een register en een constante (“offset”) waarde Aantal bits in offset varieert met bedoeling Weinig bits: register is hoofdbepaler van adres “struct” in C, “record” in Pascal Veel bits: register varieert (“indexeerd”) het adres “array” in zowel C als Pascal
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 14 Basisgeïndexeerde adressering Operand in geheugen op adres aangewezen met de som van TWEE registers en (eventueel) een constante offset waarde Het eerste register bevat (variabel) “basis” adres Het tweede register varieert (“indexeert”) dit adres De offset kan het adres nog (een beetje) verschuiven De practicumprocessor kan dit, zonder offset: MOVC ; “MOVe Code”: laad A register ; met waarde in programmageheugen ; op adres dat som is van A+DPTR
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 15 Het kan NOG gekker (niet bij stof) “Auto increment” en “auto decrement”: Waarde in index register automatisch verhogen of verlagen bij iedere lees/schrijf actie “post”: NA de actie, “pre”: VOOR de actie “Scaled index”: Waarde in index register wordt niet direct gebruikt, maar eerst vermenigvuldigd met een constante Voor directe ondersteuning van “arrays”
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 16 Stack (“stapel”) adressering (1) De stack is een “Last-In-First-Out” geheugen “push” operatie plaatst nieuwe waarde in stack bovenop alle al aanwezige waarden “pop” operatie verwijdert “bovenste” waarde uit stack dat is dus de laatst ge“push”te waarde ! De bovenste waarde op de stack is de “top of stack” Implementatie meestal in normaal geheugen Met “stack pointer” (“SP”) register wijzend naar de top Practicumprocessor: SP adresseert laatst ge“push”te waarde, stack “groeit” naar hogere adressen
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 17 Stack (“stapel”) adressering (2) Stack is handig Uitstekend geschikt voor tijdelijke opslag Precies adres niet nodig en toch weten waar alles is Stack is belangrijk Centrale rol bij uitvoeren hogere programmeertalen Bij sommige machines vervanging van registers Het boek gaat hier nog veel verder op in: zelfstudie. Het postfix-infix conversie-algoritme hoort niet bij de stof !
1/1/ eindhoven university of technology / faculty of Computer Science 18 Adresseermodi voor “sprongen” PC wijst steeds naar volgende instructie Laden PC met nieuwe waarde: sprong in programma “PC-relatief” is geïndexeerd met PC als register Practicumprocessor als voorbeeld PC-relatief, direct en basisgeïndexeerd (A+DPTR) NIEUW: “paged” sprong (“ AJMP ”) Geheugen verdeeld in 2 kilobyte grote blokken (“pages”) Alleen springen binnen blok waar PC al in adresseert Slechts 11 bits nodig voor adres (2 byte instructie)