kronkebonker 1 Kronkebonker houdt van donker, als het licht is komt hij niet, want hij wil niet dat mijn zusje of een ander kind hem ziet.
kronkebonker 2 Kronkebonker houdt van donker, hij woont achter het gordijn, hij is elke avond anders, maar dat vind ik juist zo fijn.
kronkebonker 3 Kronkebonker houdt van donker, hij kruipt over het behang, soms is hij een roverhoofdman, soms een spook en soms een slang.
kronkebonker 4 Kronkebonker houdt van donker, soms is hij een dikke spin, die een web maakt op mijn kastdeur, en dan lokt hij mij erin.
kronkebonker 5 Kronkebonker houdt van donker, och, ik ken hem al zo lang, soms schrik ik me wel een hoedje, maar ik ben toch nooit zo bang.