6A1 Stofwisseling B5 Regulatie van de genexpressie. B6 Mutaties.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Genregulatie en Epigenetica.
Advertisements

DNA Korte herhaling.
Hoofdstuk 3: DNA Eiwitten zijn belangrijk als bouwstof en het regelen van processen. In DNA zit de informatie voor het maken van eiwitten. DNA kan gebruikt.
Darmkanker en Erfelijkheid
Homologe Recombinatie
Enzymen I Eiwitten maken voor meer dan 50% uit van het gewicht aan drooggewicht van de meeste cellen. Meest belangrijke eiwitten zijn enzymen Enzymen.
21.3 PCR-techniek Dubbelstrengs DNA verhitten, resultaat: enkelstrengs DNA Afkoelen Binding complementaire DNA-primers op specifieke plekken los DNA.
1 van genotype tot fenotype
Eiwit als van een ei alleen dan anders….
DNA en chromosomen (4.6).
Vertaalslagen in een cel
Transcriptie DNA overschrijven.
1 van genotype tot fenotype
Hoofdstuk 10 : Van DNA tot eiwit
Een cel is een systeem van
DNA & Mutaties
Van genotype tot fenotype
DNA Replicatie 1. Origineel DNA molecuul: dubbele streng
Thema 4 DNA Basisstof 1 Van genotype tot fenotype
Computer – DNA Een vergelijking. Computer DNA Hardware: elektronische verbindingen in chips Code binair(2-tallig): 0 en 1 Hardware: rug van suiker en.
DNA en DNA mutaties: celkern met DNA chromosoom
Centrale vraag Hoe kunnen inzichten in de moleculaire biologie helpen om ziektes te begrijpen, te voorkomen en te genezen?
Genexpressie = de mate waarmee het DNA van een gen gekopieerd wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuursequentie.
DNA Erfelijke materiaal. Twee nucleotiden ketens
Keuze-opdracht 3-1.
DNA en eiwitten.
Paragraaf 3.3 DNA vertaald.
HIV replicatie.
Genexpressie = de mate waarmee het DNA van een gen gekopieerd wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuurvolgorde.
Paragraaf 3.4 Stabiliteit van DNA.
DNA 5 havo 2014.
Hoofdstuk 14 Chemie van het leven.
Thema 8 Moleculaire genetica
Thema 8 Moleculaire genetica
Thema 8 Moleculaire genetica
Basisstof 6 & 7: Chromosomen en Celdeling
B. Stof 3 Hoofdthema’s in de Biologie
HAVO 4 Boek: biologie voor jou HAVO A
Thema 8 Moleculaire genetica
BIO 42 Transcriptie.
Inleiding keuzemodule TBK31
RFLPs SNPs Micro-array
BIO 42 Het centrale dogma.
of de synthese van eiwitten
Moleculaire mechanismen van genexpressie
Transcriptie (bij pro- en eukaryoten) Splicing, gewoon en alternatief
From Gene to Protein (CHMBCM21) College 2, CHMBCM21
DNA, RNA en Eiwitsynthese
B5 translatie en eiwitsynthese
Genexpressie B6.
College 6: Regulatie van gen expressie
Regulatie van de genexpressie. Mutaties. Genetische modificaties.
13.4. t/m De ruimtelijke vorm van eiwitten Nadat een eiwit in de cel is aangemaakt, vouwt het zich spontaan in een kluwen, die kenmerkend is voor.
6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3). Hoe haal je de INFO van het DNA? Volgorde van de ‘letters’ A-T-G-C = info. Één gen bevat de info voor één.
B4 TRANSCRIPTIE. DEZE LES Uitleg B4 Transcriptie Nakijken opdrachten B3 Opdrachten maken B4.
Thema 3 Organen en cellen
Thema 4 DNA. Genotype - Fenotype genotype: de erfelijke eigenschappen die vastliggen in het DNA (in de genen). fenotype: alle uiterlijk waarneembare kenmerken.
2 DNA ©JasperOut.nl.
Abstract thema Extra oefenen via Bovenbouw Havo/Vwo
6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3).
Hoe wordt HIV-DNA geïntegreerd in het gastheerDNA?
Biotechnologie. Veredeling : kruisingen en selectie planten gunstige eigenschappen combineren Weefselkweken: voor produceren van medicijnen, insecticiden.
VMBO – 2 kader Thema: Erfelijkheid en Evolutie Basisstof 2
DNA & Mutaties
Eiwit synthese.
Mutaties in DNA Concept 4. Wat is een mutatie? Een verandering in het DNA vb punt mutatie dat is de verwisseling van 1 basenpaar Sikkelcelanemie: de rode.
DNA, RNA en Eiwitsynthese
Mutaties.
Transcript van de presentatie:

6A1 Stofwisseling B5 Regulatie van de genexpressie. B6 Mutaties. B7 Genetische modificaties.

Genexpressie De mens heeft ongeveer 30.000 genen die alle in bijna elke lichaamscel aanwezig zijn. Slechts een klein aantal genen is nodig in een bepaalde cel. Genexpressie: het tot uiting komen van een gen Alle andere genen zijn geblokkeerd

Enzyminductie. Induceren = op gang brengen. Lactose toevoegen = de inductor Veroorzaakt toename van bacterie-eiwitten = het enzym B-galactosidase.

Soorten genen. Structuurgen: info voor eiwitsynthese vorming mRNA + tRNA + rRNA. Promotor: plaats waar het RNA- afb 67 polymerase kan binden. Operator: plaats waar de repressor zich kan binden. Regulatorgen: produceren repressoren.

Blokkering van genen. Genen zijn afgedekt door eiwitten: Repressormolecuul is gebonden aan operator RNA-polymerase kan dan niet binden aan promotor Transcriptie wordt daardoor verhinderd Het gen kan dus niet afgelezen worden.

De repressor blokkeert de operator De repressor blokkeert de operator. De repressor is geblokeerd  geen eiwitsynthese

Lactose blokkeert de repressor dus opheffing repressie door inductor Lactose blokkeert de repressor dus opheffing repressie door inductor. De operator is vrij  mRNA synthese  eiwitsynthese

Blokkeren van de repressor. Inductor: het substraat blokkeert de repressor. Co-repressor: zorgt ervoor dat een eiwitten repressor juist kan binden. Een repressor kan dus actief of inactief zijn.

Mastergenen. Sturen vele genen tegelijk aan. Genen inschakelen of juist uitschakelen. Bij embryonale ontwikkeling. Bijv. Specialiseren tot spiercellen? Actine en myosine: andere specifieke eiwitten NIET

DNA bevat ‘overbodige’ stukken De functie van deze ‘introns’ is onduidelijk. Ze worden eruit geknipt.

De introns worden uit het mRNA geknipt.

RNA-interferentie. RNA speelt een rol bij regulatie van de genexpressie. En ‘dicer’ knipt korte stukjes = micro RNA (miRNA). miRNA bindt aan een eiwit  miRNA-eiwitcomplex. Dit eiwitcomplex blokkeert de translatie en breekt doel-m_RNA af

Mutaties. Plotselinge verandering van het DNA. Mutaties zijn erfelijk. Broomuracil is een mutagene stof. Punt-mutatie.

Mutaties. Vooral effectief in geslachtscellen. Er ontstaat een ander M-RNA. Één ander aminozuur hoeft geen effect te hebben. Wel als het bv in het actieve centrum van een enzym zit. Het gen in het homologe chromosoom kan de werking van een defect gen overnemen. De meeste mutaties zijn recessief.

Mutagene straling. UV-straling verbreekt verbindingen. 2 T-nucleotiden gaan een binding aan. Repair-enzymen kunnen deze schade herstellen Radioactieve straling is mutageen.

Chromosoom-mutatie. Een of meer genen worden losgeknipt en in een ander chromosoom geplakt. Transposons = verplaatst DNA.

Genoom mutatie Een chemisch stof voorkomt de verdeling van de chromosomen tijdens de mitose. Normale cel = 2N. Deze cel heeft 4N. Bv graan en tomaat.

Non-disjunctie Bij de kerndeling komt een chromosoom teveel in een dochtercel. Bv syndroom van Down.