Presentatie NVMO Promovendidag, 23 april 2010, Utrecht Zin en onzin van theorieën voor medisch-onderwijskundig onderzoek Jeroen van Merriënboer Presentatie NVMO Promovendidag, 23 april 2010, Utrecht
Theorieën Paradigma’s Basisvragen Hoe leren mensen? Welke factoren beïnvloeden leren? Wat zijn implicaties voor onderwijs? Paradigma’s Hoe beïnvloeden paradigma’s theorieën? Wat betekent dit allemaal voor medisch-onderwijskundig onderzoek?
Mensen leren door….. voorbeelden te bestuderen te doen te luisteren boeken te lezen beloond te worden te ontdekken te vergelijken te exploreren te contrasteren te voorspellen en testen ondervraagd te worden trial-and-error presentaties te geven te discussiëren te abstraheren aantekeningen te maken te observeren uitleg te geven informatie te reorganiseren problemen op te lossen analogieën te vinden informatie te analyseren informatie te parafraseren herhaling vragen te stellen en heel, heel veel andere...
Welke factoren beïnvloeden leren? Gewenste uitkomsten of doelen Wat je wilt bereiken bepaalt de manier waarop je leert Condities waaronder geleerd wordt Die dingen die niet gemanipuleerd worden maar gegeven zijn Onderwijs-methoden Die dingen die wel gemanipuleerd kunnen worden en bepaalde soorten leren faciliteren
Taxonomie van uitkomsten Ia Intellectuele vaardigheden Gebruik concepten en regels om problemen op te lossen Cognitieve strategieën Initiëren van nieuwe oplossingen voor problemen Verbale informatie Benoemen van informatie Attitudes/houdingen Kiezen om je op een bepaalde manier te gedragen Perceptueel-motorische vaardigheden vloeiend uitvoeren van zintuiglijke en motorische acties
Intellectuele vaardigheden - Ib Hogere-orde regels genereren van nieuwe regels om een probleem op te lossen Regels demonstreer de toepassing van een regel/procedure Gedefinieerde concepten in staat zijn om objecten te classificeren Concrete concepten aanwijzen van voorbeelden van objecten Discriminatie dingen van elkaar onderscheiden
Taxonomie van Bloom II
Condities of omstandigheden Leggen beperkingen op aan mogelijke soorten leren Context cultuur setting (school, militair, bedrijf, overheid) tijd geld beschikbare apparatuur etc. Doelgroep opleidingsnivo voorkennis misconcepties leeftijd handicaps sexe Leerstijlen levensfase etc. Taak / Domein organisatie (conceptueel, structureel, causaal) complexiteit gereedschappen standaarden gevaren etc.
Onderwijsmethoden Dingen die in de omgeving gemanipuleerd kunnen worden “Ubiquity of interactions” Er zijn geen methoden die wel of niet werken (hoezo evidence-based education?) Sommige methoden werken onder bepaalde condities voor bepaalde uitkomsten Theorie: relateert methoden, condities en uitkomsten aan elkaar
Theorieën en Paradigma’s gewenste uitkomsten Condities doelgroep context taak & domein soort leren paradigma’s onderwijs- methoden
1. Gestaltbenadering 1910-1940 Duitsland (Wertheimer, Koffka, Kohler etc.) en Engeland (Bartlett’s meaning theory) Focus op probleemoplossen en de “flash of insight” Re-organisatie and re-constructie The most important factor influencing learning is insight and understanding. Teaching should be directed towards reaching this goal.
2. (Neo)behaviorisme 1920-1965 Vooral in de VS (Thorndike, Skinner, Tolman etc.) Focus op leren door beloning en straf (“reinforcement”) Operante conditionering, “programmed learning” The most important factor influencing learning is reinforcement: reward of desired behaviors (and punishment of undesired behaviors).
3. Ontwikkelingsbenadering 1930-nu Zeer sterk beïnvloed door het werk van Jean Piaget (Zwitserland, †1980) Focus op cognitieve ontwikkeling sensori-motorische stadium (0-2 jaar) pre-operationale stadium (2-7 jaar) concreet-operationele stadium (7-12 jaar) Formeel-operationele stadium (12-) The most important factor influencing learning is the learner’s stage of cognitive development. Teaching should be at the right level.
4. Dialectisch Materialisme 1940-nu Wortels in Sovjet Unie (Vygotski, Galpjerin, Utrechtse school van Van Parreren etc.) Focus op internaliseren van interacties met de wereld. Past in een socialistisch perspectief Activity Theory (Engestrom) is nu weer erg populair The most important factor influencing learning is (social) interaction with the world. Vygotski: “the mind grows through interaction with other minds”.
5. Informatieverwerkingsbenadering 1950-1975 VS , Europa (Broadbent, Neisser, Craick) Het menselijk brein als informatie-verwerker (“mind as computer”) Focus op verschillende soorten informatieverwerking (encoding, storage, retrieval) Mentale activiteit The most important factor influencing learning is the type of information processing. Active processing of information is the key to learning
6. Cognitief-psychologische symbolische modellen 1970-nu Ausubel, Newell, Simon, J. R. Anderson, van Merriënboer e.v.a Focus op symbolische cognitieve representaties, leren als interpreteren Ausubel: “the most important single factor influencing learning is what the learner already knows. Ascertain this and teach him accordingly.
Four-component instructional design
7. Cognitief-psychologische resource modellen 1970-nu Miller (7 plus or minus 2), Baddeley, Kahneman, Sweller & van Merriënboer Focus op beperkte capaciteit en recources van het menselijk brein (long-term) working memory The most important factor influencing learning is the limited processing capacity of the human mind.
Cognitieve Belastingstheorie
8. Sociaal-constructivisme Populaire benadering in de jaren 1990-nu Von Glasersfeld, Jonassen, Duffy, Wladzawick, Bednar.. Combineert perspectieven uit: Gestalt (probleemoplossen en inzicht) Dialectiek (sociale interactie) Cognitieve psychologie (bouw op voorkennis) The most important factor influencing learning is the construction of meaning. This is an active and social process building on what the learner already knows.
“Decade by findings interactions” inzicht en begrip sociale interactie reinforcement ontwikkelingsstadium mentale activiteit voorkennis gelimiteerde capaciteit betekenisgeving Paradigma’s bepalen waar theorieën “naar kijken”, en daarmee ook de resultaten
Wat betekent dit voor medisch-onderwijskundig onderzoek? Een onderzoeker zonder theorie is een dolende in de woestijn Een onderzoeker met één theorie heeft oogkleppen op en komt niet veel verder Een onderzoeker die gebruik maakt en bijdraagt aan voor hem/haar relevante theorieën draagt een steentje bij aan de hardest science of all…
Discussie en Vragen