Bemesting van bodem en substraat Voedingselementen

1. Voedingselementen Hoofd- en spoorelementen Stikstof (N) Fosfor (P) Kalium (K) Magnesium, zwavel en calcium Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.1 Oriëntatie In deze powerpoint leer je de verschillende voedingselementen in de bemestingsleer kennen. Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.2 Hoofd- en spoorelementen Hoofdelementen Stikstof (N) Fosfor (P) Kalium (K) Calcium (Ca) Magnesium (Mg) Zwavel (S) Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.3 Stikstof (N) Stikstof is een belangrijk hoofdelement Is een belangrijk bouwelement voor bladgroen Is een belangrijk bouwelement voor eiwitten Stimuleert de celdeling Stimuleert de celstrekking Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.3 Stikstof (N) Nitraat: Lost snel op in water, snel beschikbaar voor planten Is mobiel Ammonium Werkt langzamer dan nitraat omdat dit ion zich bindt aan humus en kleideeltjes Spoelt minder snel uit Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.3 Stikstof (N) Ureum Is niet direct beschikbaar voor plant Moet eerst worden omgezet Geen verhoging in EC Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.3 Stikstof (N) Nitrificatie (omzetten van ammonium in nitraat) Voorwaarden: Temperatuur tussen 5 en 30 graden Celsius Voldoende aanwezigheid zuurstof Voldoende vocht in de bodem Een Ph hoger dan 4 Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.3 Stikstof (N) Gevolgen van nitrificatie Verzuren van de grond Betere stikstofopname Meer uitspoeling Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.4 Fosfor (P) Functie van P Bouwsteen van de eiwitten Speelt een rol bij de assimilatie en dissimilatie Stimulerende rol bij wortelvorming Stimulerende rol bij afrijping van zaden en vruchten Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.4 Fosfor (P) Fosfaatfixatie Bemesting van bodem en substraat 1. Titel hoofdstuk

1.5 Kalium (K) Functie van K Zorgt voor stevigheid van de cel Kalium maakt enzymen actief die suikers en zetmeel vormen Productie van koolhydraten Regelt de wateropname Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.5 Kalium (K) Kaliopname Kali-ionen worden opgenomen of hechten zich aan klei- humuscomplex Als de plant de ionen opneemt uit het bodemvocht, wordt de concentratie kali-ionen lager Deel van ionen van klei-humuscomplex gaat dan over naar bodemoplossing De kali is dan alsnog beschikbaar voor het gewas Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.6 Magnesium, zwavel en calcium Magnesium is de bouwsteen van bladgroen Magnesiumgebrek treedt vooral op: Bij een lage pH Bij lage temperatuur en droogte Op zandgronden met een hoog kalkgehalte of na kalkgift Na een hoge kaligift; dit heet antagonisme Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.6 Magnesium, zwavel en calcium Zwavel is vooral van belang bij de stofwisseling. Eiwitvorming. Door minder milieuvervuiling minder zwavel in de lucht Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

1.6 Magnesium, zwavel en calcium De functies van calcium zijn: Verhogen van de zuurgraad Verbeteren van de structuur Voedingselement voor de plant Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen

Verwerking Zoek op internet gebreks- en overmaatverschijnselen van de 6 hoofdelementen die we in dit hoofdstuk hebben besproken. Bemesting van bodem en substraat 1. Voedingselementen