Friedrich Schiller: Esthetica en vrijheid
Friedrich Schiller: Esthetica en vrijheid
Friedrich Schiller: Gezelligheid
Friedrich Schiller: Gezelligheid
Relevante Werken Literatuur Geschiedenis: Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande; Geschichte des dreißigjährigen Krieges; filosofie van de historiografie Filosofie/esthetica: Die Schaubühne als moralische Anstalt betrachtet (ca. 1784) Philosophische Briefe (1786) Über den Grund des Vergnügens an tragischen Gegenständen (1792) Kallias oder über das Schöne (1793) Über Anmut und Würde Vom Erhabenen Über die ästhetische Erziehung des Menschen (1795) Über naive und sentimentalische Dichtung
Friedrich Schiller: Esthetica tussen verlichting, classicisme en romantiek “Sapere aude!” Kunst als instrument (“Werkzeug”) voor een bemiddeling tussen theorie en praktijk; parallelle functie van het mooie en het sublieme Brugfunctie; eenheid van het systeem 2 fundamentele wetten: Realiteit + formaliteit antropologische benadering: driften; “Sinnlicher Trieb” en “Formtrieb”; revolutie van de “Empfindungsweise” Overgang tussen deze twee driften? “Spieltrieb”: der Mensch “ist nur da ganz Mensch, wo er spielt”
Ästhetische Briefe 26, 27: Spel, Vrijheid, Schein Schein/Schijn Esthetische schijn vs. logische schijn gerelateerd aan zintuigen: visuele, akoestische waarneming product van de mens, niet van de dingen abstractie vorm - materie “innerlijke” realiteit; niet substantieel; “ideale” wereld Spel Speldrift “lebende Gestalt”: verandering + “zijn” voorspel in de natuur (eenheid mens/natuur) overgang als sprong objecten “provide an incentive to respond actively” Vrijheid
Friedrich Schiller: ‘Anthropologische esthetica’ Emoties en motivatie “Pflicht zur Neigung machen” genetische verklaring; integratie van filosofie, esthetica, geschiedenis, fisiologie
Non-platonische ideale esthetica Schijn Esthetica en moreelfilosofie: moreele functie van het esthetische
Friedrich Schiller: Sporen der Romantiek Interactie tussen esthetische theorie en kunst: Eenheid Vrijheid Breede opvatting van “Handeln”: “Poëzie” Friedrich Schlegel: “Die Französische Revolution, Fichtes Wissenschaftslehre, und Goethes Meister sind die größten Tendenzen des Zeitalters”
Schiller: “Die Künstler”, 1789 “filosofisch” gedicht Kunst als een typisch menselijke activiteit ontwikkeling van kunst: natuur - kunst - kunst op basis van kunst; “immer schönere Schöne”, “höchste Schöne” genetisch-antropologische aspecten nieuwe vermogens in een “Überbietung” van Kant: geest