hoor je een S met daarna een G, dan schrijf je SCH schip, schaap, scheef, scheur, schaar, schoen
de R plaagt de dubbelklank -eer, -eur en -oor je hoort bir: je schrijft beer je hoort dur: je schrijft deur je hoort bor: je schrijft boor
Denk aan het oor: ik schrijf het woord zoals ik het hoor: lamp, kers, slak soms bestaat een woord uit twee woorden: schooltas, fietspomp
de L en de R zijn kleefletters; soms hoor je er een U tussen maar die schrijf je niet melk, jurk, kalf, warm
de F is een fietspompletter, je hoort FFFFFF fluit, feest, fruit, film
de S is van STIL: SSSSST slang, smal, snel, soep, storm
de N en de K zitten op de bank te kussen, daar mag de G niet tussen de N en de K zitten op de bank te kussen, daar mag de G niet tussen! pink, bank, denk
Hoor je op het eind van een woord een T, maak er dan meer van Hoor je op het eind van een woord een T, maak er dan meer van. Hoor je dan een D, schrijf die dan ook. Ik hoor HONT, ik maak er HONDEN van. Ik schrijf HOND. huid, paard, bord, tand, woord
je hoort een J bij –aai, -oei, -ooi maar je schrijft een i haai, bloei, mooi
hoor je een U bij een lage stemtrap, dan schrijf je een E hoor je een U bij een lage stemtrap, dan schrijf je een E wortel, poesje, kelder, dokter
de V is van vloer, je hoort VVVVV vloer, vlieg, verf, verkeer, vlug
Ik zie de Zon. Ik weet hoe ik het schrijf. Ik schrijf ZON Ik zie de Zon. Ik weet hoe ik het schrijf. Ik schrijf ZON. Ik maak een foto in mijn hoofd van de Z-woorden. zand, zwaar, ziek, zanger
als ik aan het eind van een klankstuk een lange klank hoor, gebruik ik daar maar 1 klinker voor (lange klanken hebben pech, je haalt gewoon een letter weg!) apen, bomen, muren, jaren, peren, tafel, beter
als ik aan het eind van een klankstuk een korte klank hoor, ga ik met 2 medeklinkers door katten, sommen, bruggen, lippen, vulling, middag
als je na een korte klank GT hoort, schrijf je meestal CHT Behalve bij : hij ligt, hij legt, hij zegt acht, recht, dicht, bocht, lucht
hoor je eeuw, ieuw, uw, denk dan aan de U voor de W hoor je eeuw, ieuw, uw, denk dan aan de U voor de W leeuw, nieuw, duw, sneeuw, schreeuw
alleen bij de ee achteraan, laat ik 2 klinkers staan twee, ree, zee, slee, snee, vee, nee
bij het langer maken wordt de F na een lange klank of dubbel bij het langer maken wordt de F na een lange klank of dubbel klank bijna altijd een V duif-duiven, slaaf-slaven, neef-neven, druif-druiven, brief-brieven F V
hoor je LUK aan het eind van een woord, dan schrijf je LIJK hoor je LUK aan het eind van een woord, dan schrijf je LIJK gevaarlijk, dierlijk, moeilijk, vrolijk, gemakkelijk luk lijk
Ug is een indianenwoord, je schrijft IG Ug is een indianenwoord, je schrijft IG beestachtig, driftig, twintig, zielig, nodig
hoor je aan het eind van een woord de lange klank aa, oo, ie, uu dan komt er in het meervoud een komma in plaats van de tweede letter zebra’s, opa’s, taxi’s, kano’s, paraplu’s ’S
bij het langer maken wordt de S na een lange klank of dubbele klank bijna altijd een Z haas-hazen, glas-glazen, doos-dozen, mees-mezen, kies-kiezen S Z
hoor je ZJ, dan schrijf je alleen een G hoor je ZJ, dan schrijf je alleen een G horloge, manege, stage, etalage, garage ZJ-G