Bloedsomloop Rode kleur: met veel zuurstof = zuurstofrijk Blauwe kleur : met veel koolstofdioxide = koolstofdioxiderijk Volwassene: 5 a 6 liter bloed
Bloedvaten 3 verschillende typen Slagaders Aders Haarvaten
Bloedvaten slagaders bloed stroomt van het hart af haarvaten aders bloed stroomt naar het hart toe H A R V T E N A D E R S L A G D E R
Waar ligt je hart? In het midden van de borstholte-de punt is naar links-voor gericht
Uitwendige bouw van het hart kransslagaders R L Blauw = zuurstofarm bloed Rood = zuurstofrijk bloed
Het hart (Je kijkt altijd vanuit de persoon ) bovenkant linkerboezem rechterboezem Onderkant linkerkamer rechterkamer Kleppen Hartkleppen : 2x Slagaderkleppen : 2x
Kleppen zorgen voor éénrichtingsverkeer in het hart Slagaderkleppen Waar ? ingang slagaders Hartkleppen: Waar ? tussen boezem en kamer
Schematische tekening v/h hart hersenen aorta longen longslagader(s) longaders onderste en bovenste holle aders linkerboezem linkerkamer rechterboezem rechterkamer lichaam
De werking van het hart = 70 hartslagen / min boezems trekken zich samen en persen het bloed in de kamers ( 0,1 s ) kamers trekken samen en persen het bloed in de aorta (rood) en in de longslagader(s) (blauw) (0,4 s ) rustperiode voor het hele hart ( 0,4 s ) passieve vulling van de boezems = 70 hartslagen / min
Bloedsomloop Hoe stroomt het bloed in de kleine bloedsomloop? bloed uit rechterkamer longslagader naar longen longblaasjes / haarvaten: zuurstof in bloed, koolzuurgas uit bloed bloed via longader terug naar het hart: linkerboezem
Bloedsomloop Hoe stroomt het bloed in de grote bloedsomloop? bloed uit linkerkamer lichaamsslagader of aorta bloed naar organen, hersenen en spieren zuurstof uit bloed, afvalstoffen erin bloed via aders naar rechterboezem
De bloedsomloop 1. Bovenste holle ader 2. Hersenen 3. Longslagader 4. Longen LB LK 5. Onderste holle ader RB RK 6. Longaders 7. Lever 8. Aorta of lichaamsslagader poortader 9. Nieren 10. Hart 11. Onderlichaam (dij) 12. Maag - darmkanaal
Tekenregels Naam : type : schematisch Klas : Titel: bloedvaten ader en slagader Datum : Vergroting 40 of 100x ______________________________________________________ Dit ga je doen: Maak een schematische tekening van de bloedvaten Werk netjes Teken met potlood Teken groot ;minimaal 2/3 van je tekenblad Benoem de namen van de verschillende onderdelen Horizontale verbindingslijnen
Afbeelding 1 Snede bij stap 4 Afbeelding 2 Snede bij stap 7 glasstaaf snede 1 snede 2 Afbeelding 1 Snede bij stap 4 Afbeelding 2 Snede bij stap 7
Vergelijking slagaders – aders - haarvaten
Neem het volgende schema over en vul in. Gebruik daar bij Bij 1 : naar het hart toe – van het hart af Bij 2 : hoog - laag Bij 3 : dun, weinig elastisch – dik, stevig, elastisch Bij 4 : regelmatig (niet kloppend) – kloppend Bij 5 : meestal diep in het lichaam - meestal minder diep in het lichaam Bij 6 : vrijwel overal kleppen – alleen halve maanvormige kleppen Slagader Ader Stroomrichting ......... ......... Bloeddruk ......... ......... Wand ........ ......... Bloedstroom ......... ......... Ligging ......... ......... Kleppen ......... .........
De bloedcellen
Bloed Rode bloedlichaampjes: Witte bloedcellen: Bloedplaatjes: Rood van kleur Vervoeren zuurstof Witte bloedcellen: Bescherming tegen infecties: bacteriën, virussen Afweersysteem Bloedplaatjes: Stoppen bloeden van wond korstje
Bloedgroepen
+ Anti-B + Anti-A geen Anti + Anti-A en Anti-B De rode bloedcellen van de mens hebben bloedfactoren.
DUS ... Aan rode bloedcellen kan antigeen A en/of antigeen B zitten Bloedgroep : A B AB O (nul) Antigeen aan rode bloedcel : A B A en B - Antistof in bloedplasma : anti-B anti–A geen anti-A en anti-B
Bloedtransfusie = het overbrengen van bloed van een donor naar een ontvanger Donor : geeft bloed met daarin alleen rode bloedcellen aan de rode bloedcel kunnen dus antigenen zitten Ontvanger : krijgt alleen rode bloedcellen van de donor. zijn bloedplasma kunnen antistoffen bevatten tegen de antigenen. AB (universele ontvanger) A B O (universele donor)
Een andere bloedgroep is de resusfactor. in bloedplasma Antigeen aanwezig = Rh + (85%) geen Antigeen afwezig = Rh - (15%) anti-resus
Er kan alleen een probleem ontstaan als de moeder Rh- is en het kind Rh+ . Tegenwoordig kan de moeder anti-antistoffen krijgen. Hierdoor heeft het kind geen kans op afwijkingen.
Percentage van bevolking Bloedgroep Percentage van bevolking O+ 38% A+ 34% B+ 9% O- 7% A- 6% AB+ 3% B- 2% AB- 1%
Het bloed van het kind kan in aanraking komen met dat van de moeder (tijdens de bevalling), de moeder maakt dan anti-resus aan.
Bij een tweede zwangerschap valt dan de anti-resus van de moeder het kind aan.
lymfvaatstelsel Een lymfvaatstelsel is noodzakelijk om weefselvloeistof, die niet direct teruggaat naar de haarvaten, te verzamelen en terug te voeren naar het bloedvatenstelsel. Bovendien maak je in de lymfeklieren antistoffen als je een infectieziekte doormaakt. Die worden ook in het lymfvaatstelsel verzameld en naar het bloed vervoerd.