Praktijkrichtlijn lasrook Voorstellen: Peter Kanters, Verbetercoach voor 5xbeter in de regio zuid-Nederland
Opzet 1. Stukje historie & voordelen 2. Nieuwe praktijkrichtlijn 3. Hoe werkt het? 4. Enkele praktijkvoorbeelden Evt. iets zeggen over de laspraktijk als een mooi, technisch en knap stuk werk dat belangrijk is voor onze maatschappij. 5. Voorlichting personeel
Historie Verlaging MAC-waarde lasrook (2003) Verschillende processen en materialen Verschillende gevaarsklassen Verschillende grenswaarden in lasrook Kortom: ingewikkelde materie HISTORIE In 2003 is de MAC-waarde voor lasrook verlaagd van 5 mg/m³ naar 3,5 mg/m³. De MAC-waarde lasrook is de maximale concentratie lasrook waaraan een medewerker mag blootstaan. Deze waarde is vastgelegd in de arbowetgeving. Bij het lassen hebben we te maken met veel verschillende combinaties van lasprocessen en materialen die bepalend zijn voor de hoeveelheid lasrook die ontstaat en of er specifieke gevaarlijke componenten aanwezig zijn in de lasrook. Deze factoren (hoeveelheid lasrook en evt. schadelijke componenten) bepalen hoe groot het gezondheidsrisico van de blootstelling aan lasrook. Ofwel je hebt te maken met verschillende gevaarsklassen. Dit maakt het nodig dat qua maatregelen ook zwaardere of minder zwaardere maatregelen nodig zijn om blootstelling aan lasrook veilig te houden Kortom: ingewikkelde materie dus voor de werkgever om te bepalen wanneer het goed is of niet goed is. De sociale partners hebben daarom in 2001 een Praktijkrichtlijn gemaakt waarin al deze combinaties van lasprocessen en materialen terugkomen (de meest voorkomende) met de benodigde maatregelen hierbij. Oplevering van deze Praktijkrichtlijn was op 13 maart 2002. Aansluitend aan de oplevering van de Praktijkrichtlijn in 2002 is er een voorlichtingscampagne geweest door de sociale partners, waarin de werkgevers binnen de branche werden geïnformeerd en voorgelicht over de Praktijkrichtlijn. Diegenen onder u die toen een voorlichtingsbijeenkomst over de Praktijkrichtlijn hebben bijgewoond hebben bepaalde delen uit deze presentatie destijds wellicht ook al voorbij zien komen. Maar er komen ook zeker nieuwe, actuele ontwikkelingen vanavond aan bod en bovendien zijn we inmiddels ruim 3 jaar verder en is een stuk herhaling en opfrissing waarschijnlijk ook welkom. Sociale partners: praktijkrichtlijn! Oplevering: 13 maart 2002 Inclusief voorlichtingscampagne
Voordelen 1. Geen metingen nodig De Praktijkrichtlijn biedt meerdere voordelen voor u als werkgever: Allereerst zijn geen dure metingen meer nodig om de blootstelling aan lasrook te (laten) beoordelen. Door toetsing van de laswerkplekken aan de Praktijkrichtlijn kunt u beoordelen of wel of niet de benodigde maatregelen zijn genomen. Hiermee wordt antwoord gegeven op de vraag of de blootstelling wel of niet veilig is. De basis van de praktijkrichtlijn is gevormd met verschillende metingen. De Arbeidsinspectie is akkoord met de Praktijkrichtlijn. Dus met de PR wordt voldaan aan de wettelijke verplichting uit de arbowet om de blootstelling aan lasrook te beoordelen. Voorwaarde is wel dat de beoordeling a.d.h.v. de PR schriftelijk moet zijn vastgelegd om het aantoonbaar te kunnen maken. Dit document vormt een onderdeel van uw RI&E en kunt u dus bij uw RI&E verslag/rapport voegen. De PR is overzichtelijk en praktisch. De kern waar het eigenlijk om gaat in de PR is vastgelegd in een tabel van 1½ A4 (voor lasprocessen). Alle lasproces-materiaal combinaties zijn in 7 klassen verdeeld met elk een eigen reductiefactor: met welke factor de lasrookconcentratie verlaagd dient te worden voordat een voor de lasser veilige concentratie aan lasrook aanwezig is (bij deze reductiefactor is rekening gehouden met aanwezige schadelijke componenten in de lasrook, zoals chroom in RVS of componenten in het lastoevoegmateriaal). Vervolgens is aangegeven welke maatregelen nodig zijn om tot die veilige concentratie en dus blootstelling onder de MAC-waarde te blijven. Naast lasprocessen zijn in een aparte tabel in de PR ook aan lassen verwante processen opgenomen, te weten gutsen, plasma- en autogeen snijden en solderen. Dus ook deze processen kunnen volgens dezelfde methodiek worden beoordeeld. De PR is verwerkt in de RIE Metaalbewerking van de Kon. Metaalunie. Als u dus de RIE Metaalbewerking uitvoert hebt u ook gelijk de nadere beoordeling of RIE m.b.t. blootstelling aan lasrook uitgevoerd. Er is een verwijzing naar de PR. Eenvoudig met de PR om na te gaan a.d.h.v. kenmerken van eigen lassituatie (lasproces, materialen en inschakeltijd) welke maatregelen benodigd zijn in eigen situatie om onder de MAC-waarde te blijven. Relatief eenvoudige beoordeling mogelijk van de lasrookblootstelling, waarmee aan een wettelijke verplichting tot blootstellingsbeoordeling wordt voldaan. 1. Geen metingen nodig 2. Arbeidsinspectie akkoord (schriftelijk!) 3. Overzichtelijk en praktisch 4. Ook gutsen, plasma snijden en solderen 5. Verwerkt in risico-inventarisatie en –evaluatie Metaalbewerking
Nieuwe versie Naar aanleiding van praktijkervaringen: Naar aanleiding van praktijkervaring met de PR van maart 2002 is de PR aangepast en is een nieuwe versie verschenen in augustus 2006. NB op de sheet staan de belangrijkste aanpassingen. Andere wijzigingen ook op overzicht verschillen. Wat is gewijzigd? Gewijzigd recirculatieverbod In juli 2004 is een aanzienlijke wijziging doorgevoerd in art. 4.18 van de Arboregeling waarin het verbod is opgenomen van het recirculeren van kankerverwekkende stoffen en stoffen die bij inademing overgevoeligheid kunnen veroorzaken. Dit verbod is t.a.v. lassen en verwante processen van belang bij: - elektrode lassen en MAG gevulde draad van RVS (i.v.m. vrijkomend chroom VI en nikkel) - elektrode lassen en MIG lassen van berylliumhoudende legeringen (i.v.m. vrijkomend beryllium); - hardsolderen met cadmiumhoudend soldeer (i.v.m. vrijkomend soldeer). De verplichtingen in art. 4.18 Arboregeling zijn: - Het is verboden deze stoffen te recirculeren naar arbeidsplaatsen waar deze stoffen niet aanwezig zijn (recirculatie van werkplaatslucht naar kantoor is bijvoorbeeld niet toegestaan) - Ventilatielucht mag niet worden gerecirculeerd tenzij aangetoond kan worden dat de concentratie van deze stof(fen) in de retourlucht maximaal één tiende is van de geldende grenswaarde van deze stof(fen) - Als bronafzuiging mag slechts worden gerecirculeerd als het afvoeren van de ventilatielucht naar buiten toe in de praktijk niet mogelijk is (afvoer naar buiten heeft voorkeur boven recirculatie). Bijvoorbeeld bij een mobiele bronafzuiging kan afvoer naar buiten niet mogelijk zijn. Bij recirculatie geldt ook de eis dat de retourlucht maximaal één tiende deel van de voor de betreffende stof geldende grenswaarde mag bevatten. PS: dus belangrijk voor u als werkgever dat u bij de aanschaf van een recirculatiesysteem van uw leverancier eist dat dit aan alle geldende arbo- en milieunormen voldoet (incl. art. 4.18 Arboregeling), maar ook dat de leverancier alle benodigde gegevens verstrekt om te kunnen aantonen dat u onder de 10% norm in de retourlucht blijft (toegepaste filter, berekeningen, metingen). Dit om onnodige bewijslast met bijbehorende metingen en berekeningen en papieren rompslomp tegen te gaan. Ventilatie-eisen: een uitzondering Ten opzichte van de eerste versie van de PR is klasse III (waar o.a. MIG/MAG massieve draad lassen in valt) opgesplitst in 2 subklassen: IIIA en IIIB. Voorheen moest in deze klasse altijd bronafzuiging worden toegepast (is nu klasse IIIA), maar gebleken is dat bronafzuiging niet altijd praktisch mogelijk is. Bijvoorbeeld bij grote werkstukken waarbij de bronafzuiging zeer frequent verplaatst moet worden of bij constructies waar de afzuigkap moeilijk bijgeplaatst kan worden of bij lassen op locatie waar het ondoenlijk is om een bronafzuiger te plaatsen. In deze gevallen kan met een ruimteventilatie met een hoog debiet (i.p.v. laag debiet bij bronafzuiging) en een wegwerpmasker FFP2 (i.p.v. een verbeterde lashelm bij bronafzuiging) ook worden voldaan. Klasse IIIB mag alleen worden toegepast als bronafzuiging redelijkerwijs niet mogelijk is! PS EEN OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE VERSCHILLEN KRIJGT U MEE Naar aanleiding van praktijkervaringen: Gewijzigd recirculatieverbod Ventilatie-eisen: een uitzondering Wijziging ventilatievoud Overzicht belangrijkste verschillen krijgt u mee
Nieuwe versie - 2 Gewijzigd recirculatieverbod: Naar aanleiding van praktijkervaring met de PR van maart 2002 is de PR aangepast en is een nieuwe versie verschenen in augustus 2006. Wat is gewijzigd? Gewijzigd recirculatieverbod In juli 2004 is een aanzienlijke wijziging doorgevoerd in art. 4.18 van de Arboregeling waarin het verbod is opgenomen van het recirculeren van kankerverwekkende stoffen en stoffen die bij inademing overgevoeligheid kunnen veroorzaken. Dit verbod is t.a.v. lassen en verwante processen van belang bij: - elektrode lassen en MAG gevulde draad van RVS (i.v.m. vrijkomend chroom VI en nikkel) - elektrode lassen en MIG lassen van berylliumhoudende legeringen (i.v.m. vrijkomend beryllium); - hardsolderen met cadmiumhoudend soldeer (i.v.m. vrijkomend soldeer). De verplichtingen in art. 4.18 Arboregeling zijn: - Het is verboden deze stoffen te recirculeren naar arbeidsplaatsen waar deze stoffen niet aanwezig zijn (recirculatie van werkplaatslucht naar kantoor is bijvoorbeeld niet toegestaan) - Ventilatielucht mag niet worden gerecirculeerd tenzij aangetoond kan worden dat de concentratie van deze stof(fen) in de retourlucht maximaal één tiende is van de geldende grenswaarde van deze stof(fen) - Als bronafzuiging mag slechts worden gerecirculeerd als het afvoeren van de ventilatielucht naar buiten toe in de praktijk niet mogelijk is (afvoer naar buiten heeft voorkeur boven recirculatie). Bijvoorbeeld bij een mobiele bronafzuiging kan afvoer naar buiten niet mogelijk zijn. Bij recirculatie geldt ook de eis dat de retourlucht maximaal één tiende deel van de voor de betreffende stof geldende grenswaarde mag bevatten. PS: dus belangrijk voor u als werkgever dat u bij de aanschaf van een recirculatiesysteem van uw leverancier eist dat dit aan alle geldende arbo- en milieunormen voldoet (incl. art. 4.18 Arboregeling), maar ook dat de leverancier alle benodigde gegevens verstrekt om te kunnen aantonen dat u onder de 10% norm in de retourlucht blijft (toegepaste filter, berekeningen, metingen). Dit om onnodige bewijslast met bijbehorende metingen en berekeningen en papieren rompslomp tegen te gaan. Ventilatie-eisen: een uitzondering Ten opzichte van de eerste versie van de PR is klasse III (waar o.a. MIG/MAG massieve draad lassen in valt) opgesplitst in 2 subklassen: IIIA en IIIB. Voorheen moest in deze klasse altijd bronafzuiging worden toegepast (is nu klasse IIIA), maar gebleken is dat bronafzuiging niet altijd praktisch mogelijk is. Bijvoorbeeld bij grote werkstukken waarbij de bronafzuiging zeer frequent verplaatst moet worden of bij constructies waar de afzuigkap moeilijk bijgeplaatst kan worden of bij lassen op locatie waar het ondoenlijk is om een bronafzuiger te plaatsen. In deze gevallen kan met een ruimteventilatie met een hoog debiet (i.p.v. laag debiet bij bronafzuiging) en een wegwerpmasker FFP2 (i.p.v. een verbeterde lashelm bij bronafzuiging) ook worden voldaan. Klasse IIIB mag alleen worden toegepast als bronafzuiging redelijkerwijs niet mogelijk is! PS EEN OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE VERSCHILLEN KRIJGT U MEE Gewijzigd recirculatieverbod: RVS: elektrode lassen en MAG gevulde draad MIG lassen berylliumhoudende legeringen Hardsolderen cadmiumhoudend soldeer Gewijzigde ventilatie-eisen: klasse III gesplitst (in klasse III veel voorkomende processen)
Hoe werkt het? 1. Stel proces-materiaalcombinaties vast 2. Stel de inschakelduur vast HOE WERKT HET? Even verwijzen naar de tabellen in de hand-outs! Stel proces-materiaalcombinatie vast Welk lasproces wordt toegepast en aan welke materialen wordt gelast. Vertel iets over indeling in gevaarsklassen. Stel de inschakelduur vast Dit is de netto lastijd per werkdag, ofwel de tijd dat de lasboog ontstoken is (totale boogtijd gedeeld door de totale werktijd x 100 %). Vastgesteld dient te worden of deze 15 % of hoger is of lager dan 15 % PS: 15 % van een 8-urige werkdag = 1,2 uur ofwel 112 minuten. Indien de inschakelduur niet is vast te stellen, dient uitgegaan te worden van de hoogste inschakelduur (> 15 %). Zoek maatregelen RV / LV op In tabel 1 voor lasprocessen en tabel 2 voor verwante processen kunt u aflezen of een ruimteventilaite of locale ventilatie (in afgescheiden ruimte) met laag, middel of hoog debiet nodig is. Vervolgens kan in tabel 3 de hierbij behorende capaciteit worden opgezocht. Hierbij wordt weer onderscheid gemaakt in de inschakelduur (< 15% of tussen 15 en 35 %) en in stroomsterkte. De benodigde capaciteit is per lasser. Zoek maatregelen bronafzuiging en/of PABM op Deze staan vermeld in tabel 1 (voor lasprocessen) of tabel 2 (voor verwante processen). Indien proces-materiaalcombinatie niet in PR staat, berekenen, beoordelen of meten. Er dient dan door de werkgever zelf door berekening, beoordeling of metingen vastgesteld te worden welke beheersmaatregelen getroffen moeten worden om aan de geldende MAC-waarden te voldoen. Dit geldt ook als u niet kunt voldoen aan de genoemde maatregelen in de PR (bijvoorbeeld debieten). Maatregelen uit een hogere klasse mogen altijd AHS = Arbeidshygiënische Strategie: Om de blootstelling aan lasrook van lassers en overige werknemers in de werkplaats zoveel mogelijk te beperken moeten maatregelen worden genomen in de volgorde van de arbeidshygiënische strategie. Te beginnen met bronaanpak. Bijvoorbeeld door, voor zover mogelijk, een lasproces en lastoevoegmateriaal te kiezen waarbij de lasser het minst wordt belast. In de tabellen 1 en 2 geven in de vorm van de reductiefactor een relatieve maat van schadelijkheid aan van de lasrook. Zo mogeliik dus een lasproces met een lagere reductiefactor toepassen. Ook het verwijderen van deklagen, verf, olieën, vetten e.d. voor het lassen vermindert de belasting voor de lasser. Stap 2 in de AHS is bronafzuiging. Hiervan moet , voor zover mogelijk, gebruik worden gemaakt omdat het de blootstelling van de lasser beperkt en verspreiding van lasrook in de ruimte tegengaat. Goede bronafzuiging is voor laagvacuüm een afzuiging van minimaal 1000 m³ per uurop een maximale afstand van de las die gelijk is aan de diameter van de afzuigopening. Bij proces-materiaalcombinaties waarbij bronafzuiging niet is voorgeschreven mag de voorgeschreven ruimteventilatie met een factor 5 worden verlaagd als toch bronafzuiging wordt toegepast. Bij iedere proces-materiaalcombinatie moet ruimteventilatie worden toegepast in de werkruimte. De benodigde capaciteit per lasser hangt af van inschakelduur, de stroomsterkte, of het brandernummer. Als laatste stap in de AHS dienen ademhalingsbeschermingsmiddelen toegepast te worden volgens de tabellen 1 en 2. Redelijkerwijsbeginsel Bovenstaande volgorde van de Arbeidshygiënische strategie dient toegepast te worden indien dit redelijkerwijs mogelijk is. Indien maatregelen op grond van technische, economische of operationele gronden niet haalbaar zijn mag uitgeweken worden naar maatregelen van een lagere categorie. In voorkomend geval zal echter een beroep hierop aangetoond moeten worden door de werkgever, waarbij de Arbeidsinspectie beoordeeld of terrecht een beroep op het redelijkerwijsbeginsel is gedaan. 3. Zoek maatregelen ventilatie op 4. Zoek maatregelen bronafzuiging en/of PABM op Inschakelduur: pure lastijd! Indien proces-materiaalcombinatie niet in PR staat, berekenen, beoordelen of meten Maatregelen uit een hogere klasse mogen altijd AHS & redelijkerwijsbeginsel
Enkele voorbeelden Situatie VBC Staalconstructies Activiteit: productie staalconstructies voor aannemers en industrie Één grote werkplaats Lasproces en materiaal: 30% TIG aluminium / RVS / staal 70% MIG/MAG massieve draad aluminium / RVS / staal Aantal lassers: 4 waarvan 2 gelijktijdig (1 lasser TIG en 1 lasser MIG/MAG)
Enkele voorbeelden Situatie (vervolg) Amperage: TIG 150 – 200 MIG/MAG: 200-250 Inschakelduur: < 15% Grootte werkstukken: klein en middelgroot
Enkele voorbeelden Maatregelen volgens Praktijkrichtlijn Bronafzuiging bij MIG/MAG lassen Verbeterde lashelm bij MIG/MAG lassen én Ruimteventilatie: 3450 m³ / uur (2200 voor TIG en 1250 voor MIG/MAG) of: Ruimteventilatie: 1690 m³/uur (indien bronafzuiging bij TIG: 1/5 deel van 2200) M.b.t. TIG is aluminium proces in hoogste klasse (klasse II , TIG RVS en staal = klasse I)) en bepalend voor benodigde ruimteventilatie > 1 lasser gelijktijdig en RV middel = 2200 m³/uur. Indien bij het TIG lassen extra bronafzuiging wordt toegepast met afvoer naar buiten, mag de capaciteit van de RV 1/5 zijn van 2200 ofwel 440 m³/uur (totaal 1690 m³/uur). MIG/MAG = klasse IIIA, waarbij RV-laag (1250 m³/uur) en bronafzuiging nodig zijn. Indien bronafzuiging bij MIG/MAG niet toegepast kan worden (bijv. constructie te groot en teveel verplaatsen bronafzuiging of bronafzuiger kan door constructie niet dicht genoeg bij bron worden geplaatst), dan mag klasse IIIB worden toegepast, maar dient ventilatie RV-hoog te zijn = 3900 m³/uur (totaal in hal dus 5200 m³/uur) + dient een FFP2 masker gedragen te worden als adembescherming i.p.v. een verbeterde lashelm.
Enkele voorbeelden Situatie Jansen schroefreparatie Activiteit: reparatie van scheepschroeven Één grote werkplaats Lasproces en materiaal: 80 % MIG massieve draad koperlegeringen 20 % MIG massieve draad RVS Aantal lassers: 10 waarvan 4 gelijktijdig (3 koperlegeringen en 1 RVS)
Enkele voorbeelden Situatie (vervolg) Amperage: 250 – 300 Inschakelduur: < 15% Werkstukken: middelgroot (2 – 6 meter)
Enkele voorbeelden Maatregelen volgens Praktijkrichtlijn Koperlegeringen: Helm met aangedreven filter Én afgescheiden geventileerde ruimte: 13950 m³ / uur of: afgescheiden geventileerde ruimte: 2790 m³/uur + bronafzuiging M.b.t. TIG is aluminium proces in hoogste klasse (klasse II , TIG RVS en staal = klasse I)) en bepalend voor benodigde ruimteventilatie > 1 lasser gelijktijdig en RV middel = 2200 m³/uur. Indien bij het TIG lassen extra bronafzuiging wordt toegepast met afvoer naar buiten, mag de capaciteit van de RV 1/5 zijn van 2200 ofwel 440 m³/uur (totaal 1690 m³/uur). MIG/MAG = klasse IIIA, waarbij RV-laag (1250 m³/uur) en bronafzuiging nodig zijn. Indien bronafzuiging bij MIG/MAG niet toegepast kan worden (bijv. constructie te groot en teveel verplaatsen bronafzuiging of bronafzuiger kan door constructie niet dicht genoeg bij bron worden geplaatst), dan mag klasse IIIB worden toegepast, maar dient ventilatie RV-hoog te zijn = 3900 m³/uur (totaal in hal dus 5200 m³/uur) + dient een FFP2 masker gedragen te worden als adembescherming i.p.v. een verbeterde lashelm.
Enkele voorbeelden Maatregelen volgens Praktijkrichtlijn MIG lassen RVS: ruimteventilatie: 1500 m³/uur + bronafzuiging + verbeterde lashelm of: ruimteventilatie: 4650 m³/uur + FFP2 wegwerpmasker (alleen als bronafzuiging niet mogelijk is) M.b.t. TIG is aluminium proces in hoogste klasse (klasse II , TIG RVS en staal = klasse I)) en bepalend voor benodigde ruimteventilatie > 1 lasser gelijktijdig en RV middel = 2200 m³/uur. Indien bij het TIG lassen extra bronafzuiging wordt toegepast met afvoer naar buiten, mag de capaciteit van de RV 1/5 zijn van 2200 ofwel 440 m³/uur (totaal 1690 m³/uur). MIG/MAG = klasse IIIA, waarbij RV-laag (1250 m³/uur) en bronafzuiging nodig zijn. Indien bronafzuiging bij MIG/MAG niet toegepast kan worden (bijv. constructie te groot en teveel verplaatsen bronafzuiging of bronafzuiger kan door constructie niet dicht genoeg bij bron worden geplaatst), dan mag klasse IIIB worden toegepast, maar dient ventilatie RV-hoog te zijn = 3900 m³/uur (totaal in hal dus 5200 m³/uur) + dient een FFP2 masker gedragen te worden als adembescherming i.p.v. een verbeterde lashelm.
Voorlichting Van belang bij risicovolle taken 1. Over risico’s van lasrook 2. Over (goed) gebruik PABM’s Pimex als hulpmiddel Rol preventiemedewerker VOORLICHTING Van belang bij risicovolle taken Over risico’s van lasrook Over (goed) gebruik PABM’s (PIMEX laten zien) Naast dat het wettelijk verplicht is om voorlichting te geven over de risico’s van het werk, dus ook blootstelling aan lasrook, is dit ook van cruciaal belang voor het effect van de genomen maatregelen. Een bronafzuiging die bijvoorbeeld niet gebruikt wordt of 1½ meter boven de las hangt geeft geen reductie van de blootstelling en kan betekenen dat de lasser nog steeds een te hoge blootstelling heeft. Om de medewerkers te motiveren om zich goed te beschermen tegen lasrook, dient men natuurlijk eerst de risico’s van lasrook te kennen. Het volgende PIMEX filmpje maakt heel duidelijk zichtbaar wat de blootstelling is met (goed) gebruik van adembescherming en geen gebruik van adembescherming. ZIJN ER NOG VRAGEN? BEDANKT VOOR UW AANDACHT!
5 x beter werken is gezond
5 x beter werken is gezond