Beste havo 4.
Programma aankomende 3 lessen Les 1: nabespreken HW, verzekeringen (tm 76) Les 2: inkoopwaarde van de omzet (tm 81) Les 3: kosten duurzame productiemiddelen. (Tm 85)
Wat zijn kosten? Zijn zaken waarvoor je ooit betaald (kan vooraf betalen, achteraf betalen of bij aanschaf betalen zijn). Die zaken gebruik je En zijn daarna niet meer je bezit. Denk aan: loonkosten, huurkosten, rentekosten afschrijvingskosten.
Wat zijn uitgaven die geen kosten zijn Wat zijn uitgaven die geen kosten zijn? (TIP: dan komen ze op de balans) Het aanschaffen van goederen/diensten waarvoor je betaald. Die daarna je bezit zijn (en dus op je balans komen) Denk aan: aanschaf van een auto, pand Maar ook: vooraf betaalde bedragen Maar ook het aflossen van een lening: tenslotte je bezit en je schuld neemt met hetzelfde bedrag af.
Wat zijn opbrengsten? Zijn zaken waarvoor je ooit betaald krijgt (kan vooraf betalen, achteraf betalen of bij aanschaf betalen zijn). Die zaken worden gebruikt. En zijn daarna niet meer je bezit. Denk aan: omzet, maar ook renteontvangsten. verkoop van goederen boven boekwaarde = opbrengst.
Wat zijn ontvangsten die geen opbrengsten zijn Wat zijn ontvangsten die geen opbrengsten zijn? (TIP dan komen ze op de balans). Ontvangsten zijn geldstromen. Geldstromen die geen opbrengsten zijn, zijn bijvoorbeeld: Vooruit ontvangen bedragen. Het verkopen van bezit voor exact dezelfde waarde. (je ruilt dan vaste activa om voor liquide activa)
Wat gebeurd er dus als we vooraf betalen of achteraf betalen. Als we achteraf betalen: Dan hebben we dus wel kosten gemaakt, maar nog niet betaald ontstaat er een schuld Zichtbaar in vraag 66, we hebben 5 maanden gehuurd, maar nog niet betaald dus ontstaat er een huurschuld. Hoe langer we niet betalen, hoe hoger deze schuld wordt tot het moment dat we betalen, dan verdwijnt de schuld volledig. Als we vooraf betalen: Dan hebben we al wel betaald, maar nog niet de kosten gemaakt ontstaat er een bezit. Zichtbaar geworden in vraag 67. Hij betaald vooraf, dus we hebben een bezit. Hoe langer hij huurt, hoe meer kosten hij maakt hoe kleiner het bezit wordt. Wanneer hij net zoveel kosten heeft gemaakt als dat die vooraf betaald heeft wordt ze bezit 0.
Zelfstandig lezen en maken opgave 73 en 74. 9 8 10 11 13 12 7 6 1 2 3 5 4 13 minuten de tijd. Eerder klaar? Huiswerk t/m 77.
Zelfstandig lezen en maken opgave 75 tm 76 8 9 10 6 4 1 5 2 3 10 minuten de tijd. Zorg dat je de theorie eromheen leest. Eerder klaar? Bespreek straks alles wat af is, de rest wordt HW.
Les 2: de kosten van diensten van 3de. Je kan niet alles zelf doen als je een onderneming start, wat wordt hiermee bedoeld? Je moet een gedeelte uit besteden: Je koopt spullen in (inkoopkosten). Je huurt spullen (huurkosten). We gaan vandaag kijken naar de kosten van diensten van 3de.
Zelfstandig lezen en maken opgave 78 en 79. 10 11 13 12 7 6 1 2 3 5 4 13 minuten de tijd. Zorg dat je de theorie eromheen leest. Eerder klaar? Tm 81
Zelfstandig lezen en maken opgave 80 en 81 9 8 10 11 13 12 7 6 1 2 3 5 4 13 minuten de tijd. Zorg dat je de theorie eromheen leest. Eerder klaar? Tm 81
Les 3: kosten van duurzame productiemiddelen.
De kosten van duurzame productiemiddelen. Wat zijn duurzame productiemiddelen? Bezettingen die langer dan 1 jaar meegaan, en zodoende dalen in waarde, welke kosten horen hier bij? Afschrijvingskosten Maar ook installatie en verwijderingskosten Hoe berekenen we de afschrijvingskosten? (Aanschafwaarde + installatiekosten – restwaarde + verwijderingskosten) / economische levensduur. Stel ik koop een machine voor 100 euro + 10 euro installatiekosten, de restwaarde = 50 euro en de verwijderingskosten 10 euro. De economische levensduur is 7 jaar. 100 + 10 – 50 + 10 = 70 70 / 7 = 10 euro per jaar.
Om de afschrijving te bepalen moet je weten hoelang het product mee gaat. Onderscheid tussen de technische en economische levensduur Technische levensduur: periode dat het productiemiddel prestatie levert. Economische levensduur: periode dat het productiemiddel winstgevende prestaties levert. We gebruiken vaak de economische levensduur om de afschrijving te betalen. Een andere afschijvingsmethode is afschijven met een vast % van de aanschafprijs.
Zelfstandig maken opdracht 82 en 83 10 9 11 12 15 14 13 8 7 2 1 6 3 4 5 15 minuten de tijd. Eerder klaar? Maak tm 85 (dit is huiswerk)
Zelfstandig maken opdracht 84 en 85 10 9 11 12 15 14 13 8 7 2 1 6 3 4 5 15 minuten de tijd. Eerder klaar? Uit het raam kijken.
2 systemen. geen afschrijvingsrekening. Duurzame productiemiddelen staan voor de boekwaarde op de balans, afschrijvingen verminderen de waarde op de balans. Wel afschrijvingsrekening. Duurzame productiemiddelen staan voor de aanschaffingsprijs op de balans. Afschrijvingen verhogen het bedrag op de afschrijvingsrekening. Op de afschrijvingsrekening staat wat er tot dan is afgeschreven op het productiemiddelen. Aanschafprijs – bedrag afschrijvingsrekening = boekwaarde.
Zelfstandig maken opdracht 86 en 87 en 88 10 9 11 12 15 14 13 8 7 2 1 6 3 4 5 15 minuten de tijd. Eerder klaar? Uit het raam kijken.