Opslag, uitscheiding en bescherming 4 VMBO - GT
Inwendig milieu: Weefselvloeistof en bloedplasma Inwendig milieu: Weefselvloeistof en bloedplasma. - Het constant houden van de samenstelling van het inwendig milieu gebeurd door opname, opslag en uitscheiding. - Hormonen, zintuigen en zenuwcellen hebben hierbij een belangrijke rol. Uitwendig milieu – Lucht in je longen, inhoud van het darm kanaal
Inwendig milieu Opname: Darmkanaal: opname van voedingsstoffen Darmvlokken Opname: Darmkanaal: opname van voedingsstoffen Longen: opname van zuurstof Opslag: In de lever: Glucose (glycogeen), bepaalde mineralen (ijzer) en vitamines In de spieren: Glucose (glycogeen) In het onderhuids bindweefsel: vet Opgeslagen stoffen worden weer in het inwendig milieu ingebracht Uitscheiding: Nieren: urine vooral met water, ureum en zouten Lever: gal met galkleurstoffen Longen: koolstofdioxide Longblaasjes
De lever De lever krijgt bloed op twee manieren: Leverslagader zuurstofrijk (van de aorta) Poortader zuurstofarm (van het darmkanaal) Functies van de lever: Glucose gehalte in het bloed constant houden Bloedeiwitten maken (fibrinogeen) Eiwitten afbreken (ureum) Gal produceren (emulgeert vetten) Afbreken dode rode bloedcellen (galkleurstoffen) Gifstoffen uit het bloed halen (alcohol, drugs, medicijnen) Opslaan mineralen en vitamines
De nieren en de urinewegen Functies: Uitscheden van overtollig water, overtollige zouten, afvalstoffen (oa ureum) en schadelijke stoffen. Wisselende samenstelling Nierschors en niermerg: Vormen urine Urineleiders: Afvoeren urine naar urineblaas Urineblaas: Tijdelijk opslag urine Urinebuis: Afvoeren urine naar buiten
Huid en onderhuids bindweefsel Functie huid: Hoornlaag (dode cellen): beschermt tegen beschadiging, uitdroging, infecties Kiemlaag (levende cellen):Pigment beschermd tegen UV straling Haar/haarzakje, talgklier: Talg huid haar en hoofdhuid soelpel. Lederhuid: Bloedvaten, haarspiertje, zweetkliertjes, zintuigen. Onderhuids bindweefsel: Opslag van vet, isolerend
Lichaamstemperatuur Zoogdieren en vogels hebben een constante lichaamstemperatuur. 37 °C Temperatuurregelcentrum: evenwicht tussen warmteproductie en warmteafgifte Warmteproductie: Verbranding Warmteafgifte: Bloed dat door de huid stroomt Zweten Stijging temp: Bloedvaten wijder Zweetklieren produceren zweet Daling temp: Bloedvaten nauwer Zweetklieren produceren minder zweet Meer verbranding (klappertanden, rillen)
Afweer Lichaamsvreemde stoffen/antigenen: stoffen die niet in het lichaam thuis horen. (Hoornlaag huid, maagsap, slijmvliezen luchtwegen.) Infectie: Ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen. Witte bloedcellen: - Maken antistoffen (specifiek) - Insluiten ziekteverwekker -
Immuniteit Immuniteit: de antistof voor het antigeen is in het lichaam aanwezig. Natuurlijke immuniteit: je hebt zelf de ziekte ondergaan(waterpokken) Kunstmatige immuniteit: Inenting/vaccinatie tegen de ziekte. Actieve immunisatie: Lichaam maakt zelf antistoffen tegen ingebrachte verzwakte/dode ziekte verwekkers. Passieve immunisatie: Lichaam krijgt serum met antistoffen toegediend. Maakt zelf geen antistoffen
Transplantie Aangetast weefsel of orgaan wordt vervangen door ander weefsel/ orgaan. Kan vanuit eigen lichaam of donor. Bij donor kunnen afstotingsreacties optreden. Het lichaam maakt antistoffen op de antigenen van het lichaamsvreemde weefsel of orgaan. Xenotransplantatie: transplantatie ven dieren naar mensen. (toekomst?)
Auto-immuumziekte Bij een auto immuun ziekte keert de afweer zich tegen een of ander orgaan van het eigen lichaam Gevolg: Er worden antistoffen gevormd tegen lichaamseigen eiwitten. De cellen met dit eiwit worden vernietigd.
Bloedgroepen Bloedfactor: Eiwitten op het celmembraan die als antigeen dient voor iedereen die deze stof niet heeft.
Anti A Anti B Bloedfactor A Normaal bloed Gestold bloed Na een verkeerde transfusie Voor de transfusie
Resusfactor Naast de bloedfactoren A, B, AB, O Zijn er nog meer bloedfactoren. Resusfactor Na bevalling vormt moeder antiresus Bij volgende zwangerschap komt antiresus van moeder bij het kind Rode bloedcellen worden afgebroken Moeder direct na 1e zwangerschap antiresus toedienen.
Inwendig milieu De processen in het lichaam zorgen voor een constant inwendig milieu. Processen als: gaswisseling, vertering, stofwisseling. Dit lukt doordat het lichaam stoffen opneemt en uitscheidt.
Inwendig milieu Stoffen opslaan: een teveel aan stoffen kan je lichaam opslaan, deze verdwijnen dan uit je inwendig milieu. Deze stoffen kunnen later weer worden opgenomen in het inwendig milieu. V.b. Vet Stoffen uitscheiden: een teveel aan stoffen kan je lichaam uitscheiden, deze worden uit je inwendig milieu gehaald. Deze stoffen worden uit het lichaam verwijderd. V.b. koolstofdioxide Longblaasjes
Hormonen Hormonen zijn belangrijk voor het inwendig milieu. V.B. Insuline en glucagon, ze regelen de bloedsuiker in je bloed. Insuline zorgt ervoor dat glucose uit het bloed verdwijnt Glucagon zorgt ervoor dat er glucose in het bloed komt
De huid Functie van de huid: Beschermt je b.v. beschadigingen en infecties Gaat verdamping tegen, voorkomt uitdroging Pigment beschermt de cellen in de kiemlaag tegen straling vd zon Eelt en roos Via weefselvocht komen de voedingsstoffen bij de kiemlaag In het onderhuids bindweefsel ligt vet opgeslagen Talg houdt de huid en haren soepel In de huid liggen belangrijke zintuigen
Afkoelen Bij verbranding komt warmte vrij. Deze wordt gebruikt om de lichaamstemperatuur constant te houden. Mensen zijn warmbloedig Hoe? Bloedvaten in de lederhuid verwijden (rood hoofd) Er stroomt meer bloed door de bloedvaten Via de huid wordt de warmte afgegeven Door zweten koel je nog meer af Voor het verdampen van het water uit zweer is warmte nodig Zweet koelt je lichaam af
Opwarmen Soms ontstaat er te weinig lichaamswarmte, het lichaam moet dan opwarmen. Hoe? Bloedvaten in de lederhuid worden nauwer Er stroomt minder bloed door de bloedvaten (bleek hoofd) Zweetklieren maken minder zweet Soms klappertanden of rillen, door beweging komt er warmte vrij Kippenvel (isolerend laagje lucht)
Afweer Sommige stoffen horen niet in je lichaam thuis Antigenen Hoe komen ze in je lichaam? Infectie Bloedtransfusie Orgaantransplantatie Wat zijn het? Schimmels Bacteriën Virussen Antistoffen werken specifiek
Immuniteit = onvatbaar voor een bepaalde ziekte natuurlijk ( je bent ziek geworden en je lichaam heeft antistoffen gemaakt) Immuniteit actief vaccin ( = verzwakte ziektekiemen, je maakt zelf antistoffen) kunstmatig Passief serum (= kant en klare antistoffen)
De “bobbeltjes” op de rode bloedcellen noemen we de bloedfactor De “bobbeltjes” op de rode bloedcellen noemen we de bloedfactor. In het bloedplasma zit antistof tegen het vijandige bloedfactor
A B AB Antistoffen Anti B Anti A - Anti A én Anti B +
Darmvlokken